Regionen

Sneek behoeft eigenlijk geen toelichting: het is één van de Friese Elfsteden en hét watersportcentrum van de provincie. Hoogtepunten van het watersportseizoen zijn de finale van het skûtsjesilen en natuurlijk de Sneekweek, die wordt geopend met de traditionele vlootschouw.

Maar het bruisende Sneek heeft meer te bieden dan alleen de watersport: tal van winkels, gezellige cafés, goede restaurants, muziek, theater en het hele jaar door verschillende evenementen. En dat alles in een prachtige, historische ambiance. Iedereen kent de beroemde Waterpoort, maar de stad telt nog vele andere monumenten. In een aantal daarvan zijn musea gevestigd. Het Fries Scheepvaartmuseum biedt een veelzijdig beeld van de geschiedenis van de Friese scheepvaart van de 17de tot de 20ste eeuw. In het NS-station zit het Nationaal Modelspoormuseum. Hier kon u tot 2014 ook de stoomtrein naar Stavoren nemen. Aan het schilderachtige Kleinzand vindt u het bezienswaardige winkeltje van de beroemde distilleerderij Weduwe Joustra.

Kunstliefhebbers kunnen hun hart ophalen in verschillende galeries, waaronder Galerie Het Lam en Galerie Peter Bax. Kijk ook eens op www.kunstkast.nl.

Wilt u de relatieve drukte van Sneek even ontvluchten? In het gebied ten oosten en noordoosten van de stad treft u een oase van rust! Deze streek wordt wel aangeduid als de "Lege Geaën", de lage gebieden. Geniet hier van de stilte en het typisch Friese landschap met zijn prachtige vergezichten en indrukwekkende wolkenluchten.

De nabijheid van de Snitsermar geeft het gebied nog een extra dimensie, in landschappelijk opzicht, maar ook voor natuurliefhebbers. Samen met de aangrenzende polders vormt het een interessant en rijk natuurgebied van zo’n 1200 hectare. Het is onder meer van groot internationaal belang voor veel watervogels.

Dwars door het gebied slingert de Snitser Âldfeart. De meeste dorpen zijn daarmee verbonden door middel van zogenaamde ’opvaarten’. Een ander karakteristiek landschapselement is de Griene Dyk. Deze dijk, die loopt van Sneek naar Jirnsum, werd in de 12e eeuw aangelegd om het laaggelegen gebied te beschermen tegen overstromingen vanuit het zuidoosten.

Scharnegoutum, Gauw, Goënga, Loënga en Offingawier staan ook wel bekend als de "Snitser Fiifgea". Gauw, Goënga en Offingawier zijn verstilde, authentieke dorpjes die de weidsheid van het landschap even onderbreken. In Offingawier is in een oud pand met een moderne aanbouw een galerie gevestigd. Niet te missen als u door het dorp rijdt. Ten oosten van het dorp, aan de Snitsermar, ligt het drukbezochte recreatiecentrum De Potten.

Het grootste dorp van de Snitser Fiifgea is Scharnegoutum, dat is ontstaan op de oostelijke oever van de voormalige Middelsee. Het dorp is mooi gelegen aan De Swette, die lange tijd de belangrijkste verbinding was tussen Leeuwarden en Sneek en tegenwoordig, als onderdeel van de Middelseeroute, vooral van belang is voor de pleziervaart. Op de vlag en het wapen van het dorp staat een vijfpuntige ster, die de vijf dorpen van de Snitser Fiifgea symboliseert.

Loënga is nog net niet opgeslokt door Sneek. Om deze bijzondere enclave te beschermen tegen de oprukkende verstedelijking is een landschapsplan gemaakt en uitgevoerd. Onderdeel daarvan was het graven van een haventje en een vaarverbinding met De Swette.

In het noordelijk deel van de Lege Geaën liggen de charmante dorpjes Sibrandabuorren, Tersoal en Poppenwier. Het laatste is een beschermd dorpsgezicht en zeer schilderachtig. In Sibrandabuorren staat nog de voormalige zuivelfabriek "De Lege Geaën", die van 1891 tot 1975 in bedrijf was. Over de Sibrandabuorsterfeart, de verbinding met de Snitsermar, ligt een prachtige brug uit 1865. Ook Tersoal heeft een vaarverbinding met het meer. Alle drie dorpen zijn via een opvaart verbonden met de Snitser Âldfeart. Het vele water is jaarlijks het toneel voor het zogenaamde "preamkeskowen" nemen zes dorpen in het gebied het tegen elkaar op in een wedstrijd met karakteristieke pramen.

Dieses Gebiet ist die Kulisse für den ersten Teil der berühmtesten Route der Elfstedentocht, die von Franeker nach Dokkum führt. Die berühmte Eislaufroute führt Sie an den Terpdörfern (Terp = Wohnhügel) Dongjum, Boer und Ried auf einer alten Salzwiese entlang eines ehemaligen Baches, dem Ried.

Das gesamte Gebiet ist ein wunderbares Beispiel für eine alte Salzwiesenlandschaft. Ruhige, malerische Terpdörfer, alte Kirchen, Salzwiesen, Reste alter Meeresarmen, Deiche, schöne Aussichten, Ruhe und Frieden... Ein ideales Gebiet zum Radfahren, Spazierengehen, frische Luft schnappen und Entspannen.

Nördlich von Dokkum liegt ein wunderschönes und weitgehend unentdecktes Gebiet. Die Landschaft ist geprägt von wunderschönen Ausblicken, malerischen Terpdörfern, (Terp = Wohnhügel) alten Kirchen, verschiedenen Mühlentypen, stattlichen Bauernhöfen, mäandrierenden Bächen und alten Deichen.

Der Küstenstreifen wird von dem beeindruckenden Meeresdeich dominiert. Dies wurde in den 1970er Jahren auf Delta-Höhe gebracht (5 Meter über dem Meeresspiegel). Damit schien der Kampf gegen das Wasser endgültig entschieden. Jetzt ist aber klar, dass der Deich in Zukunft noch aufgezogen werden muss. Die Salzwiesen liegen außerhalb der Deiche, die nur bei Stürmen und extrem hohem Wasser überflutet werden. Unmittelbar hinter dem Deich liegen die Dörfer Wierum, Paesens und Moddergat. Die Fischereigeschichte ist hier noch deutlich zu spüren und sichtbar. Auf dem Deich bei Wierum und Moddergat befinden sich zwei beeindruckende Denkmäler, die an die großen Fischereikatastrophen am Ende des 19. Jahrhunderts erinnern. Die alte Kirche von Wierum ist fast gegen die moderne, glatte Uferwand, die ein schönes kontrastierendes Bild produziert.

Im Westen liegen Ternaard und Holwerd. Ein neuer Deich wurde hier nördlich des alten Deiches errichtet. Über den alten Deich führt eine Straße, die einen schönen Blick auf das alte und das neue Land bietet. Die Straße von Holwerd nach Dokkum führt über einige Terpen mit kleinen Dörfern. Einer von ihnen ist Foudgum, wo der Dichter Francois HaverSchmidt, alias Piet Paaltjens, von 1859 bis 1863 Pfarrer war. Das Pfarrhaus ist jetzt ein Bed and Breakfast.

Der Küstenstreifen wird von einem alten Salzsumpf gebildet. Aufgrund der höheren Lage findet hier hauptsächlich Ackerbau statt. Weiter im Landesinneren ist das Land niedriger und es ist von Tierhaltung die Rede. Es ist eine wunderschöne, unberührte Landschaft, in der Sie sich beim Radfahren oder Wandern entspannen können. Nicht umsonst befindet sich hier südlich von Hantum ein buddhistisches Meditationszentrum. Das Gebäude in Form eines indischen "Stupa" (Tempels) wirkt in dieser Umgebung entfremdend und ist schon deshalb einen Besuch wert.

Der Fluss Peasens schlängelt sich durch die Gegend. Im Jahr 1860 wurde darin ein "toller großer Fisch" entdeckt. Nach einem heftigen Kampf, der zwei Tage dauerte, wurde der 2,60 Meter lange Stör auf dem Weg nach Niawier gefangen. Das Fleisch (und der Kaviar?) Wurde an eine Reihe wohlhabender Kollumer verkauft. Die Haut des Tieres war mit Stroh gefüllt und kann noch heute im Dorfhaus von Niawier bewundert werden.

Die südliche Grenzregion von Friesland ist abwechslungsreich: offenes Gras und Ackerland, bewaldete Ufer, Wald, Heide, Sumpf und Wasser. Die abwechslungsreiche Landschaft geht Hand in Hand mit einer reichen Natur und einer sehr faszinierenden Kulturgeschichte. Hier verschmelzen Friesland, Drenthe und Overijssel fast unbemerkt. Der Punkt, an dem sich die Provinzgrenzen berühren, liegt mitten im Nirgendwo und ist nur an einem (übrigens nicht leicht zu findenden) Grenzstein zu erkennen.

Ein Sandkamm zwischen Oldemarkt und Noordwolde ist die älteste Verwertungsachse der Region. Die Reihe von Dörfern entlang dieser Achse entstand vor Jahrhunderten. Zu Beginn des 17. Jahrhunderts begann die Ausgrabung von Torfböden. Zur Entwässerung des Torfes wurden Wasserwege von Steggerda, Vinkega und Noordwolde bis zur Lende gegraben. Der Höhepunkt des Torfgewinnung war zwischen 1650 und 1750; 1800 war der Torf um die Dörfer mit der Torfproduktion fast vorbei. Mit der Zeit wurde eine neue Einnahmequelle in der Schilfweberei gefunden, die sich Ende des 19. Jahrhunderts zu einem ernstzunehmenden Wirtschaftszweig entwickelte. Die Rijksrietvlechtschule wurde 1912 in Noordwolde gegründet und beherbergt heute das Nationale Vlechtmuseum.

Parallel zur Grenze zu Drenthe und Overijssel verläuft eine lange, gerade Straße mit dem interessanten Namen "Vierdeparten". Während der Zeit der Torfgrabung verlief ein Kanal entlang der Straße zwischen Steggerdavaart, Vinkegavaart und Noordwoldervaart. Um diese "Vaarten" nutzen zu können, musste ein Leasingvertrag abgeschlossen werden: ein Viertel der per Schiff beförderten Torfmenge.

Im neunzehnten Jahrhundert, als die Torfgewinnung beendet war, wurde das Land auf beiden Seiten der Straße von der "Maatschappij van Weldadigheid" (Society of Benevolence) gekauft. Diese Organisation wurde 1818 gegründet, um die Armut, insbesondere in den Städten, zu bekämpfen. In der Grenzregion von Drenthe, Friesland und Overijssel, weit entfernt von diesen Städten, wurden landwirtschaftliche Kolonien gegründet, in denen die "Bedürftigen" arbeiten konnten, mit dem Ziel, irgendwann auf eigenen Beinen zu stehen. Die Vierdeparten waren Teil der Wilhelminaoord-Kolonie. Etwas weiter südwestlich in Overijssel wurde die Willemsoord-Kolonie gegründet.

Die Gesellschaft existiert noch und befindet sich in der ehemaligen Frederiksoord-Kolonie. Heutzutage konzentriert sie sich auf die Bewahrung des reichen Erbes, das aus Arbeiterhäusern, Bauernhöfen, Fabriken, Schulen, Seniorenheimen Besteht. Das Museum De Koloniehof befindet sich ebenfalls in Frederiksoord. Ein weiteres ganz besonderes Museum ist das Miramar Sea Museum im nahe gelegenen Vledder. In diesem Dorf finden Sie auch Museums-Vledder, drei Museen unter einem Dach: ein Museum für zeitgenössische Grafik, ein Museum für zeitgenössische Glaskunst und ein weltweit einzigartiges Museum für Kunstfälschungen.

Neben einer reichen und interessanten Kulturgeschichte hat das Gebiet auch eine abwechslungsreiche Natur. Unmittelbar südlich von Noordwolde liegt der 100 Hektar große Spokebos, in dem sich der Erholungssee Spokeplas befindet. Weiter südlich, in Drenthe und Overijssel, sind Waldgebiete mit Grasland, Feld und Heide durchsetzt. Das Noordwoldermeenthe ist eine Heide nördlich von Noordwolde. Zwischen diesem Bereich und dem Dorf liegt der Jeudse Karkhof, ein jüdischer Friedhof, der von Eichen umgeben ist und sich über dem freigelegten Bereich erhebt. Weiter westlich liegt das Naturschutzgebiet Lendevallei, ein abwechslungsreiches Sumpfgebiet zu beiden Seiten der Lende. Dieser Fluss ist perfekt für eine schöne Kanutour. Die Gegend bietet auch unzählige Möglichkeiten für Wanderer und Radfahrer. Wenn Sie eine Route in der Nähe von Steggerda planen, empfehlen wir dringend die "IJsboerderij De Saks" (Eisfarm De Saks) als Ort für eine kurze oder längere Pause. Dieses sächsische Bauernhaus wurde 1731 erbaut und ist eines der ältesten Bauernhöfe in Friesland.

Het Friese Waddeneiland Terschelling is natuurlijk bekend vanwege Oerol, het theaterfestival dat sinds 1981 ieder jaar in juni plaatsvindt op het eiland. Het is uitgegroeid tot één van de grootste festivals voor straat- en locatietheater in Europa en trekt ieder jaar vele duizenden bezoekers. Maar Terschelling is meer dan alleen Oerol. Veel meer!

Het grootste van de Friese waddeneilanden biedt in elk jaargetijde alles voor een korter of langer verblijf. Het vakantiegevoel begint al bij het vertrek uit Harlingen. En dat gevoel groeit naarmate het silhouet van het eiland, met de eeuwenoude Brandaris, zich steeds scherper tegen de horizon begint af te tekenen.

De boot meert aan in het levendige West. Van daaruit loopt, via een groot aantal dorpen, gehuchten en buurtschappen, de weg die voor auto's de enige verbinding is met de rustige en ruige oostkant. Van oorsprong worden op het eiland maar liefst drie dialecten gesproken: het 'Westers' (of 'Westerschylgers') in West-Terschelling, het 'Midslands' (of 'Meslônzers') in Midsland en het 'Aasters' in de dorpen ten oosten daarvan.

Het eiland kent een grote diversiteit aan landschappen. Uitgestrekte stranden, beschutte bosgebieden, het steeds wisselende duinlandschap, de agrarische polder en het schilderachtige wad. Tachtig procent van het eiland bestaat uit natuur. De 'topper' op dat gebied is de Boschplaat, een uniek natuurgebied dat bestaat uit strandvlaktes, duinen en kwelders die door slenken doorsneden worden. Als één van weinige gebieden in Nederland heeft de Boschplaat al sinds 1970 het predikaat 'Europees Natuurreservaat'.

In de laaggelegen, vochtige duinvalleien, de zogenaamde 'plakken', groeit de cranberry. Deze uit Amerika afkomstige plant is op het eiland terecht gekomen nadat in 1845 een vat met bessen van de plant was aangespoeld. De cranberry wordt gebruikt bij het maken verschillende producten, waaronder jam, wijn en azijn.

Voor elk wat wils. Dat is Terschelling. Natuur, cultuur, cultuurhistorie, rust, vertier. Het noemen van een paar highlights zou de rest tekort doen. Dat doen we dus niet. Bovendien is veel leuker om het eiland zélf te ontdekken en je eigen, persoonlijke highlights te bepalen.

Nou vooruit, misschien toch goed om de goed gevulde evenementenagenda van VVV-Terschelling er even op na te slaan als je een bezoek aan Terschelling overweegt. 

In dieser wunderschönen Gegend gibt es viel, viel Wasser: Zusätzlich zum Snitsermar selbst, den zahlreichen Wasserwegen, Gräben und Becken, die ihn umgeben. Es ist also in erster Linie ein Paradies für Wassersportler! Aber auch für diejenigen, die festen Boden bevorzugen, hat die Gegend viel zu bieten. Schöne Aussichten, Unterhaltung, Kultur, Kulturgeschichte, Natur, Ruhe und Frieden. Eine gute Möglichkeit, die Gegend zu erkunden, ist mit dem Fahrrad. Zum Beispiel könnten Sie einen "Rondje Sneekermeer"

machen Top en Twel ist der lokale Name für die Dörfer Oppenhuizen und Uitwelingerga, die auf Friesisch Toppenhuzen und Twellingea heißen. Das Gebiet um die Dörfer besteht aus einem Labyrinth von Kanälen, Gräben und Seen. Verglichen mit dem nahe gelegenen Snitsermar und den geschäftigen Prinses Margrietkanaal ist es hier eine Oase der Ruhe auf dem Wasser.

Entlang der Straße durch beide Dörfer befindet sich ein Kunstwerk, das "die drei Riesen" symbolisiert, die der Legende nach für die Schaffung von drei Wasserstraßen in der Region verantwortlich sind. Top en Twel hat auch Nicht-Wassersportlern viel zu bieten: eine Galerie, eine Reihe von Künstlern, deren Werke Sie (nach Vereinbarung) bei sich zu Hause ansehen können, und ein Kochstudio. Sehr schön ist auch das erhaltene Straßenbahnhaus in Uitwellingerga, das zur längst vergangenen Straßenbahnlinie Sneek-Joure gehörte.

Östlich des Snitsermar befindet sich der Lege Wâlden: die Niedriger Wälder. Aufgrund seiner niedrigen Lage war es lange Zeit ein undurchdringliches, sumpfiges Gebiet. Das Torfmoor wurde ab dem zehnten Jahrhundert kultiviert, aber bis weit in das neunzehnte Jahrhundert hinein stand das Gebiet jeden Winter noch unter Wasser. Infolgedessen entwickelten sich sogenannte Blaugrasländer. Die Blaugerzen östlich von Akmarijp sind das größte zusammenhängende Gebiet mit blauem Grasland in den Niederlanden. Das Ooievaarsdorp-Akmarijp ist ebenfalls einen Besuch wert.

Etwas weiter östlich liegt das etwas abgelegene Vegelinsoord, das früher Stobbegat hieß und erst 1955 seinen heutigen Namen erhielt. Das Dorf ist nach der Adelsfamilie Vegelin benannt, die eine wichtige Rolle bei der Entwicklung des Gebiets nordöstlich von Joure spielte. Vegelinsoord liegt im nördlichen Teil des Haskerveen-Polder, der erst in der ersten Hälfte des 20. Jahrhunderts kultiviert wurde.

Goïngarijp ist ein Wassersportdorf, das wegen seiner wunderschönen Lage an den nach dem Dorf benannten Pools beliebt ist. Die Goïngarijpster Poelen stehen in direkter Verbindung mit dem Snitsermar und sind Teil des Wettkampfwassers während der berühmten Sneekweek und der Rest der Bootssaison. Ruhe und Frieden dominieren den Rest des Jahres das wasser.

Das ruhige und freundliche Terkaple hat auch seine "eigenen" Pools. Terherne liegt an der Nordwestseite davon. Dieses Dorf ist nicht nur ein Wassersportzentrum, sondern auch für den Abenteuerpark Kameleondorp bekannt. Ein weiterer Klassiker in diesem schönen Dorf ist der Slassische Schiffe Hafen. Es versteht sich von selbst, dass Terherne auch in Bezug auf Terrassen, Restaurants und Übernachtungsmöglichkeiten voll auf den Tourismus ausgerichtet ist.

Im Nordosten und Osten von Leeuwarden ist ein ganz besonderes Gebiet. Kaum in den Niederlanden kann man so unterschiedliche Landschaften in so kurzer Entfernung voneinander sehen. Wälder, Schilfsümpfe, Wiesen, Torfseen, Baumgurte: Die Trynwâlden bieten viel Abwechslung.

Der Legende nach hat das Gebiet seinen Namen von einer reichen Witwe, Tryntsje. Sie hinterließ ihren sieben Söhnen eine Farm mit viel Land. Der Geschichte nach bauten die Söhne jeweils ein "eigenes" Dorf um diese Höfe. Âldtsjerk (Oudkerk) wurde nach dem ältesten (Ald = Oud) Sohn benannt, Oentsjerk nach Sohn Oene, Gytsjerk nach Gieke, Roodkerk nach Rode, Ryptsjerk nach Rype, Tytsjerk nach Tiete und Wyns nach Wynse. Gegenüber dem Dorfcafé in Oentsjerk befindet sich ein Kunstwerk, das Tryntje und ihre sieben Söhne zeigt.

Die sechs Kirchendörfer liegen auf einem schmalen, von Norden nach Süden gerichteten Sandkamm. Dieses Waldgebiet war früher bei den Adligen beliebt, die dort ihre Landhäuser errichten ließen. Einige von ihnen sind erhalten geblieben: De Klinze, Stania State und Vijversburg. Alle drei sind von einem Park aus dem 19. Jahrhundert im englischen Landschaftsstil umgeben, der vom berühmten Lucas Pieter Roodbaard entworfen wurde.

In westlicher Richtung verwandelt sich die umschlossene Landschaft schlagartig in eine weite Polderlandschaft. Hier legen die Teilnehmer der Elfstedentocht ihre letzten Kilometer zurück, bevor sie auf der Bonkevaart an der westlichen Zufahrtsstraße von Leeuwarden landen. Die Brücke über den Ouddeel wurde in ein einzigartiges Denkmal für die "Tocht der tochten" verwandelt.

Südlich von Giekerk liegt das Naturschutzgebiet De Grote Wielen, das aus Teichen, Schilfwiesen und tief liegenden Wiesen besteht. Eine ökologische Verbindungszone wurde zwischen diesem Gebiet und dem Reservat Ottema-Wiersmar weiter östlich geschaffen: das Bouwe Pet, ein sumpfartiges Gebiet Östlich von Oenstjerk verläuft der Übergang von den Wäldern zum offenen Torfwiesengebiet viel langsamer. Hier sind Waldstücke mit Freiflächen durchsetzt, was zu wunderschönen Ausblicken von den kleinen Landstraßen, Sandwegen und Reitwegen führt.

Es wird klar sein: Die Trynwâlden haben tatsächlich alles zu bieten, um einen angenehmen Aufenthalt zu verbringen. Eine schöne, abwechslungsreiche Landschaft, abwechslungsreiche Natur, Wasser und eine reiche Kulturgeschichte. Und alles mit dem Fahrrad erreichbar! Neben dem Radfahren ist die Gegend auch ideal zum Wandern und ein Paradies für Reiter und (kleine) Wassersportler.

Es wird oft gesagt, dass Friesland tatsächlich am Tsjonger endet: südlich davon liegt der Stellingwerven, ein Gebiet mit eigenem Charakter und eigener Kultur. Auch hier spricht man kein Friesisch, sondern "Stellingwarfs", ein niederländisch-sächsischer Dialekt, der auch im angrenzenden Teil von Overijssel und Drenthe gesprochen wird. Alles über die Geschichte dieses besonderen Gebiets finden Sie auf www.stellingwerven.dds.nl.

Der Tsjonger (Kuunder im Stellingwerfs) und die Lende sind zwei Flüsse, die zur Entwässerung des Drents-Plateaus beitragen. Genau zwischen diesen Bächen, wo das Land höher und daher trockener war, sind eine Reihe von Dörfern entstanden. Die zu den Dörfern gehörenden Gebiete (die "Dorfgebiete") erstreckten sich in nördlicher und südlicher Richtung bis zu den vorgenannten Flüssen. Im Achtzigjährigen Krieg bildeten beide Flüsse zusammen die Lende-Kuunder-Linie, die Teil der friesischen Wasserlinie war, die durch Südostfriesland führt. Südöstlich von Oldeberkoop, nahe dem Stuttebosch, befanden sich die Bekhofschans, deren Konturen 2007 wieder sichtbar wurden.

Oldeberkoop, die Hauptstadt von Weststellingwerf in der ersten Hälfte des neunzehnten Jahrhunderts, ist nicht nur buchstäblich das Zentrum dieser Region. Das Schöne dorf, das eine gewisse Pracht ausstrahlt, ist auch das touristische Zentrum. Es liegt inmitten des 340 Hektar großen Naturschutzgebietes Tsjongervallei in Staatsbosbeheer. Fryske Gea hat auch eine Reihe von Naturschutzgebieten im Gebiet von Oldeberkoop: Meulebos, Delleboersterheide, Diakonievene und Bekhofschaans. Vom Dorf aus sind Wanderwege zu den verschiedenen Naturschutzgebieten eingezeichnet. Beschreibungen eines Spaziergangs durch das Dorf und eine Reihe von Radwegen in der weiteren Umgebung erhalten Sie auch bei der VVV-Broschüren-Anlaufstelle.

Das sehr aktive Dorf hat eine Vielzahl von Veranstaltungen. Um nur einige zu nennen: die Frühjahrsmesse, ein "Flanierwochenende" Ende Juni, eine Kunst- und Besichtigungsroute für vier Wochen im Sommer und eine jährliche Messe am letzten Mittwoch im Juli. Es gibt auch eine internationale Schule für Textiltechnologie, Kunst und Design (mit einer Galerie; siehe www.hawar.nl) im Dorf, eine Galerie, die sich auf "Hunde- und Pferdekunst" (Nimrod) spezialisiert hat, ein Schachmuseum, einen Hirschpark , eine Käserei und eine "1000 Tierfarm".

Die Landschaft zwischen der Lende und dem Tsjonger ist eine typische Kulissenlandschaft, die für die meisten im gebiet charakteristisch ist: langgestreckte, grasbewachsene Grünland- und Feldparzellen, durchsetzt mit Heide, Wasser und Wald. Eine schöne Kulisse zum Wandern, Radfahren oder Reiten. Die Gegend kann aber auch vom Wasser aus erkundet werden. Der Tsjonger, ein Teil der Turfroute, ist mit Motorbooten befahrbar und mit Oldeberkoop verbunden, wo sich ein Passantenhafen befindet. Die Lende ist zum Kanufahren geeignet. Sie können zum Beispiel ein Kanu auf dem Campingplatz Oldeholtpade mieten, der der "Vereniging van Plaatselijk belang" (Local Interest Association) gehört. Durch diesen Verein wurden im Bereich des Dorfes drei Wanderungen geplant. Die Routenbeschreibungen mit interessanten Informationen zur Region finden Sie unter www.oldeholtpade.com. Im Gebiet nordwestlich von Oldholtpade wurde um 1840 mit dem Torfabbau begonnen. Das nach den Dörfern Oldeholtwolde und Nijholtwolde benannte sogenannte "Holtwolder akkerturf" sei von außergewöhnlicher Qualität.

Makkinga liegt im Nordosten dieser Region, die für den Flohmarkt bekannt ist, der jeden März von Oktober bis zum letzten Samstag im Monat stattfindet. Dieser Freiluftmarkt wird auch als "Waterlooplein des Nordens" bezeichnet, mit bezug auf den berühmten Waterlooplein flohmarkt im Amsterdam. Das "Museum Oold Ark" befindet sich im Dorf, in dem alle Arten von Handwerkzeugen aus früheren Zeiten ausgestellt sind. In diesem Museum gibt es auch eine Routenbeschreibung für einen kulturhistorischen Spaziergang durch das Dorf. Weitere Informationen zum Flohmarkt und zum Museum finden Sie auf der Seite des VVV-Makkinga.

Die Region zwischen Veenklooster und Veenwouden ist ein einzigartiges Stück Friesland. Nirgendwo in der Provinz finden sich auf so kleinem Raum so viele Dorf- und Regionalnamen, die auf die (ursprüngliche) Landschaft verweisen. Das Gebiet liegt größtenteils auf dem Kollumerzwaag, einem keileem (geologische Schicht aus Ton und Kieselsteinen) an der Grenze eines höheren Gebiets und niedrigerer Torfgebiete nördlich und westlich davon. In diesem Torfgebiet auf einem höheren Sandkamm entstanden eifrige Wälder. Zwaagwesteinde liegt am westlichen Ende der Zwaag. Etwas südöstlich davon liegt Zwagerbosch und südlich davon die Twijzelerheide. Auch der Name Zandbulten (Sandunebenheiten) lässt der Übersichtlichkeit halber keine Wünsche offen. Ganz im Osten liegt das Dorf Veenklooster (Veen = Torf). Der Name Veenklooster bezieht sich auf ein Frauenkloster, das hier im 13. Jahrhundert aus Dokkum, De Olijfberg, gegründet wurde. Im 17. Jahrhundert wurde das Kloster Fogelsanghstate errichtet und ein großer Park angelegt. Die Bauernhöfe und Servicehäuser rund um den Kloster gehörten ursprünglich ebenfalls zum Gut. Das Dorf ist eines der wenigen in Friesland ohne Kirche. Die Struktur des Dorfes ist auch in Friesland äußerst selten: Sie stellen sich fast vor, Sie wären in einem Dorf in Drenthe. Alles in allem ist dieses unentdeckte Touristenjuwel mehr als einen Besuch wert.

Westlich des bewaldeten Veenklooster liegt die malerische Landschaft der "Noordelijke Friese Wouden" (nordfriesischen Wälder): eine kleine, halboffene Landschaft, in der die Parzellen von Erlengurten und sogenannten Dykswallen begrenzt sind. Hier und da gibt es immer noch die charakteristischen, winzigen ’Wâldhúskes’, die gegen Ende des neunzehnten und frühen zwanzigsten Jahrhunderts nach und nach die Rasenhütten von Torfstechern ersetzten.

Die Eisenbahn fährt seit 1866 von Groningen nach Leeuwarden durch das Gebiet. Der Zug hält in Veenwouden, was ebenfalls einen Besuch wert ist. Das um 1300 erbaute Schierstins ist ein befestigter Wohnturm aus Stein. Es ist das einzige erhaltene mittelalterliche "Stinzen" in Friesland.

Und wenn Sie in der Gegend sind, schauen Sie sich den malerischen Veenwoudsterwal an, der südwestlich von Veenwouden als Torfkolonie angelegt wurde. Die Atmosphäre des neunzehnten Jahrhunderts ist hier erhalten geblieben. Die Fahrt durch das Dorf ist die Grenze zwischen den Gemeinden Dantumadeel und Tytsjerksteradiel. Das Dorf ist ein idealer Ausgangspunkt für Kanutouren im Torfgebiet nördlich von Veenwouden.

Vlieland: een Fries waddeneiland met een 'Hollandse inslag'. Nadat het aanvankelijk toebehoorde aan de Friese Staten, is het eeuwenlang bestuurd door de Staten van Holland en later de provincie Noord Holland. Het eiland was daardoor lange tijd sterk gericht op Holland, en andersom.

Zo was er op het eiland een 'dependance' van de admiraliteit van Amsterdam (het huidige museum Trompshuys). En de post werd bijvoorbeeld bezorgd via het buureiland Texel. Door de relatie met het (rijke) Holland kwam het toerisme naar Vlieland al vroeg op gang. Al in 1906 werd op het eiland een VVV opgericht! De Hollandse invloed blijkt tenslotte uit het feit dat het oorspronkelijke dialect meer verwant is aan het Nederlands dan aan het Fries. In 1942 werd Vlieland (weer) bij Friesland gevoegd.

Ook landschappelijk gezien is Vlieland anders dan de overige Friese waddeneilanden. Zijn de oostelijk delen van Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog leeg, ruig en onbewoond, op Vlieland ligt juist aan de oostkant het enige dorp. Daar heeft zich ook het hoogste duin van de waddeneilanden gevormd: het bijna 40 meter hoge Vuurboetsduin, waar de vuurtoren op gebouwd is. Naarmate je verder naar het westen gaat, wordt het eiland leger, ruiger en onherbergzamer. De Vliehors (zie foto), het meest westelijke deel van het eiland, is een grote zandvlakte die voor een deel wordt gebruikt als militair oefenterrein. Ten noordwesten daarvan moeten in zee nog de resten liggen van het dorp West-Vlieland, dat in de achttiende eeuw definitief in de golven verdween.

Een ander verschil met de overige waddeneilanden is dat Vlieland vrijwel volledig bestaat uit duinen, bos en strand. Er is dan ook nauwelijks sprake (meer) van landbouw. Het enige vee op het eiland zijn geiten, Schotse Hooglanders en paarden, die vooral een functie hebben in het kader van het natuurbeheer.

Vlieland: anders dan de andere waddeneilanden. Maar in veel opzichten ook weer niet: de rust, de natuur, het licht, de zee, het strand, de duinen, de wolkenluchten, het onvermijdelijke vakantiegevoel...

ps. ben je benieuwd naar de vele activiteiten die georganiseerd worden op Vlieland kijk dan even op de evenementenkalender van VVV-Vlieland.