Noordwolde is een groot streekdorp van middeleeuwse oorsprong dat zich al spoedig na het graven van de Noordwoldervaart (oorspronkelijk Noordwolder Sloot) in 1642 tot een kruisdorp ontwikkelde. Dat beeld geeft de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 al te zien. De oorspronkelijke bebouwingsstreek zet zich na het kruispunt van weg en vaart nog verder naar het oosten door, maar hier, in tegenstelling tot de andere streekdorpen op deze ontginningsas, aan de zuidzijde van de weg. Ten noordwesten van de kruiskern ligt nog de Molenbuurt.
In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd gemeld: ‘een groot Dorp …. Weleer was dit Dorp, wegens de sterke turfgraavery, zeer in bloei, waarom ’er van jaar tot jaar nieuwe huizen werden aan gebouwd; doch thans begint het veen sterk te verminderen, en dus de bloei van ’t Dorp af te neemen. Om de turf van hier te vervoeren, heeft men, voor deezen, met groote kosten, door hoog land, hier eene Vaart of Schipsloot gegraaven, die de Noordwolder sloot genaamd wordt, en, met meer dan een Verlaat voorzien, in ’t Zuiden van Nyeholtpade uitkomt in de Linde, die daar vaarbaar is, en ook gehouden wordt, door middel van een Verlaat, op de hoogte van Oldeholtpade. De Kerk deezes Dorps heeft geenen toren, en staat aan den algemeenen rydweg, in ’t geboomte. Wat Westelyker heeft men eene fraaie buurt op den wal van gemelde Sloot, over welke eene Valbrug ligt, en waarby ook een Veenheerenhuis gebouwd is. Een weinig Noordelyker heeft men eenige huizen in een vermaaklyk bosschagie, insgelyks door de Eigenaars der Veenen gebouwd. Wat Westelyker ligt de Molenbuuren, en vry verre ten Noordoosten op de Heide de buurt Zandhuizen. Dit Dorp heeft een’ Korenmolen staande bewesten de voornaamste buurt, ten Zuiden van den rydweg.’
Door de bloei, dankzij de turfwinning, groeide de nederzetting tot een groot dorp dat als vanzelfsprekend het hoofddorp van de grietenij werd. Maar het tij keerde en de kaart uit de atlas van Eekhoff laat zien dat langs de sloot, in de dorpskern de Kolonievaart geheten, de bebouwing was verdicht, maar er verder weinig ontwikkelingen waren.
Om redenen van filantropie werden aan het einde van de 19de eeuw door dokter Mulder en dominee Reitsma initiatieven genomen om de werkloos geworden veen- en landarbeiders aan de huisvlijt te zetten. Noordwolde ontwikkelde zich tot een dorp van rietvlechters, mandenmakers en stoelen. Later werd overgeschakeld op de rotanverwerking, vooral voor meubelen. In het armhuis kwam een opleiding om het vakmanschap te verbeteren en toen Harm Ellens in 1908 de directie mocht voeren, rustte hij niet tot er een echte school stond. Deze kon in 1912 geopend worden. Op de Rijksrietvlechtschool werd veel aandacht besteed aan de kunstnijvere kwaliteit van de producten.
Aanvankelijk moesten de naar alle delen van het land verkochte stoelen en andere producten naar de spoorhalte van Peperga/De Blesse worden gebracht. Maar vanaf 1914 konden die met de tram van Noordwolde naar Steenwijk worden vervoerd. De concurrentie van Aziatische producenten heeft de bedrijfstak doen krimpen, de school is na de oorlog gesloten, maar nog steeds worden genoemde producten in Noordwolde vervaardigd.
Noordwolde is een nijvere plaats gebleven. De rietvlechtschool is in 2000 tot museum ingericht en met een nieuw stedelijk plein uitgebreid tot multifunctioneel centrum met school, bibliotheek, een theaterzaal en veel meer functies. Verpakt in opmerkelijke architectuur die knipoogt naar het in de nabijheid staande voormalige tramstation uit 1913.
De kerk is vanouds in het oosten wat buiten de kom van het dorp gelegen en is een zaalkerk uit 1640 met een driezijdig gesloten koor en een houten geveltoren uit 1874.
Korenmolen Windlust, een achtkante houten stellingmolen op een bakstenen onderbouw is in 1860 als grondzeiler gebouwd en in 1880 als stellingmolen herbouwd. De molen heeft thans een museumfunctie. De plaats is na de laatste oorlog sterk uitgebreid. Dat is vooral aan de zuidzijde gebeurd met als recent resultaat het parkachtige gebied De Stelling.