Leider können wir im Moment nur Teile dieser Website in deutscher Sprache zur Verfügung stellen. Für diejenigen Teile der Website, die noch nicht übersetzt wurden, empfehlen wir die Verwendung der unter dem Artikeltitel genannten Google Translate-Option.



Warfstermolen is een streekdorp dat aan de omstreeks 1315 aangelegde oude zeedijk is ontstaan, waarschijnlijk nadat in 1529 de nieuwe dijk om het Nieuwkruisland was aangelegd. Het element ‘warf’ in de naam duidt op een huis op de dijk waar de dijkvergaderingen werden gehouden en de ‘molen’ in de naam komt al in 1574 voor in de bronnen.

Warfstermolen is lang een buurschap bij Burum geweest maar wordt nu als zelfstandig aangemerkt, hoewel het noch door een kerk, noch door een school of andere gebouwen met bijzondere voorzieningen wordt geaccentueerd. Ten oosten van het dorp, in de buurt Halfweg, op de hoek van de Leegsterweg en de Eeuwe Ennesweg, staat een inmiddels buiten gebruik gestelde school. In Warfstermolen staat wel een dorpshuis.

Het dorp bestaat uit een redelijk gesloten lintbebouwing aan voornamelijk de zuidzijde van de oude dijk en een bescheiden naoorlogse dorpsuitbreiding aan de zuidzijde, De Warf en omgeving, waaromheen de doorgaande weg is gelegd. Ook aan de Gruytsweg is na de oorlog nog volkshuisvesting gekomen waardoor de nederzetting aan de dijk een goede samenhang vertoont. De laatste jaren is de noordelijke berm van deze dijk ’s zomers een bloemenweelde. De meeste woningen, gevarieerd met dwars- en langskappen en uit verschillende bouwperioden, stammen verder meestal uit het einde van de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw. De tamelijk hoog opgetrokken kleine stelpboerderij op nummer 68 kan uit de eerste helft van de 19de eeuw dateren. De dwarsgeplaatste middengangwoning op nummer 66 dateert ook uit die periode, maar gezien het grote baksteenmateriaal kan het ook nog wel vroeger zijn geweest.

In het land rondom het dorp staan boerderijen, waaronder robuuste exemplaren. Aan de Eeuwe Ennesweg bij Halfweg staat een grote kop-hals-romp. Bij De Kolk in het noorden aan de Oude Borchweg een boerderij met een voorhuis uit 1927 in Amsterdamse Schoolstijl. Op de hoek van de Gruytsweg en Leegsterweg een kop-hals-rompboerderij uit de eerste helft van de 19de eeuw met een tuinhuis op het voorerf.

Wergea is als een agrarische nederzetting op een kleine terp tussen enkele meren ontstaan. Deze meren, het Groote Wargastermeer, het Jorniahuistermeer en het Hempensermeer, zijn alle drooggemalen. Het dorp heeft zijn ontwikkeling vooral te danken aan de gunstige ligging voor het verkeer. Het ligt aan de Wargastervaart, een voorheen drukke route die Leeuwarden met het zuiden verbond.

De laatste decennia is het weer druk op de vaart, maar dan door de waterrecreanten. Langs beide oevers van de vaart is sinds de 16de eeuw zoombebouwing ontwikkeld: aan de Grote Buren, de Kleine Buren en later aan de Nieuwe Hoek. Het begin van de Grote Buren loopt als brede kade voor het front van de dorpskerk langs. Achter de kerk staat hoog de voormalige pastorie in een ruime tuin. Daarna buigt de Grote Buren tussen de bebouwing door, waarvan de woningen en voormalige winkels aan de westzijde onmiddellijk aan het water staan. Er staan nogal wat brede woningen van het notabele type en op de hoek van de Gele Eker een pand uit 1668, bekend als de oude bakkerij. De tuitgevel heeft voor die tijd kenmerkende beitelingen of vervlechtingen. Beneden is de indeling gewijzigd, maar op de verdieping zitten de ronde ontlastingsbogen met negblokken boven de vensters. Kordonbanden van natuursteen geven de bouwlagen aan en de gevel wordt bekroond door een op een console met kopje rustende uitgemetselde pinakel. Verder zuidelijk ligt een kleine ijzeren flapbrug over het smalle dwarsvaartje en dan volgt de Hilleburen langs het water van de Wargastervaart.

De goeddeels gesloten bebouwing langs de smalle kade van de Kleine Buren dateert uit de decennia rond 1900. De meeste huizen zijn een enkele laag met een kap hoog, maar soms is er één hoger. In de gevelwand valt het brede Popmagasthuis op, een in 1664 gesticht weduwenhofje dat in 1864 vernieuwd is. Boven de deur van de voor het dak uitgebouwde middenpartij is de grote wapensteen van stichtster Vrouk van Popma en haar man herplaatst. Aan de noordzijde van de brug is de gang langs het water, de Nieuwe Hoek, nog smaller. Daar staat wel de grootste en met sierpleister elementen overdadig opgesmukte notabele woning. De woning is gebouwd door een zeer ondernemende man in de decennia rond 1900: Abraham Keimpes Hoekstra. Hij was bouwondernemer van woningen, boerderijen en molens. Voorts was hij geldschieter en technisch adviseur van de boeren die in 1886 de Vereniging Coöperatieve Zuivelfabriek ‘Warga’ hebben opgericht, de eerste zo georganiseerde fabriek van het land. Bovendien werd hij een vermaarde schaatsenfabrikant. Daarmee hield hij zijn knechten in de slappe wintertijd aan het werk. Aan het begin van de 20ste eeuw ging hij om dezelfde reden cementstenen produceren, waardoor in Wergea en omgeving opvallend veel gebouwen van dit materiaal zijn gebouwd. Haaks op het water kwamen aanvankelijk slechts beperkte buurtjes langs paden en wegen, waarvan de Gele Eker de belangrijkste is. Daar staan enkele panden uit het einde van de 18de eeuw en notabele woningen.

De rooms-katholieke Martinuskerk met hoge toren is in 1862 verrezen naar ontwerp van H.J. Wennekers in een vroege neogotische stijl en heeft een compleet inventaris in die stijl. De hervormde kerk, eveneens met toren, verrees in 1872 en is thans in gebruik als dorpshuis De Bidler.

In de tweede helft van de 19de eeuw werd de wegverbinding vanuit Leeuwarden door de dorpen gelegd. Hierdoor kwam er ook meer bebouwing langs de Kerkbuurt, Leeuwarderweg en de Wartenserdyk, waar ook weer notabele en kleinere burgerwoningen werden gebouwd. Aan de westelijke rand van de dorpsbebouwing staat het zogenoemde ‘Ald Slot’. Het buiten is in 1787 gebouwd als voorhuis van een boerderij, maar heeft een geschiedenis die teruggaat tot 1423 met een kleine zaalstins die als Ald Roarda bekend is. In dat slotje is organist en componist Reynoldus Popma van Oevering rond 1700 opgegroeid. Het huidige slot kwam mogelijk met gebruikmaking van fundamenten en oud materiaal tot stand.

Wetsens is een radiaal terpdorp waarvan de ovale ringweg nog voor meer dan de helft bestaat. De rest van de omvang van de oorspronkelijke terp is aan een stuk ringsloot en de perceelsgrenzen te herkennen. Aan de ringweg ligt de bebouwing, voornamelijk boerderijen, die aan de noordelijke en aan de zuidwestelijke zijde enige verdichting kent. De terp is omvangrijk geweest, maar is in 1892 en 1896/’97 grotendeels afgegraven. Hierdoor is de kerk vier meter hoog op een scherp afgegraven restant komen te liggen en is de Opgong vrij steil. De boerderij die aan de zuidwestelijke zijde binnen de ringweg staat, ligt op een onafgegraven gedeelte van de terpzool.

Ten oosten had het dorp met de Jaarlasloot (ook het Jaarlagat) een goede ontsluiting over water: in noordelijke richting naar de Paesens en in zuidelijke richting naar de Zuider Ee. Het Jaarlagat is lang de belangrijkste waterlossing voor Westdongeradeel geweest en vaak oorzaak van conflicten tussen de Dongeradelen. De wateroverlast kon er van West- naar Oostdongeradeel worden verplaatst. Bij extreme omstandigheden was het Jaarlagat als een waterval.

Wetsens is zo gaaf gebleven dankzij de afzijdige ligging van de verbindingsweg van Dokkum naar Metslawier en Oosternijkerk. De aan Sint- Vitus gewijde kleine kerk is uit tufsteen gebouwd en dateert uit de 12de eeuw. De koorpartij, inwendig half rond, uitwendig vijfzijdig, dateert uit de eerste eeuwhelft. De hoeken zijn geaccentueerd door pilasterachtige kralen van Bremer zandsteen. Het schip is in de tweede eeuwhelft gebouwd. Beide zijgevels zijn over de hele diepte versierd met een spaarveld dat aan de bovenzijde bekroond is door een rondboogfries. Er zijn sporen van aanbouwen met kapellen, aan de zuidzijde zijn deze het duidelijkst. De kerk is in het begin van de 16de eeuw in baksteen verhoogd. Toen zijn de gewelven verwijderd, spitsboogvensters ingebracht en kwam aan de noordzijde een laat-gotische ingangspartij. In 1842 is de zadeldaktoren ingestort en de westelijke partij vervangen door een driezijdige sluiting met een kleine, hangende klokkenstoel.

Damwoude, die erste Ortschaft der Gemeinde Dantumadeel (5800 Einwohner), entstand im Grunde genommen erst 1971 durch die Zusammenfügung der Dörfer Akkerwoude, Murmerwoude und Dantumawoude, die zwischenzeitlich von West nach Ost aneinander gewachsen waren. Entlang des heutigen Voorweg wurde das Gebiet kultiviert; zusammen bilden die drei Dörfer ein Straßen- oder Reihendorf von ungefähr vier Kilometern. Entlang des Hoofdweg wurde 1880 parallel zur Straße die erste Straßenbahn von Friesland gebaut – eine von Pferden gezogene Tram.

Die Gemeindeverwaltung ist inzwischen in die vornehme Rinsmastate nach Driesum umgezogen, das älteste Gebäude des früheren Dantumawoude ist die Benediktkirche aus dem 12. Jh. mit einem großen Anteil an Tuffstein. Obwohl auch der Turm größtenteils aus Tuffstein besteht, stammt er nicht aus der romanischen Zeit. Im Innern fällt die Rokoko-Kanzel (1777) ins Auge mit kupfernem Stehpult. Die Orgel stammt aus der Werkstatt von Albertus Anthoni, ebenfalls 1777. Wandmalereien sind in der Kirche aus dem 16. Jh. zu bewundern; es handelt sich um Texte aus der Bibel in einfacher Sprache abgefasst. Das schräg gegenüber stehende Plantenhoeve ist ein 1906 erbautes Haus für einen Notar. 1912 legte zudem Leonard Springer hier ein neuen Garten, streng geometrisch angeordnet. Die Wiedertäufer-Kirche steht etwas weiter und stammt aus dem Jahr 1767.

Entlang des Voorweg fallen die großzügig angelegten Bauernhöfe (19. Jh.), Holzhäuschen und Alten- und Bürgerhäuser auf. An der Kreuzung zur früheren Murmerwoude nette freistehende Wohnhäuser, daneben auch die bedeutendsten Bauwerke:das mutige, 1881 durch Gemeinde-Architekt J.W. Duijff entworfene Rathaus, die Herberge ‘De Kruisweg’, früher auch Haltestation der Pferde-Tram. Hier wurden die Pferde auch ausgewechselt. Die Jugendstil-Fensterrahmen stammen aus der Zeit des beginnenden 20. Jh. Murmerwoude, so sagt es die Legende, verdanke seinem Namen dem Mord an Bonifatius im Jahr 754; Murmerwoude stehe für Moordenaarswoude, der Wald der Mörder.

Ältestes Bauwerk dieses Dorfkerns ist die Bonifatiuskerk (13. Jh.). Sie ist gleichzeitig eine der ersten in Friesland aus Backstein erbauten Kirchen. Mauereinteilung und Fenster sind romanischen Baustils. Die reformierte Kirche von Akkerwoude wurde 1850 im Stil des neoklassizistischen runderneuert. Hinter dem Achterweg fallen die Gebäude der Molkerei ‘de Dokkumer Wâlden en Omkriten’ auf, in Betrieb von 1899 bis 1969.

Dronrijp (3300 Einwohner) entstand einige Jahrhunderte vor Beginn unserer Zeitrechnung als agrarische Niederlassung im Deichvorland. Bebauung entwickelte sich rund um die Kirche, eine ursprünglich romanische Kirche aus dem Mittelalter, die 1504 in spätgotischem Stil umgebaut wurde. Der Turm entstand im Jahr 1544, ebenfalls am Tsjerkebuorren. Im 16. Jh. wurde Dronrijp vom Wasser her erschlossen mit einem Kanal nach Leeuwarden und Harlingen, der im 17. Jh. zur Trekvaart ausgebaut wurde.

An der Kreuzung dieses Kanals mit Hearewei, Skilpaed und Dubelestreek (mit der katholischen Kirche aus dem Jahr 1839) entwickelte sich ein Handels- und Marktplatz für Kaufleute, Handwerker. Dadurch entstand ein zweiter Dorfkern: Bregebuorren. Landsitze und Wochenendhäuser wohlhabender Familien entstanden in der unmittelbaren Nachbarschaft von Dronrijp. Der Eisenbahnbau und der Bau einer Haltestation (1863 und 1868) wirkten sich ebenfalls positiv aus.

Im Laufe des 19. Jh. wuchsen die beiden Viertel ineinander. Fabriken, Müheln und eine Molkerei (1q891) entstanden, Häuser von wohlhabenden Bürgern mit prachtvollen Gärten wurden in Dronrijp gebaut. Die Eröffnung des Harinxmakanals 1951 brachte für das Dorf einen erneuten Schub, der sich aber erst gegen Ende des 20. Jh. fortsetzte. Die Autobahn A 31 schnitt alerdings die Schatzenburg (mit fast schon königlich anmutendem Treppenaufgang) aus dem Jahr 1698 vom Dorf ab. Agnes Alida Huber, die Schatzenburg bewohnte, ließ 1745 die Frauenherberge Vredenhof bauen. Aus Einzimmerwohnungen entstanden ein Jahrhundert später Doppelzimmer. 1872 kamen neue Wohnungen hinzu.

Bekanntester Dronrijper ist Eise Eisinga (1744-1828), der Astronom, der mit dem Eise-Esinga-Planetarium in Franeker Geschichte schrieb.

Eagum (Friesisch) wird im Niederländischen oft (fälschlicherweise) Aegum genannt und ist eins der kleinsten Dörfer der Provinz Friesland: sechs Bauernhöfe und 30 Einwohner. Es handelt sich um ein altes Terpdorf im Süden des von Paulus Jansz Cley 1633 trocken gelegten Wargastermeer. Es ist über ein kleinen Wasserweg mit de Eagumerdiep verbunden, ein breites Fahrwasser von Leeuwarden nach Grou. Herrenhäuser wie Idsinga oder Hottingawier sollen hier gelegen haben Auf der Karte des Gemeindevorstehers aus dem 19. Jh. sind am Rand der Kerkterp einige große Bauernhöfe eingezeichnet: Groot und Klein Haringa, Brandinga und Rollema.

Trotz der Lage am viel befahrenen Fahrwasser blieb Eagum immer eine kleine agrarische Niederlassung. Und weil Eagum keinen richtigen Ortskern hat, kann man eigentlich noch nicht mal von einem Dorf sprechen. Was bleibt, ist ein von Erlen umgebener Friedhof mit einem einsamen Kirchturm (der wahrscheinlich aus dem 13. Jh. stammt). Bis 1838 gab es auch noch eine Kirche, die ein Jahrhundert zuvor restauriert worden war; 1777 ersetzte sie die mittelalterliche Sint-Nicolaas-Kirche Der bunte Gedenkstein erinnert daran, dass der siebenjährige Cornelis Arent van Scheltinga in genau diesem Jahr den ersten Stein gelegt hat, der Sohn des Gemeindevorstehers von Idaarderadeel. Weil die kleine Kirchengemeinde ihr Gotteshaus nicht mehr unterhalten konnte, wurde sie abgebrochen und verkauft, komplett mit Kanzel, Altar und Kirchenbänken verkauft. Man erzählt sich, dass in Opeinde davon eine Kneipe gebaut worden ist.

An der Ostseite der Kirche stand eine Tür, von der man sich erzählte, sie sei der Mittelpunkt der Welt, wie es in einem friesischen Vers heißt:

Aegum leit mids yn `e wrâld.
trije hoannestappen fan de toer dêr is it middelpuntsje
en dy`t it net leauwe wol, kin"t neitrêdzje.

Das malerische Terpdorf Kimswerd zählt 600 Einwohner; die meisten von ihnen wohnen am Wasser, entlang der Harlingervaart. Charakteristisch die meist schiefen Häuschen im gelben Stein. Die Laurentiuskirche ist der Mittelpunkt und der ganze Stolz des Dorfes. Die romanische Kirche, die 1515 abbrannte, besitzt einen Turm aus dem Jahr 1100, der 2000 restauriert wurde. Der Nordgiebel besteht aus dem für die Region charakteristischen Tuffstein, er ist verziert mit Rundbogenfenstern und Rundbogenfriesen. Den nördlichen Eingang ziert eine mysteriöse Maske.

Das Kircheninnere stammt größtenteils aus dem 17. Jh. Nachhaltig die Hinterlassenschaften der Adelsfamilie Heemstra: eine Familienbank, Grabsärge - einer von ihnen stammt aus der Werkstatt des Harlinger Baumeisters Jacob Lous (1614)

In Kimswerd kommt man an dem legendären Grote Pier nicht vorbei. Der berühmteste (und auch der am meisten berüchtigte) Bewohner von Kimswerd wurde 1480 dort geboren. Als friesischer Freiheitskämpfer stritt er gegen Habsburger, Sachsen und gegen die Holländer von der anderen Seite der Zuiderzee. Als der Herzog von Sachsen durch die Land zog, Dörfer plünderte und 1515 auch die Laurentiuskirche von Kimswerd in Brand steckte, ließ der Bauer Pier seine Arbeit ruhen, sammelte andere Empörte um sich, schaffte sich ein Riesenschwert (noch in der Dorfherberge zu besichtigen) und zog gegen die Plünderer ins Feld, erzählt die Geschichte. Es gelang ihm sogar, mit 6000 Kämpfern in Schiffen über die Zuiderzee zu kommen; Medemblik in West-Friesland wurde dem Erdboden gleichgemacht; auch in Hoorn, Enkhuizen und Alkmaar drang der Grote Pier ein. Er soll 1520 in Sneek gestorben sein und dort auch, unter der Kantzel, begraben sein.

In Kimswerd gibt es seit 1998 eine Riesen-Gilde namens Greate Pier fan Wûnseradiel. Diese 50 Mitglieder zählenden Folklore-Gruppe zieht in Traditionskleidung und mit dem 5,5 Meter hohen Riesen durch die Straßen, um dem Grote Pier bei kulturhistorischen Festen ein Denkmal zu setzen.

Rijs (140 Einwohner) ist ein Straßendorf auf einem hohen Sandrücken, das Mitte des 19. Jh. so geformt wurde, wie es sich heute dem Besucher darstellt: ein ziemlich lockerer Kern mit verstreut liegenden Wohnhäusern. Rijs war ursprünglich ein Viertel von Mirns und besaß deshalb nie eine eigene Kirche.

Beginn des 16. Jh. entstand hier eine Außenstelle der Sint-Odulphus-Abtei von Hemelum; in der zweiten Hälfte des 17. Jh. wzurde das Landgut Huis Rijs durch De Ruyter de Wildt gegründet, ehemaliger Sekretär der Admiralität von Amsterdam. Der Amsterdamer hatte die Heidefelder entwässern lassen und Tabak und Getreide anbauen lassen. Ein anderer Teil Richtung Küste wurde bewaldet. Der Außenbereich war später im Besitz der Familie Van Swinderen, die den Wald Mitte des 19. Jh. als Park anlegen ließ.

Im Rijster Wald, seit 1941 unter der Obhut der Naturschutzorganisation It Fryske Gea, steht ein sechseckiger Tempel im Empire-Baustil. Er erinnert seit 1814 an die Befreiung von den Franzosen. Der Rijster Wald ist eine der am meisten besuchten Parkanlagen Frieslands. Die Villa ‘Mooi Gaasterland’ wurde 1912 im Auftrag der in Den Haag sitzenden ‘Maatschappij Gaasterland’ gebaut: ein Wohnhaus mit Büro für den Verwaltungschef der Anlage. M. J. van der Schilden ließ sich durch die Architektur des Neuen Bauens leiten. Diese Gesellschaft hatte viele Waldgebiete von den Van Swinderen in der Region aufgekauft, machte aber 1924 Konkurs Die Katholische Arbeiterbewegung aus der Diözese Utrecht übernahm es und machte daraus ein Ferienheim für Stadtmenschen.

Hinter der Villa wurde 1947 auch eine Kapelle errichtet, und zwar von der aus Frankreich stammenden Bewegung Dochters van Onze Lieve Vrouw van het Heilige Har, die in den Niederlanden in Tilburg ihren Hauptsitz hat; in den 70er-Jahren wurde daraus ein Kinderkrankenhaus mit einem Feriendorf.

Die Region ist äußerst geschichtsträchtig. Bis 1920 gab es in Rijs eine Ziegelei; die Lehmgruben sind noch heute zu erkennen. Hier wurden 1916 belgische Flüchtlinge untergebracht.


0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | 34 | 35 | 36 | 37 | 38 | 39 | 40 | 41 | 42 | 43 | 44 | 45 | 46 | 47 | 48 | 49 | 50 | 51 | 52 | 53 | 54 | 55 | 56 | 57 | 58 | 59 | 60 | 61 | 62 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | 73 | 74 | 75 | 76 | 77 | 78 | 79 | 80 | 81 | 82 | 83 | 84 | 85 | 86 | 87 | 88 | 89 | 90 | 91 | 92 | 93 | 94 | 95 | 96 | 97 | 98 | 99 | 100 | 101 | 102 | 103 | 104 | 105 | 106 | 107 | 108 | 109 | 110 | 111 | 112 | 113 | 114 | 115 | 116 | 117 | 118 | 119 | 120 | 121 | 122 | 123 | 124 | 125 | 126 | 127 | 128 | 129 | 130 | 131 | 132 | 133 | 134 | 135 | 136 | 137 | 138 | 139 | 140 | 141 | 142 | 143 | 144 | 145 | 146 | 147 | 148 | 149 | 150 | 151 | 152 | 153 | 154 | 155 | 156 | 157 | 158 | 159 | 160 | 161 | 162 | 163 | 164 | 165 | 166 | 167 | 168 | 169 | 170 | 171 | 172 | 173 | 174 | 175 | 176 | 177 | 178 | 179 | 180 | 181 | 182 | 183 | 184 | 185 | 186 | 187 | 188 | 189 | 190 | 191 | 192 | 193 | 194 | 195 | 196 | 197 | 198 | 199 | 200 | 201 | 202 | 203 | 204 | 205 | 206 | 207 | 208 | 209 | 210 | 211 | 212 | 213 | 214 | 215 | 216 | 217 | 218 | 219 | 220 | 221 | 222 | 223 | 224 | 225 | 226 | 227 | 228 | 229 | 230 | 231 | 232 | 233 | 234 | 235 | 236 | 237 | 238 | 239 | 240 | 241 | 242 | 243 | 244 | 245 | 246 | 247 | 248 | 249 | 250 | 251 | 252 | 253 | 254 | 255 | 256 | 257 | 258 | 259 | 260 | 261 | 262 | 263 | 264 | 265 | 266 | 267 | 268 | 269 | 270 | 271 | 272 | 273 | 274 | 275 | 276 | 277 | 278 | 279 | 280 | 281 | 282 | 283 | 284 | 285 | 286 | 287 | 288 | 289 | 290 | 291 | 292 | 293 | 294 | 295 | 296 |
Nieuwe encyclopedie van Fryslân voor slechts € 29,90 incl. verzenden!

Bijna 8 kilogram aan kennis over Friesland! Wees er snel bij want op is op.

De Nieuwe Encyclopedie van Fryslân is een onmisbare aanvulling in de boekenkast voor iedereen die gek is van Fryslân en meer wil weten van deze provincie. Op 15 september 2016 verscheen de vierdelige encyclopedie die rond de 3000 pagina’s telt, 11.000 trefwoorden bevat en ruim 8 kilo weegt. De encyclopedie staat bomvol actuele kennis over Fryslân en is een echte pageturner geworden.

Voor al diegenen die dit standaardwerk over Fryslân altijd al hadden willen hebben! Nu voor een wel heel speciaal prijsje! Maar let op! Op = Op!