De vijftig regios van Friesland

De vijftig regios van Friesland

Wie verder inzoomt op Friesland onderscheidt vijftig regio's. Al deze regio's kennen een diverse oorsprong. Sommige regio's danken hun bestaan aan de historie waarin dorpen sociaal en economisch op elkaar of op een stad waren aangewezen. Andere regio's worden gekenmerkt door de nabijheid van een bepaald natuurgebied of een belangrijke waterpartij. Weer andere regio's zijn bijzonder vanwege hun unieke ligging en geologie.

Een paar voorbeelden, ten Noorden van Dokkum ligt een gebied vol terpen, middeleeuwse kerken omzoomd door de dijk van de Waddenzee. Nabij Sneek verbinden de Hemmen het huidige Friese merengebied met het gebied van de voormalige Middelzee. Eeuwenoude meanderende dijken en dijkjes getuigen hiervan. Het Lauwersmeergebied en omgeving Drents-Friese Wold zijn regio's die hun naam te danken hebben aan een nabijliggend natuurgebied. Gaasterland spreekt voor zich, grotendeels gevormd door de laatste ijstijd. De Waddeneilanden Ameland, Terschelling, Vlieland en Schiermonnikoog zijn de spreekwoordelijke kersen op de taart.

Maar zo zijn er nog meer dan veertig andere regio's te onderscheiden in Friesland. Leer ze hieronder allemaal kennen

 


Sneek behoeft eigenlijk geen toelichting: het is één van de Friese Elfsteden en hét watersportcentrum van de provincie. Hoogtepunten van het watersportseizoen zijn de finale van het skûtsjesilen en natuurlijk de Sneekweek, die wordt geopend met de traditionele vlootschouw.

Maar het bruisende Sneek heeft meer te bieden dan alleen de watersport: tal van winkels, gezellige cafés, goede restaurants, muziek, theater en het hele jaar door verschillende evenementen. En dat alles in een prachtige, historische ambiance. Iedereen kent de beroemde Waterpoort, maar de stad telt nog vele andere monumenten. In een aantal daarvan zijn musea gevestigd. Het Fries Scheepvaartmuseum biedt een veelzijdig beeld van de geschiedenis van de Friese scheepvaart van de 17de tot de 20ste eeuw. In het NS-station zit het Nationaal Modelspoormuseum. Hier kon u tot 2014 ook de stoomtrein naar Stavoren nemen. Aan het schilderachtige Kleinzand vindt u het bezienswaardige winkeltje van de beroemde distilleerderij Weduwe Joustra.

Kunstliefhebbers kunnen hun hart ophalen in verschillende galeries, waaronder Galerie Het Lam en Galerie Peter Bax. Kijk ook eens op www.kunstkast.nl.

Wilt u de relatieve drukte van Sneek even ontvluchten? In het gebied ten oosten en noordoosten van de stad treft u een oase van rust! Deze streek wordt wel aangeduid als de "Lege Geaën", de lage gebieden. Geniet hier van de stilte en het typisch Friese landschap met zijn prachtige vergezichten en indrukwekkende wolkenluchten.

De nabijheid van de Snitsermar geeft het gebied nog een extra dimensie, in landschappelijk opzicht, maar ook voor natuurliefhebbers. Samen met de aangrenzende polders vormt het een interessant en rijk natuurgebied van zo’n 1200 hectare. Het is onder meer van groot internationaal belang voor veel watervogels.

Dwars door het gebied slingert de Snitser Âldfeart. De meeste dorpen zijn daarmee verbonden door middel van zogenaamde ’opvaarten’. Een ander karakteristiek landschapselement is de Griene Dyk. Deze dijk, die loopt van Sneek naar Jirnsum, werd in de 12e eeuw aangelegd om het laaggelegen gebied te beschermen tegen overstromingen vanuit het zuidoosten.

Scharnegoutum, Gauw, Goënga, Loënga en Offingawier staan ook wel bekend als de "Snitser Fiifgea". Gauw, Goënga en Offingawier zijn verstilde, authentieke dorpjes die de weidsheid van het landschap even onderbreken. In Offingawier is in een oud pand met een moderne aanbouw een galerie gevestigd. Niet te missen als u door het dorp rijdt. Ten oosten van het dorp, aan de Snitsermar, ligt het drukbezochte recreatiecentrum De Potten.

Het grootste dorp van de Snitser Fiifgea is Scharnegoutum, dat is ontstaan op de oostelijke oever van de voormalige Middelsee. Het dorp is mooi gelegen aan De Swette, die lange tijd de belangrijkste verbinding was tussen Leeuwarden en Sneek en tegenwoordig, als onderdeel van de Middelseeroute, vooral van belang is voor de pleziervaart. Op de vlag en het wapen van het dorp staat een vijfpuntige ster, die de vijf dorpen van de Snitser Fiifgea symboliseert.

Loënga is nog net niet opgeslokt door Sneek. Om deze bijzondere enclave te beschermen tegen de oprukkende verstedelijking is een landschapsplan gemaakt en uitgevoerd. Onderdeel daarvan was het graven van een haventje en een vaarverbinding met De Swette.

In het noordelijk deel van de Lege Geaën liggen de charmante dorpjes Sibrandabuorren, Tersoal en Poppenwier. Het laatste is een beschermd dorpsgezicht en zeer schilderachtig. In Sibrandabuorren staat nog de voormalige zuivelfabriek "De Lege Geaën", die van 1891 tot 1975 in bedrijf was. Over de Sibrandabuorsterfeart, de verbinding met de Snitsermar, ligt een prachtige brug uit 1865. Ook Tersoal heeft een vaarverbinding met het meer. Alle drie dorpen zijn via een opvaart verbonden met de Snitser Âldfeart. Het vele water is jaarlijks het toneel voor het zogenaamde "preamkeskowen" nemen zes dorpen in het gebied het tegen elkaar op in een wedstrijd met karakteristieke pramen.

Ten noorden van Dokkum ligt een prachtig en nog grotendeels onontdekt gebied. Het landschap wordt gekenmerkt door prachtige vergezichten, schilderachtige terpdorpjes, eeuwenoude kerkjes, verschillende soorten molens, statige boerderijen, meanderende stroompjes en oude dijken.

De kuststrook wordt gedomineerd door de imposante zeedijk. Deze is in de jaren `70 van de vorige eeuw op Deltahoogte gebracht (5 meter boven NAP). Daarmee leek de strijd tegen het water definitief beslist. Maar inmiddels is duidelijk dat de dijk in de toekomst toch nog verhoogd zal moeten worden. Buitendijks liggen de kwelders, die alleen bij storm en extreem hoogwater nog onderlopen. Direct achter de dijk liggen de dorpjes Wierum, Paesens en Moddergat. Het visserijverleden is hier nog duidelijk voelbaar en zichtbaar. Op de dijk bij Wierum en Moddergat staan twee indrukwekkende monumenten die herinneren aan de grote vissersrampen die hier eind negentiende eeuw plaatsvonden. Het eeuwenoude kerkje van Wierum staat bijna tegen de moderne, strakke zeedijk aan, hetgeen een prachtig contrasterend beeld oplevert.

Naar het westen liggen Ternaard en Holwerd. Hier is ten noorden van de oude dijk een nieuwe dijk aangelegd. Over de oude dijk loopt een weg die een mooi uitzicht biedt op het oude en het nieuwe land. De weg van Holwerd naar Dokkum voert over een paar terpen met daarop kleine dorpjes. Eén daarvan is Foudgum, waar de dichter Francois HaverSchmidt, alias Piet Paaltjens, van 1859 tot 1863 predikant was. De pastorie is thans een Bed and Breakfast.

De kuststrook wordt gevormd door een oude kwelderwal. Door de hogere ligging vindt hier voornamelijk akkerbouw plaats. Verder landinwaarts ligt het land lager en is sprake van veeteelt. Het is een prachtig, ongerept terpenlandschap waar u al fietsend of wandelend tot rust zult komen. Niet voor niets bevindt zich hier, even ten zuiden van Hantum, een Boeddhistisch meditatiecentrum. Het gebouw in de vorm van een Indiase `stoepa` (tempel) heeft in deze omgeving een vervreemdend effect en is alleen om die reden al een bezoekje waard.

Door het gebied slingert zich verder het riviertje de Peasens. In 1860 werd daarin een `ontzaggelijk groote visch` ontdekt. Na een verwoede strijd die twee dagen duurde, werd de 2.60 meter lange steur in de opvaart naar Niawier gevangen. Het vlees (en de kaviaar?) werd verkocht aan een aantal vermogende Kollumers. De huid van het beest werd opgevuld met stro en is tegenwoordig nog steeds te bewonderen in het dorpshuis van Niawier.

De zuidelijke grensstreek van Friesland is een gebied vol afwisseling: open gras- en akkerland, houtwallen, bos, heide, moeras en water. Het gevarieerde landschap gaat hand in hand met een rijke natuur en een zeer boeiende cultuurhistorie. Hier lopen Friesland, Drenthe en Overijssel vrijwel ongemerkt in elkaar over. Het punt waar de provinciegrenzen elkaar raken, ligt ’in the middle of nowhere’ en is alleen herkenbaar aan een (overigens niet gemakkelijk te vinden) grenspaal.

Een zandrug tussen Oldemarkt en Noordwolde vormt de oudste ontginningsas in het gebied. De reeks dorpen langs deze as ontstonden eeuwen geleden al. Begin zeventiende eeuw werd begonnen met het afgraven van de veengronden. Ten behoeve van de afvoer van de turf werden vanuit Steggerda, Vinkega en Noordwolde vaarten gegraven naar de Lende. Het hoogtepunt van de vervening lag tussen 1650 en 1750; in 1800 was het rond genoemde dorpen vrijwel gedaan met de turfproductie. Na verloop van tijd werd een nieuwe bron van inkomsten gevonden in de rietvlechterij, die zich aan het eind van de negentiende eeuw ontwikkelde tot een serieuze bedrijfstak. In Noordwolde werd in 1912 de Rijksrietvlechtschool opgericht, waarin tegenwoordig het Nationaal Vlechtmuseum gevestigd is.

Evenwijdig aan de grens met Drenthe en Overijssel loopt een lange, rechte weg met de intrigerende naam Vierdeparten. In de tijd van de turfgraverij liep langs die weg een vaart die de Steggerdavaart, de Vinkegavaart en de Noordwoldervaart met elkaar verbond. Om van die dwarsvaart gebruik te maken, moest pacht betaald worden: éénvierde part (= deel) van de hoeveelheid per schip vervoerde turf. In de negentiende eeuw, toen de turfwinning beëindigd was, werd de grond aan weerskanten van de weg aangekocht door de ’Maatschappij van Weldadigheid’. Die organisatie was in 1818 opgericht om de armoede in met name de steden te bestrijden. Ver weg van die steden, in het grensgebied van Drenthe, Friesland en Overijssel, werden landbouwkolonies gesticht, waar de ’behoeftigen’ aan het werk konden, met als doel dat ze uiteindelijk op eigen benen zouden komen te staan. De Vierdeparten was onderdeel van de Wilhelminaoord-Kolonie. Iets verder naar het zuidwesten, in Overijssel, werd de Willemsoord-Kolonie gesticht.

De Maatschappij bestaat nog steeds en is gevestigd in de voormalige Frederiksoord-Kolonie. Tegenwoordig richt ze zich op het behoud van het rijke erfgoed, dat bestaat uit arbeidershuisjes, boerderijen, fabrieken, scholen, bejaardenhuizen (!), etc. In Frederiksoord is ook museum De Koloniehof gevestigd. Een ander, zeer bijzonder museum is het Miramar Zeemuseum in het nabijgelegen Vledder. In dat dorp bevindt zich verder Museums-Vledder, drie musea onder één dak: een museum voor hedendaagse grafiek, een museum voor hedendaagse glaskunst én, uniek in de wereld, een museum voor valse kunst.

Behalve een rijke en interessante cultuurhistorie kent het gebied ook een gevarieerde natuur. Direct ten zuiden van Noordwolde ligt het 100 hectare grote Spokebos, met daarin recreatieplas de Spokeplas. Verder naar het zuiden, in Drenthe en Overijssel, worden bosgebieden afgewisseld door grasland, akker en heide. De Noordwoldermeenthe is een heidegebied ten noorden van Noordwolde. Tussen dat gebied en het dorp ligt het Jeudse Karkhof, een door eiken omzoomde Joodse begraafplaats, die boven de afgegraven omgeving uitsteekt. Verder naar het westen ligt het natuurgebied Lendevallei, een gevarieerd moerasgebied aan weerskanten van de Lende. Dat riviertje leent zich uitstekend voor een prachtige kanotocht. Ook voor wandelaars en fietsers biedt het gebied talloze mogelijkheden. Als u een route plant in de buurt van Steggerda, raden wij IJsboerderij De Saks van harte aan als plek voor een korte of langere pauze. Deze Saksische boerderij werd gebouwd in 1731 en is één van de oudste boerderijen van Friesland.

Het Friese Waddeneiland Terschelling is natuurlijk bekend vanwege Oerol, het theaterfestival dat sinds 1981 ieder jaar in juni plaatsvindt op het eiland. Het is uitgegroeid tot één van de grootste festivals voor straat- en locatietheater in Europa en trekt ieder jaar vele duizenden bezoekers. Maar Terschelling is meer dan alleen Oerol. Veel meer!

Het grootste van de Friese waddeneilanden biedt in elk jaargetijde alles voor een korter of langer verblijf. Het vakantiegevoel begint al bij het vertrek uit Harlingen. En dat gevoel groeit naarmate het silhouet van het eiland, met de eeuwenoude Brandaris, zich steeds scherper tegen de horizon begint af te tekenen.

De boot meert aan in het levendige West. Van daaruit loopt, via een groot aantal dorpen, gehuchten en buurtschappen, de weg die voor auto's de enige verbinding is met de rustige en ruige oostkant. Van oorsprong worden op het eiland maar liefst drie dialecten gesproken: het 'Westers' (of 'Westerschylgers') in West-Terschelling, het 'Midslands' (of 'Meslônzers') in Midsland en het 'Aasters' in de dorpen ten oosten daarvan.

Het eiland kent een grote diversiteit aan landschappen. Uitgestrekte stranden, beschutte bosgebieden, het steeds wisselende duinlandschap, de agrarische polder en het schilderachtige wad. Tachtig procent van het eiland bestaat uit natuur. De 'topper' op dat gebied is de Boschplaat, een uniek natuurgebied dat bestaat uit strandvlaktes, duinen en kwelders die door slenken doorsneden worden. Als één van weinige gebieden in Nederland heeft de Boschplaat al sinds 1970 het predikaat 'Europees Natuurreservaat'.

In de laaggelegen, vochtige duinvalleien, de zogenaamde 'plakken', groeit de cranberry. Deze uit Amerika afkomstige plant is op het eiland terecht gekomen nadat in 1845 een vat met bessen van de plant was aangespoeld. De cranberry wordt gebruikt bij het maken verschillende producten, waaronder jam, wijn en azijn.

Voor elk wat wils. Dat is Terschelling. Natuur, cultuur, cultuurhistorie, rust, vertier. Het noemen van een paar highlights zou de rest tekort doen. Dat doen we dus niet. Bovendien is veel leuker om het eiland zélf te ontdekken en je eigen, persoonlijke highlights te bepalen.

Nou vooruit, misschien toch goed om de goed gevulde evenementenagenda van VVV-Terschelling er even op na te slaan als je een bezoek aan Terschelling overweegt. 

In dit schitterende gebied treft u veel water, héél veel water: behalve de Snitsermar zelf ook de talloze vaarten, sloten en poelen daaromheen. Het is dus in eerste instantie een paradijs voor de watersporter! Maar ook voor degenen die liever vaste grond onder de voeten hebben heeft het gebied zeer veel te bieden. Prachtige vergezichten, vertier, cultuur, cultuurhistorie, natuur, rust en stilte. Een goede manier om het gebied te ontdekken is per fiets. U zou bijvoorbeeld een Rondje Sneekermeer kunnen doen

Top en Twel is de lokale benaming voor de dorpen Oppenhuizen en Uitwelingerga, die in het Fries Toppenhuzen en Twellingea heten. Het gebied rond de dorpen bestaat uit een wirwar van vaarten, sloten en meertjes. Vergeleken met de nabijgelegen Snitsermar en het druk bevaren Prinses Margrietkanaal is het hier een oase van rust op het water.

Langs de weg door beide dorpen staat een kunstwerk dat ’de drie reuzen’ symboliseert, die volgens een legende verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van een drietal vaarten in het gebied. Top en Twel heeft ook de niet-watersporter het nodige te bieden: een galerie, een aantal kunstenaars wiens werk u (op afspraak) bij hun thuis kunt bekijken en een kookstudio. Ook heel aardig is het bewaard gebleven tramhuisje in Uitwellingerga, dat hoorde bij de inmiddels al lang verdwenen tramlijn Sneek-Joure.

Ten oosten van de Snitsermar liggen de Lege Wâlden: de Lage Wouden. Door de lage ligging was het lang een ondoordringbaar, moerassig gebied. Het laagveen werd vanaf de tiende eeuw in cultuur gebracht, maar tot ver in de negentiende eeuw stond het gebied iedere winter nog onder water. Daardoor ontwikkelden zich zogenaamde blauwgraslanden. De ’Blaugerzen’ ten oosten van Akmarijp is het grootste aaneengesloten areaal blauwgrasland van Nederland. Hier is ook het Ooievaarsdorp-Akmarijp een bezoekje waard.

Nog wat verder naar het oosten ligt het nogal geïsoleerde Vegelinsoord, dat eerder Stobbegat genoemd werd en pas in 1955 zijn huidige naam kreeg. Het dorp is genoemd naar de adellijke familie Vegelin, die een belangrijke rol speelde bij de ontwikkeling van het gebied ten noordoosten van Joure. Vegelinsoord ligt in het noordelijk deel van de Haskerveenpolder, dat pas in de eerste helft van de twintigste eeuw in cultuur gebracht is.

Goïngarijp is een watersportdorpje dat populair is vanwege de prachtige ligging aan de naar het dorp genoemde poelen. Die Goïngarijpster Poelen staan in directe verbinding met de Snitsermar en zijn tijdens de beroemde Sneekweek deel van het wedstrijdwater. De rest van het jaar overheersen rust en stilte.

Ook het rustige en vriendelijke Terkaple heeft zijn ´eigen´ poelen. Aan de noordwestkant daarvan ligt Terherne. Behalve als watersportcentrum is dit dorp ook bekend door het Avonturenpark Kameleondorp. Een andere trekker in dit gezellige dorp is de Klassieke Schepenhaven. Het spreekt voor zich dat Terherne ook wat betreft terrasjes, restaurants en overnachtingsmogelijkheden volledig ingesteld is op het toerisme.

Ten noordoosten en oosten van Leeuwarden ligt een zeer bijzonder gebied. Vrijwel nergens in Nederland zijn op zulke korte afstand van elkaar zulke verschillende landschappen te zien. Bossen, rietmoerassen, weidegebieden, veenplassen, boomsingels: de Trynwâlden bieden zeer veel afwisseling.

Volgens een legende ontleent het gebied zijn naam aan een rijke weduwe, Tryntsje. Deze liet haar zeven zonen elk een boerderij met veel grond na. Rond die boerderijen bouwden de zonen volgens het verhaal ieder hun ’eigen’ dorp. Zo werd Âldtsjerk (Oudkerk) vernoemd naar de oudste zoon, Oentsjerk naar zoon Oene, Gytsjerk naar Gieke, Roodkerk naar Rode, Ryptsjerk naar Rype, Tytsjerk naat Tiete en Wyns naar Wynse. Tegenover het dorpscafé in Oentsjerk staat een kunstwerk dat Tryntje en haar zeven zonen uitbeeldt.

De zes ’kerkdorpen’ liggen op een smalle, noord-zuid lopende zandrug. Dit bosrijke gebied was vroeger al in trek bij de adel, die er hun buitenverblijven lieten bouwen. Een aantal daarvan zijn bewaard gebleven: De Klinze, Stania State en Vijversburg. Alle drie worden ze omgeven door een 19e eeuws park in de Engelse landschapsstijl, ontworpen door de vermaarde Lucas Pieter Roodbaard.

In westelijke richting gaat het besloten landschap abrupt over in een weids polderlandschap. Hier leggen deelnemers aan de Elfstedentocht hun laatste kilometers af, voordat ze finishen op de Bonkevaart, die direct naast de westelijke toegangsweg van Leeuwarden loopt. De brug over het Ouddeel is omgetoverd tot een uniek monument voor de ’Tocht der tochten’.

Ten zuiden van Giekerk ligt het natuurgebied De Grote Wielen, dat bestaat uit plassen, rietmoerassen en laaggelegen weilanden. Tussen dit gebied en het verder naar het oosten gelegen Ottema-Wiersmareservaat is een ecologische verbindingszone aangelegd: de Bouwe Pet, een moerasachtig gebied.

Ten oosten van Oenstjerk is de overgang van de bossen naar het open veenweidegebied veel geleidelijker. Hier worden bospercelen afgewisseld door open plekken, hetgeen vanaf de kleine weggetjes, zandpaden en ruiterpaden prachtige doorkijkjes oplevert.

Het zal duidelijk zijn: de Trynwâlden hebben eigenlijk alles te bieden voor een aangenaam verblijf. Een prachtig, afwisselend landschap, gevarieerde natuur, water en een rijke cultuurhistorie. En dat alles binnen fietsafstand! Maar behalve voor fietsen leent het gebied zich ook uitstekend voor wandeltochten en is het een paradijs voor ruiters en de (kleine) watersport.

Vaak wordt gezegd dat Friesland eigenlijk eindigt bij het riviertje de Tsjonger: ten zuiden daarvan liggen de Stellingwerven, een gebied met een geheel eigen karakter en cultuur. Hier praat men ook geen Fries, maar "Stellingwarfs", een nedersaksisch dialect dat ook in het aangrenzende deel van Overijssel en Drenthe gesproken wordt. Alles over de geschiedenis van dit bijzondere gebied vindt u op www.stellingwerven.dds.nl.

De Tsjonger (Kuunder in het Stellingwerfs) en de Lende zijn twee riviertjes die bijdragen aan de afwatering van het Drents Plateau. Precies tussen deze stroompjes, waar het land hoger en dus droger was, is een aantal dorpen ontstaan. De bij de dorpen behorende landerijen (de ’dorpsgebieden’) strekten zich in noordelijke en zuidelijke richting uit tot aan de genoemde riviertjes. Beide riviertjes vormden in de Tachtigjarige Oorlog samen de Lende-Kuunderlinie, die deel uitmaakte van de Friese Waterlinie die dwars door Zuidoost Friesland loopt. Ten zuidoosten van Oldeberkoop, bij het Stuttebosch, lag de Bekhofschans, waarvan de contouren in 2007 weer zichtbaar gemaakt zijn.

Oldeberkoop, in de eerste helft van de negentiende eeuw hoofdplaats van Weststellingwerf, is niet alleen letterlijk het middelpunt van deze regio; het mooie, een zekere grandeur uitstralende dorp is ook het toeristische centrum. Het ligt midden in het 340 hectare grote natuurgebied de Tsjongervallei van Staatsbosbeheer. Ook It Fryske Gea bezit in de omgeving van Oldeberkoop een aantal natuurgebieden: het Meulebos, de Delleboersterheide, de Diakonievene en de Bekhofschaans. Vanuit het dorp zijn wandelroutes uitgezet naar de verschillende natuurgebieden. Bij het VVV-foldersteunpunt zijn daarnaast beschrijvingen verkrijgbaar van een wandelroute door het dorp en een aantal fietsroutes in de wijdere omgeving.

Het zeer actieve dorp kent een groot aantal evenementen. Om er een paar te noemen: de voorjaarsfair, eind juni een ’kuierweekend’, gedurende vier weken in de zomer een Kunst- en Kijkroute en op de laatste woensdag van juli een jaarmarkt. Verder bevinden zich in het dorp een internationale school voor textieltechniek, kunst en vormgeving (met een galerie; zie www.hawar.nl), een galerie die zich heeft gespecialiseerd in ’honden- en paardenkunst’ (Nimrod), een schaakmuseum, een hertenkamp, een kaasboerderij en een ’1000-dierenboerderij’.

Het landschap tussen de Lende en de Tsjonger is een typisch coulissenlandschap dat karakteristiek is voor het grootste deel van de Stellingwerven: langgerekte, door houtwallen omzoomde percelen grasland en akkers, afgewisseld door heidevelden, water en bos. Een prachtig decor om in te wandelen, te fietsen of paard te rijden. Maar ook vanaf het water kan het gebied verkend worden. De Tsjonger, onderdeel van de Turfroute, is bevaarbaar voor motorboten en is via een opvaart verbonden met Oldeberkoop, waar een passantenhaven is. De Lende is geschikt om te kanoën. Een kano kunt u bijvoorbeeld huren op de camping van Oldeholtpade, die eigendom is van de Vereniging Plaatselijk Belang. Door die vereniging zijn drie wandeltochten uitgezet in de omgeving van het dorp. Voor de routebeschrijvingen, inclusief interessante informatie over de omgeving, gaat u naar www.oldeholtpade.com. In het gebied ten noordwesten van Oldholtpade werd rond 1840 begonnen met de afgraving van het veen. De zogenaamde "Holtwolder akkerturf", genoemd naar de dorpjes Oldeholtwolde en Nijholtwolde, was naar verluid van uitzonderlijke kwaliteit.

In het noordoosten van deze regio ligt Makkinga, dat bekend is om de vlooienmarkt die van maart tot en met oktober elke laatste zaterdag van de maand gehouden wordt. Deze openluchtmarkt wordt ook wel aangeduid met "Waterlooplein van het Noorden". In het dorp bevindt zich "Museum Oold Ark", waar allerlei handgereedschappen uit vervlogen tijden tentoongesteld zijn. In dit museum is ook een routebeschrijving verkrijgbaar voor een cultuurhistorische wandeling door het dorp. Meer informatie over de vlooienmarkt en het museum vindt u op de site van de VVV-Makkinga.

De streek tussen Veenklooster en Veenwouden is een geheel eigen stukje Friesland. Nergens in de provincie tref je in zo’n klein gebied zoveel dorps- en streeknamen die verwijzen naar het (oorspronkelijke) landschap. Het gebied ligt grotendeels op de ’zwaag’ van Kollum (Kollumer-zwaag), een keileemrug op de grens van een hoger gelegen gebied en lagere veengebieden ten noorden en westen daarvan. In dat veengebied is, op een hoger gelegen zandrug, Veen-wouden ontstaan. Zwaag-westeinde ligt op op het westelijke einde van de zwaag. Iets ten zuidoosten daarvan ligt Zwager-bosch en ten zuiden dáárvan Twijzeler-heide. Ook de naam Zandbulten laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Helemaal in het oosten ligt tenslotte Veen-klooster.

De naam Veenklooster verwijst naar een vrouwenklooster dat hier in de dertiende eeuw vanuit Dokkum gesticht werd, De Olijfberg. In de zeventiende eeuw is op het kloosterterrein Fogelsanghstate gebouwd en een groot park aangelegd. De boerderijen en dienstwoningen rond de state hoorden van oorsprong ook bij het landgoed. Het dorp is één van de zeer weinige in Friesland zonder kerk. Ook de structuur van het dorp is uiterst zeldzaam in Friesland: je waant je bijna in een Drents brinkdorp. Al met al is deze, nog onontdekte, toeristische parel een bezoek meer dan waard.

Ten westen van het bosrijke Veenklooster ligt het voor de Noordelijke Friese Wouden kenmerkende coulissenlanschap: een kleinschalig, halfopen landschap waar de percelen worden begrensd door elzensingels en zogenaamde ’dykswallen’. Hier en daar staan nog de karakteristieke, miniscule ’wâldhúskes’, die eind negentiende, begin twintigste eeuw langzamerhand de plaggenhutten van de turfstekers vervingen.

Door het gebied loopt de spoorlijn van Groningen naar Leeuwarden, die in 1866 in gebruik werd genomen. De trein stopt onder meer in Veenwouden, dat ook een bezoekje waard is. Hier staat de rond 1300 gebouwde Schierstins, een versterkte stenen woontoren. Het is de de enige bewaard gebleven middeleeuwse torenstins in Friesland.

En als u dan toch in de buurt bent, neem dan ook even een kijkje in het schilderachtige Veenwoudsterwal, dat net ten zuidwesten van Veenwouden ontstaan is als veenkolonie. Hier is de sfeer van de negentiende eeuw nog bewaard gebleven. De vaart door het dorp is de grens tussen de gemeenten Dantumadeel en Tytsjerksteradiel. Het dorpje is een prima uitvalsbasis voor kanotochten in het veengebied ten noorden van Veenwouden.

Vlieland: een Fries waddeneiland met een 'Hollandse inslag'. Nadat het aanvankelijk toebehoorde aan de Friese Staten, is het eeuwenlang bestuurd door de Staten van Holland en later de provincie Noord Holland. Het eiland was daardoor lange tijd sterk gericht op Holland, en andersom.

Zo was er op het eiland een 'dependance' van de admiraliteit van Amsterdam (het huidige museum Trompshuys). En de post werd bijvoorbeeld bezorgd via het buureiland Texel. Door de relatie met het (rijke) Holland kwam het toerisme naar Vlieland al vroeg op gang. Al in 1906 werd op het eiland een VVV opgericht! De Hollandse invloed blijkt tenslotte uit het feit dat het oorspronkelijke dialect meer verwant is aan het Nederlands dan aan het Fries. In 1942 werd Vlieland (weer) bij Friesland gevoegd.

Ook landschappelijk gezien is Vlieland anders dan de overige Friese waddeneilanden. Zijn de oostelijk delen van Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog leeg, ruig en onbewoond, op Vlieland ligt juist aan de oostkant het enige dorp. Daar heeft zich ook het hoogste duin van de waddeneilanden gevormd: het bijna 40 meter hoge Vuurboetsduin, waar de vuurtoren op gebouwd is. Naarmate je verder naar het westen gaat, wordt het eiland leger, ruiger en onherbergzamer. De Vliehors (zie foto), het meest westelijke deel van het eiland, is een grote zandvlakte die voor een deel wordt gebruikt als militair oefenterrein. Ten noordwesten daarvan moeten in zee nog de resten liggen van het dorp West-Vlieland, dat in de achttiende eeuw definitief in de golven verdween.

Een ander verschil met de overige waddeneilanden is dat Vlieland vrijwel volledig bestaat uit duinen, bos en strand. Er is dan ook nauwelijks sprake (meer) van landbouw. Het enige vee op het eiland zijn geiten, Schotse Hooglanders en paarden, die vooral een functie hebben in het kader van het natuurbeheer.

Vlieland: anders dan de andere waddeneilanden. Maar in veel opzichten ook weer niet: de rust, de natuur, het licht, de zee, het strand, de duinen, de wolkenluchten, het onvermijdelijke vakantiegevoel...

ps. ben je benieuwd naar de vele activiteiten die georganiseerd worden op Vlieland kijk dan even op de evenementenkalender van VVV-Vlieland.


0 | 1 |