Gytsjerk is een streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op de zandrug waar ook de andere dorpen van de Trynwâlden – Oentsjerk en Aldtsjerk en waar Mûnein en Roodkerk wel eens bij worden gerekend – op liggen. Oorspronkelijk bestond het dorp uit verschillende buurten en verder verspreide bebouwing. Op de grietenijkaart van Tytsjerksteradiel in de Schotanus-atlas uit 1716 bestaat Gytsjerk zelfs nog uitsluitend uit verspreide agrarische bebouwing, waarbij helemaal in het westen, buiten de eigenlijke streek de kerk is gelegen.
Ten zuiden van het dorp ligt het onregelmatige plassengebied van de Rijd waardoor het dorp van Ryptsjerk is afgesneden. Ongeveer tien jaar later werd de verbinding met bruggen gelegd, waardoor door deze dorpen een verbinding over de weg van Leeuwarden en Dokkum tot stand was gekomen. Met de Giekerkervaart kwam er overigens ook een waterverbinding met de Murk en de rest van het Friese waterwegennet. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit het midden van de 19de eeuw bestaat Gytsjerk nog steeds uit verspreide bebouwing en heeft zich bij de doorgaande weg nog geen buurt gevormd. Wel is met de Kanterlandseweg ook een verbinding tot stand gekomen naar het westen, naar Wyns en Lekkum.
In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd geschreven: ‘een dorp benoorden ’t watertje de Ryd, door het welke, omtrent het jaar 1727, op twee plaatsen een rydweg, met bruggen voorzien, gelegd is. Dit dorp is grooter dan de voorige Oenkerk…. De kerk heeft hier den toren niet ten Westen, maar, gelyk Wirdum, aan den Zuidkant. De landeryen komen nagenoeg overeen met die der voorige dorpen, en zyn van eene groote uitgestrektheid; ten Oosten liggen de bouwlanden … westwaards, heeft men weidlanden, en by de laatste ook eenige vogelkooien, aan het water de Wielen, in welke veel watergevogelte gevangen wordt. Hier ziet men ook de overblyfselen van verscheiden oude staten, en een korenmolen aan den rydweg, die van hier, over de Ryd, voorby Ryperkerk, loopt naar de Zwarteweg. … De Kerkvoogdy van dit dorp is zeer vermogend.’
Op het eerste gezicht lijkt de kerk niet uit een ruime beurs betaald, omdat het van alle kanten een historisch tapijt van aanpassingen en verbouwingen laat zien. Voor wie het wil zien juist een grote rijkdom. De kerk dateert uit het einde van de 12de eeuw en heeft een houten geveltoren uit de eerste helft van de 19de eeuw en een uitwendig vijfzijdig gesloten koor dat aan de binnenzijde halfrond is. In de noordgevel en het koor zijn grote gedeelten van de oorspronkelijk tufstenen kerk aanwezig. De geleding van het muurwerk van het koor is opmerkelijk. De bovenste zone bestaat uit vakken die door slanke rood zandstenen kolonnetten met geprofileerde bases en ringvormige kapitelen zijn geaccentueerd en bekroond door een rondboogfries. De grote vensters in de zuidgevel zijn in de 18de eeuw aangebracht en zorgen voor een goede lichtval op de interessante inventaris. Die bestaat uit een preekstoel met doophek, een herenbank uit het midden van de 18de eeuw en in het koor: grote rouwborden uit de 18de eeuw.
Er hebben bijna honderd zuivelfabrieken in Friesland gestaan die vrijwel allemaal zijn gesloten en nieuwe functies kregen. Gytsjerk heeft een van de gaafst bewaarde complexen, ten zuiden van het dorp. De fabriek is in 1896 gesticht en in 1921 verbouwd en uitgebreid. Bij de fabriek staan niet alleen een directeurswoning in neorenaissancestijl, maar ook een reeks arbeiderswoningen en een watertoren. De Rinia van Nautaweg is de weg die van de fabriek naar de dorpskern voert. Daaraan staan verspreid enkele boerderijen en een buiten uit omstreeks 1950 op de plek van het oude Poelzicht. Verder een flink aantal notabele woningen, dwarsgeplaatste woningen voor notabelen en renteniers met een versierde middenpartij. Ook zijn ze in de kern van het dorp en aan de Canterlandseweg te vinden.
Na de Tweede Wereldoorlog is het dorp ten zuiden van de Canterlandseweg sterk uitgebreid, vooral vanaf het einde van de jaren zestig toen Gytsjerk werd ontwikkeld als dorp voor forensen uit vooral Leeuwarden.