Friesland op zijn mooist: dat vinden veel mensen van het gebied rond het Bergumermeer. En hoewel natuurlijk subjectief, voor die kwalificatie valt veel te zeggen. Het gebied ten oosten en noordoosten van het Bergumermeer vormt het kerngebied van het Nationaal Landschap De Noordelijke Friese Wouden. Lang geleden werden hier vanaf de noordwestelijke helling van het Drents Plateau de heide en het lager gelegen veengebied in langgerekte stroken ontgonnen. Rond de percelen werden "dykswallen" aangelegd, aarden dijkjes waarop bomen geplant werden. Zo ontstond een karakteristiek heide- en veenontginningslandschap, dat nergens in Nederland zo mooi bewaard gebleven is als hier. En nergens in Fríesland tref je binnen zo’n kleine afstand de combinatie van een dergelijk kleinschalig, halfgesloten coulissenlandschap met de wijdsheid van twee meren, het Bergumermeer en De Leijen. Het Bergumermeer is een natuurlijk meer dat in de ijstijd ontstaan is. Het leent zich uitstekend voor verschillende vormen van watersport. Het meer wordt gekruist door het Prinses Margrietkanaal. Dit Friese deel van de belangrijke scheepvaartverbinding van Lemmer naar Delfzijl werd gegraven tussen 1949 en 1952. De Kuikhornstervaart, de Petsloot en de Nieuwe Zwemmer vormen voor de pleziervaart een belangrijke verbinding met het Lauwersmeer. De Leijen is een veenafgraving uit de zeventiende eeuw. Vanwege de geringe diepte was het meer lange tijd alleen van betekenis voor de kleine watersport. In het kader van het grootscheepse Friese Merenproject is het meer volledig heringericht. Daarbij zijn zowel de recreatiemogelijkheden als de natuurwaarden vergroot. Er zijn geulen gegraven naar Rottevalle en tussen Opeinde en Eastermar. De veenafgraving maakt nu onderdeel uit van de Lits-Lauwersmeerroute, een aantrekkelijke alternatieve vaarroute van de Friese Meren naar het Lauwersmeer, die geschikt is voor grote motorboten. Ook voor de niet-watersporter en de watersporter die ook wel eens de wal op wil heeft het gebied zeer veel te bieden. De vele kleine, rustige weggetjes en onverharde paden door het schitterende coulissenlandschap maken het gebied tot een paradijs voor wandelaars, hardlopers, fietsers, ruiters, mountainbikers en skeeleraars. De cultuurhistorie is zichtbaar en voelbaar in het ongerepte landschap en de authentieke dorpjes. En wie meer te weten wil komen over de vroegere heideontginningen en leefomstandigheden in het gebied, kan terecht in themapark De Spitkeet bij Harkema. Het Bergumermeer en zijn omgeving heeft kortom alles te bieden voor een aangenaam verblijf; zowel aan natuurliefhebbers en rustzoekers als aan degenen die op zoek zijn naar wat meer actie.

Heerenveen geniet internationale bekendheid vanwege het schaatsen. Thialf was wereldwijd de tweede overdekte 400 meterbaan en geldt nog steeds als één van de snelste ijsbanen ter wereld. Daarnaast is Heerenveen natuurlijk bekend van de gelijknamige voetbalclub en het naar de legendarische voetballer Abe Lenstra genoemde stadion. Maar deze ’sportstad’ en haar omgeving hebben meer te bieden, veel meer! Heerenveen is van oorsprong een veenkoloniale nederzetting. In 1551 werd door de notabelen Van Dekema, Van Cuijk en Foeyts, de ’heeren van het veen’, de Schoterlandse Veencompagnie opgericht, de oudste Nederlandse hoogveenkolonie en de op één na oudste Naamloze Vennootschap van Nederland. Men begon met het graven van de Heerensloot, waarlangs de turf afgevoerd zou worden. Haaks daarop werd in oostelijke richting de Schoterlandse Compagnonsvaart gegraven, waarvan het eindpunt, mét de ontginning van het veen, steeds verder opschoof. Heerenveen is ontstaan bij het kruispunt van deze turfvaarten. Die vaarten werden de definitieve grenzen van de bestaande ’grietenijen’ (gemeenten). Totdat er in 1934 een grotere gemeente kwam met de naam ’Heerenveen’, die bestond uit de vormalige gemeenten Schoterland, Aengwirden en een deel van Haskerland, lag Heerenveen eeuwenlang in drie verschillende gemeenten. Het verleden én heden van Heerenveen en omgeving wordt op boeiende wijze verteld en verbeeld in Museum Willem van Haren. Een afzonderlijk deel daarvan is geheel gewijd aan de dominee, vrijdenker, socialist, anarchist en anti-militarist Ferdinand Domela Nieuwenhuis, die zich bijzonder heeft ingezet om de erbarmelijke leef- en arbeidsomstandigheden van de veenarbeiders in het gebied te verbeteren. Die leefomstandigheden stonden in schril contrast met die van de notabelen die zich in de loop van de eeuwen vestigden in het inmiddels ontgonnen gebied ten zuidoosten van Heerenveen. In 1676 lieten de Friese stadhouder Willem Frederik en zijn vrouw, Albertine Agnes van Oranje, hier een landgoed aanleggen. Zij werden gevolgd door tal van andere notabelen die in het gebied landhuizen bouwden en parkachtige tuinen aanlegden. Zodoende is een zeer bijzondere concentratie ontstaan van buitenplaatsen met bijbehorende dienstwoningen en boerderijen, eeuwenoude bossen, statige lanen en prachtige parken. Het geheel vormt het tegenwoordige landgoed Oranjewoud, een gebied van 400 hectare dat wordt beheerd door Staatsbosbeheer. De bijnaam ’Pronkzaal van Friesland’ zegt eigenlijk alles. Een deel van het landgoed werd ontworpen door Daniël Marot, die ook de tuinen van paleis Het Loo ontwierp. Dat deel is in 2004 in zijn oorspronkelijke, barokke stijl gereconstrueerd. Daarbij werd het gebied tevens uitgebreid met een nieuwe tuin, waarin het nieuw gebouwde, strak vormgegeven gebouw van Museum Belvédère (museum voor moderne Friese kunst; een aanrader!), op prachtige wijze geïntegreerd is. Landgoed Oranjewoud laat zich het best te voet verkennen. Door Staatsbosbeheer is een wandelroute uitgezet van maar liefst 19 kilometer. De wijdere omgeving vormt een schitterend, zeer afwisselend decor voor fietstochten. Ten noorden van het bosgebied liggen de architectonisch en stedenbouwkundig interessante woonwijk Skoatterwâld en het reeds genoemde Museum Belvédère. In zuidelijke richting gaat het bosgebied vrij abrupt over in het open landschap dat gevormd wordt door grasland aan weerszijden van het riviertje de Tjonger. Naar het oosten toe is sprake van een geleidelijke overgang naar een halfopen landschap. Het Friese Haagje (met een knipoog naar het deftige Den Haag), zoals Heerenveen en omgeving ook wel genoemd worden, heeft alles te bieden voor een aangenaam verblijf. De levendigheid van sport- en winkelstad Heerenveen, de rust, de natuur en de cultuurhistorie van Oranjewoud, de cultuur, architectuur en stedenbouw van Museum Belvédère en Skoatterwâld én het zeer gevarieerde landschap van de wijdere omgeving.

Tussen Leeuwarden en Drachten ligt een wel heel bijzonder stukje Friesland. Hier gaan de Friese Wouden over in het Lege Midden, het laaggelegen deel van de provincie waar de Friese Meren liggen. Die overgang levert een prachtige combinatie op van verschillende landschappen: het halfopen coulissenlandschap van de Wouden, een wijds en open veenweidelandschap, ingepolderde meren, een enkele terp, moeras- en rietlanden en water, heel veel water. Dat laatste maakt het gebied natuurlijk bij uitstek aantrekkelijk voor de watersporter. Maar ook voor landrotten heeft dit schitterende gebied zeer veel te bieden. Het gebied wordt doorsneden door twee belangrijke verbindingen voor de beroepsvaart: het Prinses Margrietkanaal en de aftakking daarvan richting Leeuwarden en Harlingen, het Van Harinxmakanaal. Beide werden gerealiseerd tussen 1949 en 1952. Daarbij werden reeds bestaande vaarten uitgediept en gekanaliseerd. De plek waar het Prinses Margrietkanaal de vroeger druk bevaren route tussen Leeuwarden en Drachten kruist, heet heel toepasselijk ’Krúswetters’ (Kruiswaters). Ten zuiden daarvan ligt Nationaal Park De Alde Feanen, een 4000 hectare groot gebied dat bestaat uit open water, uitgestrekte rietvelden, bloemrijke graslanden en moerasbossen. Een groot deel is in beheer bij It Fryske Gea. Van oudsher wordt het gebied ook wel ’De Princenhof’ genoemd, naar het deel dat vroeger door het Huis van Oranje als jachtgebied werd gebruikt. Het werd begin twintigste eeuw al ontdekt als recreatiegebied en biedt de bezoeker van nu talloze mogelijkheden: varen, zeilen, wandelen, natuurexcursies, rondvaarten. Earnewâld is onlosmakelijk verbonden met het verleden en heden van De Alde Feanen. Nadat de turfgravers het landschap een ander aanzien hadden gegeven, werd het een dorp van vissers, schippers en rietsnijders. Tegenwoordig is het een recreatie- en watersportdorp én het toeristische hart van het Nationaal park. Behalve het bezoekerscentrum van het Nationaal Park zijn ook ooievaarsstation It Eibertshiem, Museum Het Kokelhûs en het Skûtsjemuseum een bezoekje waard. Voor kunstliefhebbers is Galerie Koopmans een aanrader. Maar de regio heeft meer te bieden dan Earnewâld en de Alde Feanen! Steek bijvoorbeeld eens het Prinses Margrietkanaal over naar Warten. Dit typische waterdorp aan de oude scheepvaartroute van Leeuwarden naar Drachten kreeg pas in 1865 een ontsluiting over land. In het dorp staat de enig overgebleven ’langhuisboerderij’ van Friesland die, net als het voormalig armenhuis, nu een museumfunctie heeft. Wat verder naar het westen ligt Wergea, dat is ontstaan op een terp tussen drie meren die in de zeventiende en achttiende eeuw drooggelegd werden. Het dorp groeide flink dankzij de ligging aan de vroeger druk bevaren vrachtroute van Leeuwarden, via Grou naar Sneek. De inwoners stonden bekend als de ’Brêgebidlers’ (brug-bedelaars), vanwege de tol die de schippers moesten betalen bij het passeren van de brug in het dorp. In 1886 werd in Wergea de eerste coöperatieve zuivelfabriek van Nederland opgericht, die is uitgegroeid tot het huidige internationale zuivelconcern Friesland Foods. Het mooie dorp vormt ook het decor voor het beroemde boek van Nynke van Hichtum, ’Afkes Tiental’. Het oude slot dat daarin voorkomt, huisvestte tot 2019 het Museum Ald slot. Via de www.wergea.com kunt u een wandelroute en twee fietsroutes downloaden. Oostelijk van de Alde Feanen ligt Oudega. Via de Oudegaster Zanding, een meer dat in 1922 werd drooggemalen, was dit dorp vroeger verbonden met de Wijde Ee. Aan de overkant van dat water ligt het gehucht Smalle Ee, dat vroeger een belangrijke handelsplaats was. Tegenwoordig is het meer te doen in De Veenhoop, dat vooral gericht is op de watersport. Rond de dag waarop hier de wedstrijd van het beroemde Skûtsjesilen gehouden wordt, vindt ook het meerdaagse Veenhoopfestival plaats. Een prachtige fietsroute door het overgangsgebied tussen de Friese Wouden en het Lege Midden is het Healânspad. De route voert onder meer langs Garyp. Dat dorp kent van oudsher een sterke binding met het aan de overkant van het Prinses Margrietkanaal gelegen Suwâld. Al in 1645 was er een ’overzet’, die in 1995 in ere hersteld werd met de ingebruikname van een (fiets)pontje dat vaart op zonne-energie. Ten zuiden van Suwâld staat nog het oude veerhuis uit 1727.

De streek tussen Veenklooster en Veenwouden is een geheel eigen stukje Friesland. Nergens in de provincie tref je in zo’n klein gebied zoveel dorps- en streeknamen die verwijzen naar het (oorspronkelijke) landschap. Het gebied ligt grotendeels op de ’zwaag’ van Kollum (Kollumer-zwaag), een keileemrug op de grens van een hoger gelegen gebied en lagere veengebieden ten noorden en westen daarvan. In dat veengebied is, op een hoger gelegen zandrug, Veen-wouden ontstaan. Zwaag-westeinde ligt op op het westelijke einde van de zwaag. Iets ten zuidoosten daarvan ligt Zwager-bosch en ten zuiden dáárvan Twijzeler-heide. Ook de naam Zandbulten laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Helemaal in het oosten ligt tenslotte Veen-klooster. De naam Veenklooster verwijst naar een vrouwenklooster dat hier in de dertiende eeuw vanuit Dokkum gesticht werd, De Olijfberg. In de zeventiende eeuw is op het kloosterterrein Fogelsanghstate gebouwd en een groot park aangelegd. De boerderijen en dienstwoningen rond de state hoorden van oorsprong ook bij het landgoed. Het dorp is één van de zeer weinige in Friesland zonder kerk. Ook de structuur van het dorp is uiterst zeldzaam in Friesland: je waant je bijna in een Drents brinkdorp. Al met al is deze, nog onontdekte, toeristische parel een bezoek meer dan waard. Ten westen van het bosrijke Veenklooster ligt het voor de Noordelijke Friese Wouden kenmerkende coulissenlanschap: een kleinschalig, halfopen landschap waar de percelen worden begrensd door elzensingels en zogenaamde ’dykswallen’. Hier en daar staan nog de karakteristieke, miniscule ’wâldhúskes’, die eind negentiende, begin twintigste eeuw langzamerhand de plaggenhutten van de turfstekers vervingen. Door het gebied loopt de spoorlijn van Groningen naar Leeuwarden, die in 1866 in gebruik werd genomen. De trein stopt onder meer in Veenwouden, dat ook een bezoekje waard is. Hier staat de rond 1300 gebouwde Schierstins, een versterkte stenen woontoren. Het is de de enige bewaard gebleven middeleeuwse torenstins in Friesland. En als u dan toch in de buurt bent, neem dan ook even een kijkje in het schilderachtige Veenwoudsterwal, dat net ten zuidwesten van Veenwouden ontstaan is als veenkolonie. Hier is de sfeer van de negentiende eeuw nog bewaard gebleven. De vaart door het dorp is de grens tussen de gemeenten Dantumadeel en Tytsjerksteradiel. Het dorpje is een prima uitvalsbasis voor kanotochten in het veengebied ten noorden van Veenwouden.

Het gebied rond de Fluessen wordt in de eerste plaats gekenmerkt door zijn enorme weidsheid: temidden van uitgestrekte, laaggelegen landerijen met hier en daar een zandrug die zorgt voor een glooiing in het landschap, ligt een groot, langgerekt meer. Vanwege zijn omvang en diepte is de Fluessen vooral bij zeilers zeer geliefd. Maar het gebied is niet alleen een walhalla voor de watersporter; ook op de wal heeft het zeer veel moois te bieden, zeker voor degenen die houden van rust en natuur. Duizenden jaren geleden, tijdens de één na laatste ijstijd, werd door het schuivende landijs een dal uitgeslepen. Dat gletsjerdal liep later vol water en zo ontstonden het Heegermeer en de Fluessen. Doordat de ijsmassa de grond voor zich uit geduwd had, waren stuwwallen gevormd die tegenwoordig als zandruggen boven de rest van het landschap uitsteken. Hemelum ligt op zo’n zandrug. Hier stond sinds het midden van de dertiende eeuw een vrouwenklooster dat anderhalve eeuw later plaatsmaakte voor een mannenklooster. Ook dat is al lang verdwenen. Maar in 2001 vestigde zich opnieuw een klooster in het dorp: het Russisch Orthodox klooster van de Heilige Nikolaas van Myra. De ligging van Hemelum aan de Morra én vlakbij de bossen van Gaasterland maakt het tot een uitstekende uitvalsbasis voor vaar-, fiets- of wandeltochten. Kijk bijvoorbeeld eens op "Route Zuidwest Fryslân". Ook Koudum is ontstaan op een hoger gelegen zandrug. In het dorp woonde vroeger een aantal voorname families. Eén daarvan was de familie Galama, die zich inzette voor de ontginning van de laaggelegen gronden. Als beloning daarvoor kregen de Galama’s in 1628 van de Friese Staten het recht om tol te heffen bij de smalle doorvaart tussen de Fluessen en de Morra. Toen in 1732 tussen Hindeloopen en Hemelum de Koudumer Slaperdijk aangelegd werd, kwam bij de ’Galama-dammen’ een sluis. Het tolrecht werd pas in 1942 afgekocht door de toenmalige gemeente Hemelumer Oldeferd. Sinds in 2007 het aquaduct in gebruik werd genomen, is het oponthoud voor de scheepvaart en het wegverkeer verleden tijd. Vanwege de tuinbouw die zich bij Koudum ontwikkelde, kregen de inwoners de bijnaam ’Koudumer Beantsjes’ (boontjes). Sinds 2005 vindt jaarlijks de Koudumer Beantsjedei plaats ter ere van de pluk van de eerste boontjes (eind juni). Twee jaar later werd dat feest voor het eerst gecombineerd met een nostalgische race voor zeilpramen van Koudum naar Gaastmeer en terug. Opvallend is het aantal galeries en ateliers in het dorp: Singel 19, Beeldhouwcentrum Koudum, Galerie Hekker, Wigle Engelsma en Hanshan Roebers. Eeuwenlang stonden de lager gelegen gebieden een groot deel van het jaar deels onder water. Dat gold bijvoorbeeld voor het gebied ten noordwesten van de Fluessen. Hier liggen buurtschappen met namen als It Heidenskip en De Hel, die verwijzen naar de voorheen slechte natuurlijke omstandigheden. Het droogmalen van het land betekende een grote verbetering. De naam ’Polder De Vooruitgang’ is wat dat betreft veelbetekenend. Tegenwoordig is het een prachtig, weids gebied met schitterende vergezichten en indrukwekkende wolkenpartijen. Het bemalen van de polders gebeurt nog steeds voor een deel met molens. Een karakteristiek type is de zogenaamde Amerikaanse Windmotor, die wordt gekenmerkt door een lichte, ijzeren constructie, een windrad met ijzeren schoepen en één of twee ijzeren windvanen. Tussen Koudum en Molkwerum staat één van de grootste exemplaren van Friesland. Aan de zuidoostkant van het meer ligt de streek Noordwolde. Na het bedijken van de Grote Noordwolder Veenpolder in 1835 werd hier turf gewonnen. Langs de weg door de hier gelegen dorpen staan verschillende monumentale boerderijen, met in veel gevallen onder het woonhuis een melkkelder, waar vroeger kaas en boter gemaakt werd. De thuisproductie verdween grotendeels toen in 1910 in Elahuizen een zuivelfabriek gebouwd werd. Tegenwoordig herbergt de fabriek een groepsaccommodatie. Het dorp kent daarnaast twee zeilscholen. Ook Oudega had voorheen een eigen haventje aan de Fluessen. Het sluisje in de Grote Turfvaart, de verbinding tussen het meer en het dorp, bestaat nog steeds. In Kolderwolde staan langs de weg een aantal vrouwenbeelden, de Famkes van Kolderwolde.

Sneek behoeft eigenlijk geen toelichting: het is één van de Friese Elfsteden en hét watersportcentrum van de provincie. Hoogtepunten van het watersportseizoen zijn de finale van het skûtsjesilen en natuurlijk de Sneekweek, die wordt geopend met de traditionele vlootschouw. Maar het bruisende Sneek heeft meer te bieden dan alleen de watersport: tal van winkels, gezellige cafés, goede restaurants, muziek, theater en het hele jaar door verschillende evenementen. En dat alles in een prachtige, historische ambiance. Iedereen kent de beroemde Waterpoort, maar de stad telt nog vele andere monumenten. In een aantal daarvan zijn musea gevestigd. Het Fries Scheepvaartmuseum biedt een veelzijdig beeld van de geschiedenis van de Friese scheepvaart van de 17de tot de 20ste eeuw. In het NS-station zit het Nationaal Modelspoormuseum. Hier kon u tot 2014 ook de stoomtrein naar Stavoren nemen. Aan het schilderachtige Kleinzand vindt u het bezienswaardige winkeltje van de beroemde distilleerderij Weduwe Joustra. Kunstliefhebbers kunnen hun hart ophalen in verschillende galeries, waaronder Galerie Het Lam en Galerie Peter Bax. Kijk ook eens op www.kunstkast.nl. Wilt u de relatieve drukte van Sneek even ontvluchten? In het gebied ten oosten en noordoosten van de stad treft u een oase van rust! Deze streek wordt wel aangeduid als de "Lege Geaën", de lage gebieden. Geniet hier van de stilte en het typisch Friese landschap met zijn prachtige vergezichten en indrukwekkende wolkenluchten. De nabijheid van de Snitsermar geeft het gebied nog een extra dimensie, in landschappelijk opzicht, maar ook voor natuurliefhebbers. Samen met de aangrenzende polders vormt het een interessant en rijk natuurgebied van zo’n 1200 hectare. Het is onder meer van groot internationaal belang voor veel watervogels. Dwars door het gebied slingert de Snitser Âldfeart. De meeste dorpen zijn daarmee verbonden door middel van zogenaamde ’opvaarten’. Een ander karakteristiek landschapselement is de Griene Dyk. Deze dijk, die loopt van Sneek naar Jirnsum, werd in de 12e eeuw aangelegd om het laaggelegen gebied te beschermen tegen overstromingen vanuit het zuidoosten. Scharnegoutum, Gauw, Goënga, Loënga en Offingawier staan ook wel bekend als de "Snitser Fiifgea". Gauw, Goënga en Offingawier zijn verstilde, authentieke dorpjes die de weidsheid van het landschap even onderbreken. In Offingawier is in een oud pand met een moderne aanbouw een galerie gevestigd. Niet te missen als u door het dorp rijdt. Ten oosten van het dorp, aan de Snitsermar, ligt het drukbezochte recreatiecentrum De Potten. Het grootste dorp van de Snitser Fiifgea is Scharnegoutum, dat is ontstaan op de oostelijke oever van de voormalige Middelsee. Het dorp is mooi gelegen aan De Swette, die lange tijd de belangrijkste verbinding was tussen Leeuwarden en Sneek en tegenwoordig, als onderdeel van de Middelseeroute, vooral van belang is voor de pleziervaart. Op de vlag en het wapen van het dorp staat een vijfpuntige ster, die de vijf dorpen van de Snitser Fiifgea symboliseert. Loënga is nog net niet opgeslokt door Sneek. Om deze bijzondere enclave te beschermen tegen de oprukkende verstedelijking is een landschapsplan gemaakt en uitgevoerd. Onderdeel daarvan was het graven van een haventje en een vaarverbinding met De Swette. In het noordelijk deel van de Lege Geaën liggen de charmante dorpjes Sibrandabuorren, Tersoal en Poppenwier. Het laatste is een beschermd dorpsgezicht en zeer schilderachtig. In Sibrandabuorren staat nog de voormalige zuivelfabriek "De Lege Geaën", die van 1891 tot 1975 in bedrijf was. Over de Sibrandabuorsterfeart, de verbinding met de Snitsermar, ligt een prachtige brug uit 1865. Ook Tersoal heeft een vaarverbinding met het meer. Alle drie dorpen zijn via een opvaart verbonden met de Snitser Âldfeart. Het vele water is jaarlijks het toneel voor het zogenaamde "preamkeskowen" nemen zes dorpen in het gebied het tegen elkaar op in een wedstrijd met karakteristieke pramen.

Het best bewaarde geheim van Friesland ligt waarschijnlijk ten westen van Wolvega: een schitterend gebied dat bij het grote publiek nauwelijks bekend is en mede daardoor zijn authentieke karakter heeft weten te behouden. Uitgestrekte veenpolders, sloten, vaarten, riviertjes, petgaten, moerassen, oude dijken, sluizen, gemalen, molens: liefhebbers van rust, natuur en cultuurhistorie kunnen hier hun hart ophalen. Houdt u van wandelen? Of meer van fietsen? Varen? Paardrijden? Kanoën? Skeeleren? Het kan hier allemaal! De Grote Veenpolder, zo staat het gebied ten zuidwesten van de Helomavaart bekend. Aan de andere kant van die vaart bestaat het landschap uit een aantal kleinere veenpolders, waarvan de namen in de meeste gevallen niet getuigen van erg veel fantasie: Polder De Ontginning, Hoekstra’s Polder, Polder Oldelamer In laatstgenoemde polder ligt, tegen de Tsjonger aan, natuurgebied "Het Braandemeer", dat bestaat uit een meertje, graslandpercelen, moeras, petgaten en rietlanden. Iets naar het zuiden ligt nog zo’n schitterend natuurgebied: de Rottige Meenthe. Dit gebied beslaat de oostelijke helft van de Grote Veenpolder die, in tegenstelling tot het westelijk deel, na de afgraving van het veen niet drooggemalen en in cultuur gebracht is. Dat heeft ook hier geresulteerd in een afwisseling van petgaten, rietvelden en moerassen en een zeer bijzondere flora en fauna. Het gebied kan te voet, per fiets of per kano verkend worden. Wilt u een deskundige toelichting, dan bevelen wij de regelmatig door Staatsbosbeheer georganiseerde excursies aan. Kunst en cultuur speelt een belangrijke rol in de Rottige Meenthe. Het gebied vormt onder meer het decor voor twee, jaarlijks georganiseerde opera’s: Opera-Nijetrijne en Opera-Spanga. In laatstgenoemd dorp bevindt zich ook het (op afspraak te bezoeken) atelier met galerie van keramiste en plateelschilderes Alie Jager en kunstnijverheidsatelier Zink en Zilver. De Grote Veenpolder is ook in cultuurhistorisch opzicht een zeer interessant gebied. Eeuwen vóór de veenontginning werd hier (door monikken?) de Scheene al gegraven, die het gebied tussen de benedenloop van de Tsjonger en De Linde in tweeën verdeelde. Later werd deze grenssloot verbreed ten behoeve van de turfvaart. Tegenwoordig vormt De Scheene een idyllisch, schijnbaar natuurlijk landschapselement. Waar de Scheene uitmondt in de Helomavaart ligt de Scheenesluis. Vlak daarbij staan twee van de vele watermolens die het gebied van de Grote Veenpolder droogmaalden. De al eerder genoemde Helomavaart verbindt De Tsjonger en De Linde met elkaar en werd in 1748 aangelegd om de turf per schip af te kunnen voeren. De vaart is genoemd naar de familie Van Heloma, die in 1704 in bezit kwam van de "Weststellingwerfsche geoctrooieerde Veencompagnie". Op de plaats waar de vaart in de Lende uit kwam, werd in 1927 de Driewegsluis gebouwd. Deze in Nederland unieke sluis was nodig vanwege de waterstaatkundige noodzaak om in de Helomavaart, de bovenloop van De Lende én de benedenloop drie verschillende waterstanden te realiseren. Het complex is in 1994 in oude staat gerestaureerd. De Lende en de Tsjonger komen bij elkaar bij Slijkenburg. Van de oorsprong van dit dorp als verdedigingsschans tegen de Spanjaarden in de Tachtigjarige Oorlog is niets meer te herkennen. Wel herinneren hier de oude dijken aan de tijd dat het dorp nog aan de kust van de Zuiderzee lag. Langs het dorp loopt de N351, die genoemd is naar Peter Stuyvesant, de directeur-generaal van de voormalige Nederlandse kolonie Nieuw-Nederland, waarvan Nieuw-Amsterdam (het tegenwoordige New York) de hoofdstad was. Bij Scherpenzeel, het dorp waar hij opgroeide, staat aan de N351 een monument ter ere van deze belangrijke historische figuur. Een standbeeld van hem staat aan de Tjerk Hiddesweg in Wolvega. Die plaats is onder meer een bezoek waard vanwege Museum Het Kiekhuus en de in molen Windlust gevestigde Oudheidkamer. Nog meer informatie over de lokale geschiedenis wordt geboden door het in de Openbare Bibliotheek gevestigde Historisch Informatie Punt. En als u daar dan toch bent, neem dan ook eens een kijkje in de Kijkzaal, waar wisselende kunstexposities gehouden worden.

Vaak wordt gezegd dat Friesland eigenlijk eindigt bij het riviertje de Tsjonger: ten zuiden daarvan liggen de Stellingwerven, een gebied met een geheel eigen karakter en cultuur. Hier praat men ook geen Fries, maar "Stellingwarfs", een nedersaksisch dialect dat ook in het aangrenzende deel van Overijssel en Drenthe gesproken wordt. Alles over de geschiedenis van dit bijzondere gebied vindt u op www.stellingwerven.dds.nl. De Tsjonger (Kuunder in het Stellingwerfs) en de Lende zijn twee riviertjes die bijdragen aan de afwatering van het Drents Plateau. Precies tussen deze stroompjes, waar het land hoger en dus droger was, is een aantal dorpen ontstaan. De bij de dorpen behorende landerijen (de ’dorpsgebieden’) strekten zich in noordelijke en zuidelijke richting uit tot aan de genoemde riviertjes. Beide riviertjes vormden in de Tachtigjarige Oorlog samen de Lende-Kuunderlinie, die deel uitmaakte van de Friese Waterlinie die dwars door Zuidoost Friesland loopt. Ten zuidoosten van Oldeberkoop, bij het Stuttebosch, lag de Bekhofschans, waarvan de contouren in 2007 weer zichtbaar gemaakt zijn. Oldeberkoop, in de eerste helft van de negentiende eeuw hoofdplaats van Weststellingwerf, is niet alleen letterlijk het middelpunt van deze regio; het mooie, een zekere grandeur uitstralende dorp is ook het toeristische centrum. Het ligt midden in het 340 hectare grote natuurgebied de Tsjongervallei van Staatsbosbeheer. Ook It Fryske Gea bezit in de omgeving van Oldeberkoop een aantal natuurgebieden: het Meulebos, de Delleboersterheide, de Diakonievene en de Bekhofschaans. Vanuit het dorp zijn wandelroutes uitgezet naar de verschillende natuurgebieden. Bij het VVV-foldersteunpunt zijn daarnaast beschrijvingen verkrijgbaar van een wandelroute door het dorp en een aantal fietsroutes in de wijdere omgeving. Het zeer actieve dorp kent een groot aantal evenementen. Om er een paar te noemen: de voorjaarsfair, eind juni een ’kuierweekend’, gedurende vier weken in de zomer een Kunst- en Kijkroute en op de laatste woensdag van juli een jaarmarkt. Verder bevinden zich in het dorp een internationale school voor textieltechniek, kunst en vormgeving (met een galerie; zie www.hawar.nl), een galerie die zich heeft gespecialiseerd in ’honden- en paardenkunst’ (Nimrod), een schaakmuseum, een hertenkamp, een kaasboerderij en een ’1000-dierenboerderij’. Het landschap tussen de Lende en de Tsjonger is een typisch coulissenlandschap dat karakteristiek is voor het grootste deel van de Stellingwerven: langgerekte, door houtwallen omzoomde percelen grasland en akkers, afgewisseld door heidevelden, water en bos. Een prachtig decor om in te wandelen, te fietsen of paard te rijden. Maar ook vanaf het water kan het gebied verkend worden. De Tsjonger, onderdeel van de Turfroute, is bevaarbaar voor motorboten en is via een opvaart verbonden met Oldeberkoop, waar een passantenhaven is. De Lende is geschikt om te kanoën. Een kano kunt u bijvoorbeeld huren op de camping van Oldeholtpade, die eigendom is van de Vereniging Plaatselijk Belang. Door die vereniging zijn drie wandeltochten uitgezet in de omgeving van het dorp. Voor de routebeschrijvingen, inclusief interessante informatie over de omgeving, gaat u naar www.oldeholtpade.com. In het gebied ten noordwesten van Oldholtpade werd rond 1840 begonnen met de afgraving van het veen. De zogenaamde "Holtwolder akkerturf", genoemd naar de dorpjes Oldeholtwolde en Nijholtwolde, was naar verluid van uitzonderlijke kwaliteit. In het noordoosten van deze regio ligt Makkinga, dat bekend is om de vlooienmarkt die van maart tot en met oktober elke laatste zaterdag van de maand gehouden wordt. Deze openluchtmarkt wordt ook wel aangeduid met "Waterlooplein van het Noorden". In het dorp bevindt zich "Museum Oold Ark", waar allerlei handgereedschappen uit vervlogen tijden tentoongesteld zijn. In dit museum is ook een routebeschrijving verkrijgbaar voor een cultuurhistorische wandeling door het dorp. Meer informatie over de vlooienmarkt en het museum vindt u op de site van de VVV-Makkinga.

"Hier op `e wadden, wereld fan water en slik, won hij lând út see in weer en wyn, skep foor skep, monnikewerk". Deze tekst op het monument "De Slikwerker", dat bij Zwarte Haan op de dijk staat, typeert de geschiedenis van dit bijzondere gebied in Friesland. Het is nog maar relatief kort geleden dat hier het water van de Middelzee stroomde. Vanaf de zestiende eeuw is het Bildt stukje bij beetje op de zee veroverd. De opeenvolgende inpolderingen zijn duidelijk herkenbaar in het wijdse landschap, dat wordt gedomineerd door oude, minder oude en nieuwe dijken. Daartussen is, vanaf de tekentafel, een zeer regelmatig landschap uitgezet met rechte en haaks op elkaar staande wegen en vaarten. Bij het inpolderen van de Middelzee kregen de Friese bewoners hulp van grote aantallen slikwerkers uit onder meer Zeeland en Zuid Holland. Veel daarvan bleven in het gebied wonen en vermengden zich met de lokale bevolking. Daardoor is een geheel eigen taal ontstaan, het Bildts. De Hollandse invloed blijkt ook uit de vroegere namen voor Sint Jacobiparochie, Sint Annaparochie en Vrouwenparochie: Wijngaarden, Altoenae en Kijfhoek, drie (voormalige) dorpen in de buurt van Rotterdam. Langs de Oudebildtdijk (uit 1505) en de Nieuwebildtdijk (uit 1600) is een zeer karakteristiek bebouwingspatroon ontstaan. Aan de noordkant staan, tegen en op de dijk, de arbeiderswoningen en ten zuiden van de dijk, achter de dijksloot, de vaak monumentale boerderijen van de herenboeren die het destijds nieuwe land in bezit hadden. Op sommige plaatsen is de lintbebouwing verder uitgegroeid tot een dorp. De dorpen Westhoek en Oude Bildtzijl meegerekend, ligt langs de Oudebildtdijk het langste, min of meer gesloten bebouwingslint van Nederland (11,5 kilometer). Het Bildt kent dus een rijke cultuurhistorie. Maar met name achter de huidige zeedijk kunnen ook natuurliefhebbers hun hart ophalen. Daar ligt het Noarderleech. Oorspronkelijk zou ook dit gebied ingepolderd worden ten behoeve van de landbouw; er waren al lage dijkjes (zomerdijken) aangelegd. Op aandringen van natuurorganisaties krijgt nu de zee weer meer de ruimte en worden de zomerpolders langzamerhand omgevormd tot kwelders. Rust, ruimte, prachtige vergezichten, spectaculaire wolkenluchten, cultuur en natuur... . Het Bildt heeft veel te bieden! Niet voor niets heeft ook Nederlands beroemdste schilder, Rembrandt van Rijn, het Bildt bezocht. Hij ontmoette er Saskia van Uylenburgh, met wie hij in 1634 trouwde in de hervormde kerk van Sint Annaparochie.


0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | 34 | 35 | 36 | 37 | 38 | 39 | 40 | 41 | 42 | 43 | 44 | 45 | 46 | 47 | 48 | 49 | 50 | 51 | 52 | 53 | 54 | 55 | 56 | 57 | 58 | 59 | 60 | 61 | 62 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | 73 | 74 | 75 | 76 | 77 | 78 | 79 | 80 | 81 | 82 | 83 | 84 | 85 | 86 | 87 | 88 | 89 | 90 | 91 | 92 | 93 | 94 | 95 | 96 | 97 | 98 | 99 | 100 | 101 | 102 | 103 | 104 | 105 | 106 | 107 | 108 | 109 | 110 | 111 | 112 | 113 | 114 | 115 | 116 | 117 | 118 | 119 | 120 | 121 | 122 | 123 | 124 | 125 | 126 | 127 | 128 | 129 | 130 | 131 | 132 | 133 | 134 | 135 | 136 | 137 | 138 | 139 | 140 | 141 | 142 | 143 | 144 | 145 | 146 | 147 | 148 | 149 | 150 | 151 | 152 | 153 | 154 | 155 | 156 | 157 | 158 | 159 | 160 | 161 | 162 | 163 | 164 | 165 | 166 | 167 | 168 | 169 | 170 | 171 | 172 | 173 | 174 | 175 | 176 | 177 | 178 | 179 | 180 | 181 | 182 | 183 | 184 | 185 | 186 | 187 | 188 | 189 | 190 | 191 | 192 | 193 | 194 | 195 | 196 | 197 | 198 | 199 | 200 | 201 | 202 | 203 | 204 | 205 | 206 | 207 | 208 | 209 | 210 | 211 | 212 | 213 | 214 | 215 | 216 | 217 | 218 | 219 | 220 | 221 | 222 | 223 | 224 | 225 | 226 | 227 | 228 | 229 | 230 | 231 | 232 | 233 | 234 | 235 | 236 | 237 | 238 | 239 | 240 | 241 | 242 | 243 | 244 | 245 | 246 | 247 | 248 | 249 | 250 | 251 | 252 | 253 | 254 | 255 | 256 | 257 | 258 | 259 | 260 | 261 | 262 | 263 | 264 | 265 | 266 | 267 | 268 | 269 | 270 | 271 | 272 | 273 | 274 | 275 | 276 | 277 | 278 | 279 | 280 | 281 | 282 | 283 | 284 | 285 | 286 | 287 | 288 | 289 | 290 | 291 | 292 | 293 | 294 | 295 | 296 | 297 |