Donkerbroek is een streekdorp dat mogelijk al in de 13de eeuw is ontstaan tussen Hoornsterzwaag en de Haule, aan de van west naar oost lopende weg, op een wat hogere rug in het land ten noorden van de Tsjonger. Het dorp is daarmee een van de oudere nederzettingen in een wijde omgeving.
Pas sinds het einde van de 18de eeuw komt er een sterke kentering in dit rustige agrarische streekdorp, als vanuit het noorden de Opsterlandse Compagnonsvaart vanaf de buurschap Klein Groningen wordt doorgetrokken in zuidelijke richting. Op de kruising van weg en vaart werd in 1789 de eerste brug geslagen.
De verveningen zijn voor de verdere ontwikkeling van Donkerbroek en omgeving van groot belang geweest, maar het dorp is toch niet een typisch veenontginningsdorp geworden. Er zijn plannen geweest om het veenpakket tot turf te winnen, waarvoor wijken vanuit de vaart zouden moeten worden gegraven. Het is er niet van gekomen. Wel volgden aan de vaart bouwontwikkelingen, zelfs voor industriële activiteiten, zodat de streek een kruis werd.
Ten noorden van Donkerbroek zijn bij de Compagnonsvaart in de tijd van de veenexploitatie de buurtschappen Petersburg en Moskou ontstaan. Toch is in het dorp de bebouwing langs de Herenweg dominant gebleven. Omstreeks 1850 regen de boerderijen zich langs deze weg aan elkaar. In 1861 werd de dorpsweg bestraat en in 1880 werd de weg over Haule naar Veenhuizen verhard. Ook langs de vaart kwam enige bebouwing tot ontwikkeling. De oude draaibrug werd in 1856 vervangen door een ijzeren draaibrug.
Ten noordoosten van de Compagnonsvaart werd in 1898 een zuivelfabriek gesticht, later gevolgd door een Coöperatieve Aankoopvereniging ‘Friesland’ van boeren. Deze staat aan de Fruitier de Talmaweg aan de vaart, een complex uit 1911 van horizontale en verticale, zakelijke bouwelementen met sierlijke details in vernieuwingsstijl. De silo is in het midden van de jaren vijftig opgericht.
Helemaal in het westen van de streek staat de hervormde kerk die in 1714 werd gebouwd ter vervanging van de middeleeuwse, aan de Sint- Laurentius gewijde kerk waarvan enig muurwerk bewaard is gebleven. De in de westelijke gevel opgenomen toren is pas in 1860 opgetrokken. De ingang van de kerk is ook in de herbouwtijd met een gebeeldhouwde wapensteen bekroond. De preekstoel is mogelijk in de bouwtijd of iets later in de kerk geplaatst. Het orgel is omstreeks 1700 gebouwd voor de rooms-katholieke kerk van Jutphaas en is in 1879 in deze kerk geplaatst. Door de aanvankelijk torenloze kerk staat op het kerkhof een dubbele houten klokkenstoel die een paar keer is vernieuwd met een klok van omstreeks 1300 door Geert van Wou en later een van Johan Schonenborch uit 1520.
De bebouwing langs de Herenweg en de G.W. Smitweg verdichtte en breidde zich richting Haule uit. Ook ’t West, richting Hoornsterzwaag, raakte bebouwd. Daar staat nog een tolhuisje van omstreeks 1860. Bovendien kwam er aan zijpaden zoals de Schapendrift en de Balkweg bebouwing.
Aan de laatste weg waar in het begin van de 20ste eeuw ook de trambaan werd gelegd, kwam in 1845 het buitenhuis Ontwijk tot stand in opdracht van R.L. Fruitier de Talma en J.W. Berghuis. Het neoclassicistische gebouw heeft een geblokt gepleisterd front en boven de toegangspartij een fronton. In het zuiden waren bospercelen aangeplant. In 1928 werd het buiten met bossen aangekocht door enkele notabelen die daartoe de ‘Vereeniniging tot Behoud van Natuurschoon’ hadden opgericht, een opmerkelijk vroeg initiatief op het terrein van natuurbehoud. Het werd met de bossen in 1969 overgedragen aan Staatsbosbeheer.
Intussen nam de bebouwing langs de Compagnonsvaart nauwelijks toe. Uitzondering zijn enige vrijstaande burgerwoningen en een rijtje ‘woudboerderijtjes’, woningen met een stal aan de achterzijde, die in 1920 in het kader van de Woningwet aan de Herenwal zijn gebouwd. Van deze laatste is een van de vijf gesloopt. Vlak na de oorlog kwamen goede projecten van volkshuisvesting tot stand aan de Schapendrift en de Wemerstraat. Daarna is het dorp vooral aan de zuidoostzijde flink uitgebreid.