Anjum, komt voor het eerst in het midden van de 10de eeuw in de bronnen voor en is een oud terpdorp in de noordoostelijke uithoek van Friesland. De terp is al een paar eeuwen voor het begin van de jaartelling op een kwelderwal ontstaan en uitgegroeid van een ronde radiale terp tot een flink dorp, wat achter de kerk aan de dichtbebouwde straten Tsjerkepaed en Foarstrjitte en zijpaden is te ervaren.

Anjum was voornaam en tot de splitsing van de Dongeradelen de hoofdplaats van de grietenij. De meeste grietmannen woonden op de in 1831 gesloopte Holdingastate, een kasteelachtig bouwwerk. Daar staat nu aan De Singel boerderij Ny Holdinga met een witgepleisterd voorhuis uit het midden van de 19de eeuw. Anjum vormde van 1912 tot 1936 het eindpunt van de Noord Friesche Lokaal Spoorweg, waaraan het tot woonhuis verbouwde station buiten de noordwestelijke rand herinnert.

De boven het dorp uitrijzende dorpskerk, gewijd aan de Heilige Michaël, vertoont nog belangrijke tufstenen sporen uit de 12de eeuw, maar is later dikwijls verbouwd. Zij is een kloeke eenbeukige kerk met een westwerk met ingebouwde toren. De toren bezit vlak boven de aankapping van het schipdak een fraai rondboogfries dat boven in de kleurige bakstenen torenromp wordt herhaald. De kerk is in de 13de eeuw aan de oostzijde verlengd en twee eeuwen later verbreed en van een nieuw koor voorzien. Het opvallendste element van het fraaie interieur is het 16de-eeuwse bakstenen sacramentshuisje in flamboyante gotiek.

Molen De Eendracht is een uit 1889 daterende koren- en pelmolen. De achtkante houten bovenkruier met een rietgedekte romp en kap heeft een hoge, gemetselde onderbouw. De vlucht van de wieken is ruim 22 meter. Anjum is na de oorlog vooral aan de oostelijke en zuidelijke zijde uitgebreid. In de jaren zeventig heeft op de westelijke flank van de daar sterk afgegraven terp een opmerkelijk programma van dorpsvernieuwing plaatsgevonden waarbij karakteristieke nieuwe woningen aan een wirwar van straten en paden zijn geplaatst.

Wânswert is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan. Het moet een terp van het radiale type zijn geweest, maar daar is nu niet veel meer van te bespeuren. Alleen aan de noordzijde kunnen nog twee radiale paden worden herkend en een stukje van de ringweg. Dat maakt nu deel uit van de in de tweede helft van de 19de eeuw rechtgetrokken doorgaande weg van Birdaard naar Ferwert. Daarvoor ging deze weg ten zuiden om Wânswert heen. Het dorp was al eerder ontsloten door een opvaart naar de Herenwegstervaart. De hoge terp is aan het einde van de 19de eeuw vooral aan de zuidzijde afgegraven. Vanuit het zuiden is de hoogte van de kerkterp goed te ervaren.

Wânswert is een overzichtelijk dorp met een flinke kerk en een relatief grote toren. Ten noorden van de kerk ligt een compact buurtje dat met de omringende bebouwing aan de radiaalpaden naar de doorgaande weg een carré vormt. Langs de noordelijke wegen liggen wat streekjes met hier en daar notabele woningen. Het agrarische verleden doet zich nog kennen: er zijn drie grote houten schuren in de kern te vinden.

De eenbeukige dorpskerk is oorspronkelijk gewijd aan Sint-Petrus. Het schip is in de 16de eeuw gebouwd tegen het in 1335 gewijde, smallere en vijfzijdig gesloten koor dat in de 18de en 19de eeuw ommetseld raakte. De forse zadeldaktoren van vier geledingen verrees weer later dan het schip. Het kerkhof is aan de dorpszijde omvat door een ijzeren hek en aan de andere zijde is een keermuur gemetseld.

Ten noordwesten staat het kerklokaal uit 1928 en aan de doorgaande weg de tweeklassige lagere school (1887) met een middenportaal. De noordelijke bebouwing van Burdaard aan de Ee hoorde als ‘Wanswerd aan de Streek’ tot het dorp Wânswert. In 1973 is de naam van het geheel Burdaard geworden en bij de gemeentelijke herindeling in 1984 is dit Burdaard bij Ferwerderadiel gevoegd.

Wyns (nabij Bartlehiem) is een terpdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan nabij de oever van de Ee. In deze Middeleeuwen was Wyns een centrum voor de wijde omgeving en is het de hoofdplaats geweest van het district Wininge, genoemd naar het dorp. Het kaartbeeld in de atlas van Schotanus uit 1716 toont een kleine kern en verspreide bebouwing aan de weg langs de Ee die toen al tot een trekvaart was verbeterd. In het noorden eindigt het dorpsgebied met de buurtjes Tergracht aan de Ee en Wrans meer landinwaarts.

De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1786 dat Wyns: ‘gelegen aan de Ee of Dokkumer trekvaart, 1600 Koningsroeden van Leeuwarden, is niet groot van omtrek. … De landeryen, onder dit dorp behoorende, zyn weid- en hooilanden, en loopen in ’t Oosten tot aan de Mork. In ’t Noorden der kerk ligt eene uitwatering, de Uilemeer genoemd. Door dit dorp loopt ook, over de mieden, een rydweg van Leeuwarden naar Oudkerk en Oenkerk, die alleen geduurende den Zomertyd bruikbaar is. Eindelyk ligt, niet verre van de Oudkerkster miedweg, een zeer vischryk meertje, Antje Jetses meer genoemd.’

De dorpskerk is oorspronkelijk gewijd aan Sint-Vitus en zal omstreeks 1200 zijn gebouwd. Het is een eenbeukige, romaanse kerk met een smaller en hoger koor, dat vijfzijdig is gesloten met kraalprofiel op de hoeken. Inwendig is het koor halfrond. De toren van twee geledingen is 13de-eeuws. Dat is aan één zijde te zien, omdat de andere zijden veel later zijn beklampt.

Aan de Ee is de waterherberg – met pontje – weer in vol gebruik, ook bezocht door fietsers uit Leeuwarden. In, bij en buiten het dorp staat een aantal interessante boerderijen. Wyns 5 uit kort na 1900 is een boerderij met een dwarsgeplaatst voorhuis. Op nummer 28 staat een kloeke kop-hals-rompboerderij. De terp van het voormalige klooster Bethlehem is al jaren een flinke agrarische nederzetting van boerderij met schuren. Aan de Ee ligt de voormalige zuivelfabriek uit 1893 die in 1997 is verbouwd en uitgebreid tot scheepstimmerbedrijf. Ernaast staat nog een rij arbeiderswoningen.

Driesum is een streekdorp in het oosten van Dantumadeel en het meest oostelijke dorp op de zandrug van de Dokkumer Wouden. Het is een dorp met een manifeste ontwikkelingsas waar later een aantal dwarsstraten op gelegd werden. De Voorweg en Achterweg komen hier bijeen en op de ontmoeting is een dorpskom gevormd. Ten oosten van het dorp, richting Stroobosser Trekvaart, ligt de agrarische buurt Oostwoude met flinke en soms monumentale boerderijen uit de 19de eeuw. De boerderijen aan de Achterweg zijn eenvoudiger maar ook ouder. Aan de rand van de dorpskom, de H.G. van der Veenstraat, staat een verrassend jong exemplaar met een voorhuis in art nouveau-stijl, waarbij vooral de elegante daklijstversiering opvalt.

De hervormde kerk is in 1713 gebouwd ter vervanging van het vervallen kerkgebouw. Boven de noordelijke ingang zit de in het Latijn gestelde stichtingssteen en boven de zuidelijke een zonnewijzer. De toren is in 1876 verrezen. Aan de binnenzijde zijn in de dammen tussen de vensters gebeeldhouwde wapencartouches geplaatst, waarvan een paar uit de 16de eeuw dateren (1581). Het meubilair met een avondmaalstafel en een herenbank van de familie Van Sytzama dateert goeddeels uit de 18de eeuw. Andere herenbanken zijn uit de bouwtijd van de kerk en één uit het einde van de 18de eeuw. Achter de kerk staat het schoolhuis dat na brand in 1787 is herbouwd. Het is een dwarshuis met zadeldak en een tot halsgevel opgetrokken middenpartij.

Ten oosten van de dorpskom ligt Rinsmastate waar de naam van de Sytzama’s aan verbonden is. De state is herhaaldelijk gewijzigd en in 1843 vervangen door een neoclassicistisch gebouw met vleugels. Het middengebouw is in 1944 door bommen getroffen maar de vleugels konden behouden blijven. Het hoofdgebouw is in 1947/48 in baksteen herbouwd en was van 1972 tot 1999 in gebruik als gemeentehuis. Zowel voor als achter liggen landschappelijke romantische tuinen uit de 19de eeuw met waterpartijen, oude bomen en stinsenflora. Aan de Van Sytzamaweg staat ook de uit ongeveer 1883 daterende tuinmanswoning van Rinsmastate.

Wouterswoude is een veenontginningsdorp dat langs twee ontginningsassen, de Voorweg en Kooilaan/Achterweg, tot ontwikkeling is gekomen. Het is het enige dorp van de Dokkumer Wouden waar de kern rond de kerk aan de Achterweg is gekomen. Aan die weg en de Kooilaan zijn de sporen van de oude agrarische bebouwing te vinden. Aan de Achterweg een midden 19de-eeuws woudboerderijtje, aan de Kooilaan eenzelfde type en een forse kop-halsrompboerderij uit het laatste kwart van de 18de eeuw. Een vertrek heeft een bedstedenwand, een ander vertrek is volledig betegeld. Aan de Voorweg staat een tiental gevarieerde en vrij gave boerderijen uit het laatste kwart van de 18de en uit de 19de eeuw.

De hervormde kerk staat aan de Achterweg op de kruising met de Kerklaan, vroeger de Wouterslaan. De hoogst eenvoudige zaalkerk met een driezijdig gesloten koor en verhoudingsgewijs kleine rondboogvensters verving in 1805 een ouder bedehuis. De preekstoel dateert ook uit de bouwtijd. De ongelede toren is in de 17de eeuw opgetrokken van ouder, hergebruikt bouwmateriaal en wordt gedekt door een iets ingesnoerde piramidale spits. Aan de Achterweg staat de kenmerkende pastorie in de laat 19de-eeuwse mengstijl. Tegenover de kerk staat het verenigingsgebouw Maranatha uit 1926. Het valt op door de vooruitspringende middenpartij met een traditionele trapgevel.

Aan de Voorweg aan de Driesumer zijde staat de in 1922 naar ontwerp van Ane Nauta (1882- 1946) gebouwde gereformeerde kerk. Zij verving een eenvoudige voorgangster uit de 19de eeuw, heeft een T-vormige plattegrond en klimmende vensterreeksen in de geveltoppen. Ten westen van de laag uitgebouwde ingangsportiek rijst de levendig gelede toren op met een golflijst op de overgang van romp naar vierzijdige spits.

De voormalige cichoreifabriek aan de Voorweg heeft de vorm van een grote boerderij: het is een van de weinige sporen van de in de 19de en vroege 20ste eeuw bloeiende teelt en verwerking van dit gewas in Dantumadeel. Het ensemble met directeurswoning dateert van ongeveer 1920. Tegenwoordig is er een grondverzet- en houtrecyclingsbedrijf in gevestigd.

Jellum is een streekdorp met een terp-verleden. Het dorp is ruim een kilometer lang en het vertoont op enkele plekken enige concentratie, maar verder is het los van structuur. Jellum heeft zich uitgestrekt langs de Hegedyk, de dijk van de voormalige Middelzee. In het noorden, op de gemeentegrens met Menaldumadeel, kruist de spoorweg Leeuwarden- Sneek de Hegedyk en daar lag ooit de halte Jellum-Boxum. Zuidelijker staat nabij de kruising met de Smidshoeke richting Hilaard flink wat bebouwing. Er zijn keurige middengangswoningen en arbeidershuizen bij en aan de nieuwlandszijde, in de Jellumer- en Beersterpolder, bovendien flinke boerderijen.

Even verder, waar bebouwing verder ontbreekt, staat ten westen van de dijk de fraaiste notabele woning van het dorp. Het brede middengangpand is omzoomd door een parkachtige tuin waarin nog een hoge wier aanwezig is. De woning is in een decoratieve mengstijl gebouwd met geprofileerde lijsten met kuivenstukken van pleister als wenkbrauwen boven de vensters en met originele blinden. Zowel de deur van de woning als die van het mooi gedetailleerde koetshuis hebben gietijzeren roosters. De Lytsedyk voert naar een grote kop-halsrompboerderij in het oudland met een opmerkelijk hoge melkkelder.

Opnieuw zuidelijker ligt de kerkbuurt, waarbij de kerk op een iets verhoogd kerkhof aan de zijde van het oudland staat. De reeks woningen ertegenover is in het nieuwland terecht gekomen. Hier ook weer enkele middengangwoningen, maar ook kleinere huizentypen. Het kerkhof is omzoomd door een haag van beuk en linde en door leilinden.

Jellum heeft een keurige, maar niet erg spannende 19de-eeuwse zaalkerk, die oudere kerken vervangt. De vorige toren moet vooral door een fikse spits zeer hoog opgerezen zijn, maar hij is in 1832 door onweer verwoest. Er moest een nieuwe worden gebouwd. De toren heeft voor de 19de eeuw kenmerkende versieringen, zoals rondboogfriezen. Het schip van de kerk heeft grote rondboogvensters met ijzeren traceringen. Op het dak liggen blauw geglazuurde gegolfde Friese pannen.

Joure is een nederzetting met een kleinstedelijk karakter, een vlekke. De vlekke is als buurschap van Westermeer in de 15de eeuw ontstaan op een zandrug. Westermeer was in de Middeleeuwen een van de dorpen van de Haskervijfga, de rij van vijf kerkdorpen op een hoger gelegen zandrug in Haskerland. Van Westermeer resteert alleen nog de 13de-eeuwse toren: de kerk is in de 18de eeuw afgebroken na in verval te zijn geraakt. De toren is van kloostermoppen en kleinere rooswinkels gebouwd en is voorzien van spaarvelden met rondboogfriezen. De toren is nu de wachter op de grote begraafplaats.

Even buiten Westermeer lag de buurschap Joure. Voor de ontwikkeling van handel en bedrijvigheid gunstig gelegen aan de rijweg naar Gaasterland en aan goed vaarwater, de Zijlroede en de vaart met de naam Oudeweg. Aan het einde van de Zijlroede werd in 1614 een haven gegraven, de Kolk en de Overspitting gingen aan de achterzijde de streek ontsluiten. Joure overvleugelde in de 17de eeuw het moederdorp Westermeer in een snel tempo. Na de Hervorming wordt niet eens de moeite genomen om de kerk van Westermeer voor de nieuwe eredienst in te richten: dat gebeurt na 1580 wel in Joure.

De vlekke had volgens de Tegenwoordige Staat van Friesland in 1788 allure: ‘Joure is allengs van een klein beginzel opgekomen: ’t zelve was reeds in de zestiende eeuw vry aanzienlyk, doch is na dien tyd nog vergroot. Thans telt men daar ruim 330 huizen, alle voorzien met meer of minder groote tuinen, doorgaans van 130 tot 140 voeten lengte …. Het aanzienlykste deel deezes Vleks is eene dubbele en byne rechte streek huizen …, evenredig gebouwd, ter lengte van ongeveer 900 treeden …. Ook zyn de straaten zeer net gevloerd met Keisteenen, in den jaare 1615, gelyk in ’t midden des Dorps in eene straat met witte Keisteenen is afgebeeld. Langs de huizen zyn de straaten gevloerd met klinkerd steenen, zo net als in eenige Stad plaats heeft; ook worden ze niet minder zindelyk onderhouden.’

Dat Joure toen al een nijver dorp was werd ook opgemerkt: ‘Het ontbreekt de Joure aan geene Konstenaars en Ambachtslieden: men vindt ’er vier Smeden, verscheiden Timmerlieden, Kast, Kist- en Uurwerk maakers, welke laatste hunne huisklokken alom verzenden. Ook vindt men hier eene Lynbaan en twee vermaarde Scheeptimmerwerven …. Hier zyn ingelyks twee Pottebakkeryen, welker eene inzonderheid een’ grooten naam heeft …. Insgelyks zyn ’er twee Brouweryen … en daarenboven verscheiden bloeiende Winkels in allerhande waaren, die hunne goederen onmiddelyk van Amsterdam krygen, met den Beurtman, die alle weeken … derwaards vaart.’

Joure is een plaats van ambacht en industrie gebleven. In de Midstraat vormt de in 1628 gebouwde kloeke dorpstoren het hoogtepunt. Hij wordt bekroond door een brede balustrade en een lantaarnkoepel. Op de verdieping is het vertrek van de vierschaar ondergebracht.

De tweebeukige kerk is in 1644 achter de toren in gele steen opgetrokken. Grietman Hobbe Baerdt was de initiatiefnemer, zoals het poortje aan de Midstraat vertelt. Tussen de grote, door rode steen omlijste vensters staan steunberen in de vorm van pilasters. De twee ongelijke, inwendig door vijf kolommen en scheibogen gelede beuken worden samen door een meerzijdig koor gesloten. De doopsgezinden bouwden in 1824 een uit de rooilijn teruggerooide zaalkerk in een ingetogen neoclassicisme.

Meer naar het oosten kwam de rooms-katholieke kerk pas in 1952/’53 tot stand achter een toren uit 1866/’67. Zij is een driebeukige basiliek met kenmerken die naar de vroeg-christelijke kerkbouw verwijzen. Het hoofdgebouw van het bejaardenhuis De Vlekke, ooit woning en later ook enige tijd raadhuis, is een deftig neoclassicistisch pand met een fronton en een balkon op zuilen. De Midstraat wordt aan de ene zijde geflankeerd door de Merk en het parkje van Ter Huivra met voornamelijk recente bebouwing, aan de andere zijde door het park van het verschillende keren vernieuwde Heremastate, thans het gemeentehuis. De vlekke is aanvankelijk vooral aan de zuidwestzijde uitgebreid, later ook aan de noordoostzijde.

Even oostelijk van Oosterbierum heeft Klooster Lidlum of Mariëndal gestaan. Het was heel vroeg, in 1182, gesticht door norbertijnen vanuit het moederklooster Mariëngaarde bij Hallum. Aanvankelijk stond het dicht bij de kust, maar vanwege de risico’s van de nabije zee is het klooster in 1234 landinwaarts verplaatst.

In de hoogten bij de Kleasterwei en Westerbuorren is de plaats van het grote klooster nog te herkennen. Het heeft grote bloei gekend; een eeuw na de stichting had het ongeveer 600 bewoners. Mariëndal stichtte verschillende uithoven, een nonnenklooster in Bayum en op het hoogtepunt waren achttien parochies onderhorig aan dit klooster. Het had een refugiehuis in Franeker. Maar de bloei veroorzaakte ook misstanden wat in 1322 zelfs uitliep op de moord op abt Eelco Liauckama, afkomstig uit een adellijk geslacht uit het naburige Sexbierum. In 1572 is het klooster door de geuzen grotendeels verwoest. Na de Hervorming in 1580 is het opgeheven.

Het klooster zou een vaart richting Waddenzee hebben gehad, richting de buurt Koehool, waar zelfs een sluis zou hebben gelegen. In het verleden zijn er sporen van opgemerkt, maar ze zijn nu niet meer te vinden.

Het dorp Klooster-Lidlum, bestaand uit een aantal verspreid staande boerderijen aan de Mûntsewei, bewaart de naam. Het begin van de Mûntsewei wordt gemarkeerd door een groot bedrijf dat aardappelen verwerkt, een belangrijk agrarisch product uit de omgeving. Meteen daarop volgt een boerderij met de naam Kloosterhoeve. De landerijen worden voor de akkerbouw, maar ook voor de veeteelt gebruikt. Hoewel het klooster eerder bij het dorp Tzummarum behoorde, is het administratief een zelfstandig dorp en zijn de huidige bewoners maatschappelijk meer op Oosterbierum gericht.

Oosterbierum ligt op de noordelijkste van de kwelderruggen die diagonaal door het noordwesten van Friesland lopen. Van de dorpenreeks van de ‘Bouhoeke’, de akkerbouwhoek, ligt Oosterbierum het dichtst bij de Waddenzee. ’s Zomers bloeit en groeit het gewas in de omgeving dat het een aard heeft en ’s winters lijkt Oosterbierum omgeven door een grijze zee van geploegde akkers, waaruit kloeke boerderijen oprijzen, waaronder het oude Haerdastate en de jongere Doniastate en Doumastate. Ten noorden van het dorp is een aantal glastuinbouwbedrijven te vinden. Ten westen loopt de oude binnendijk, de Slachtedyk, op de zeedijk uit.

Oosterbierum heeft een onregelmatig geplaatste en schilderachtige bebouwing waardoor bij de Haerdawei midden door het dorp scheve, pleinachtige ruimten zijn gevormd. Daarachter, vooral aan de noordoostzijde, heeft Oosterbierum zijn bescheiden naoorlogse uitbreidingen gekregen. Over een van die pleintjes voert een tweetal smalle straatjes naar de Buorren en de woonbuurt noordelijker, waar ook het grote dorpshuis, It Mienskar, staat.

Sint-Joris houdt dat alles bij elkaar. Deze in het noorden zeldzame heilige bekroont als windwijzer, een ridder te paard, de machtige kerktoren. Achter de toren staat een stevige kerk van romaanse oorsprong. Bij de recente restauratie is een zeldzame, kleurrijke mozaïekvloer uit de 13de eeuw aan het licht gekomen. De oostelijke partij, het koor met een sluiting die vijf zijden van een tienhoek laat zien, dateert mogelijk uit 1335. De kerk is in de 15de of 16de eeuw verhoogd waarbij toen nieuwe, grote vensters in de muren zijn aangebracht. Aan de zuidzijde is in 1709 naast het koor een consistorie tegen de kerk gezet. Aan de noordzijde zit de ingang in een merkwaardige neogotische poort. Binnen heeft de kerk bijzonder rijk en gaaf meubilair van preekstoel (1713), doophek, lezenaar, doopbekken en tekstborden, familiebanken en ook een orgelgalerij uit het begin van de 18de eeuw. Zelfs de kerkbanken kregen gesneden wangen en knoppen. Kerk en toren ogen stoer, een soort ingebouwde weerbarstigheid nabij de zee; van binnen is de Gregoriuskerk verrassend deftig.

Het dorp Schiermonnikoog, ook wel Oosterburen genoemd, is een streekdorp op het eiland dat is genoemd naar de cisterciënzer monniken in hun grijze pijen, die vanuit klooster Klaarkamp een uithof op het eiland hadden gesticht. Na de verwoesting van een ouder dorp is Oosterburen in het midden van de 18de eeuw gesticht. In 1638 kreeg de familie Stachauer de hoge heerlijkheid van het eiland in bezit. Na wisseling van eigenaren confisceerde de Nederlandse Staat het eiland onmiddellijk na de oorlog.

In 1726 werd het recht-, raad- en posthuis gesticht, dat tot centrum van het nieuwe dorp zou uitgroeien. De kern van Hotel van der Werff bevat nog delen van dit gebouw. In de gelagkamer bevindt zich de gevelsteen met het wapen Stachauer. De recht gesloten kerk is in 1866 gebouwd op de plaats van een voorgangster uit 1762. In 1908 kwam de torenopbouw met naaldspits tot stand.

Het dorp kreeg een regelmatige structuur van drie, onderling iets verschoven lange straten van west naar oost: de Middenstreek en Langestreek, die met een bajonetbeweging en een brinkachtige ruimte van elkaar zijn gescheiden, en de Noorderstreek. Tussen de laatste twee loopt het pad Langestreek om ’e Noord. Aan deze streken staan nog veel kenmerkende, van gele steen en met tuitgevels met beitelingen gebouwde eilander woonhuizen uit de 18de eeuw. De Langestreek loopt ver naar het oosten door richting Huis Rijsbergen. Dit thans als jeugdherberg in gebruik zijnde kloeke pand is in 1757 gesticht door de Stachauers en het werd omstreeks 1860 tot zijn huidige gedaante verbouwd. Aan de Nieuwestreek is in 1857 het raadhuis gebouwd.

In de noordwestelijke duinen is in 1854 de ronde, conische vuurtoren gebouwd. De van baksteen opgetrokken en gepleisterde toren heeft een hardstenen voet. De wachterswoningen ertegenover kwamen omstreeks 1880 tot stand. Ten noorden van het dorp kwam in hetzelfde jaar een soortgelijke vuurtoren, die in 1911 buiten gebruik is gesteld en van 1950 tot 1992 dienst deed als watertoren.

Het terpdorp Wijnaldum ligt bij de steeds uitbreidende havengebieden van Harlingen. Het heeft een roemrucht verleden: er zijn bijzondere archeologische vondsten gedaan. In de afgelopen jaren was de terpenreeks op de kwelderwallen ten oosten van Wijnaldum speerpunt in dat onderzoek. Op de westflank van deze archeologisch spannende rug stond een aantal staten, waarschijnlijk herenboerderijen. Er was sprake van Oudehuis, Nyehuis, Swingma en Tjitsma; aan het einde van de 18de eeuw waren het al boerderijen.

Het dorp heeft een kern met straatjes waar de bebouwing zich aan geen rooilijn heeft gehouden. Het zijn huizen van een enkele bouwlaag die voornamelijk zijn gebouwd van gele baksteen. Een huis van twee bouwlagen is van steen in appelbloesem kleur. Aan de noordoostzijde van de bebouwing ligt een fraai kaatsveld. De laatgotische kerk aan de zuidzijde van de kern is oorspronkelijk toegewijd aan Sint- Andreas. Het kerkschip was ooit gepleisterd, maar laat na restauratie weer zijn ware gedaante zien die pronkt met een mooi vensterritme. De wrakke toren stortte in 1684 gedeeltelijk in en werd daarna herbouwd. Die werd in 1904 opnieuw vervangen door een door de Leeuwarder architect Jurjen Bruns ontworpen toren. In het fraaie interieur met meubilair uit het tweede kwart van de 18de eeuw is de preekstoel uit 1728 het kunstzinnige middelpunt. Het snijwerk van de kuip met gewrongen en omrankte korintische hoekzuiltjes is in 1728 uitgevoerd door Arjen Lous. Op de panelen zijn bijbelse taferelen gesneden. Met lambrizering, doophek met gesneden deur, vrouwen- en mannenbanken is het een buitengewoon rijk interieur. Ten zuiden van de kerk staat de 18de-eeuwse consistorie en ten oosten ‘’t Slotsje’, een grote pastoriewoning in een aardige mengstijl.

Wijnaldum is aan de oostzijde ontsloten door een weg die langs het buurschap Foarryp naar Getswerderzijl loopt. Bij Foarryp ligt te midden van de hoge akkers een klein natuurreservaat van jong cultuurbos, laag grasland en een plas met slikoevers. De vegetatie heeft een zilt karakter.


0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | 34 | 35 | 36 | 37 | 38 | 39 | 40 | 41 | 42 | 43 | 44 | 45 | 46 | 47 | 48 | 49 | 50 | 51 | 52 | 53 | 54 | 55 | 56 | 57 | 58 | 59 | 60 | 61 | 62 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | 73 | 74 | 75 | 76 | 77 | 78 | 79 | 80 | 81 | 82 | 83 | 84 | 85 | 86 | 87 | 88 | 89 | 90 | 91 | 92 | 93 | 94 | 95 | 96 | 97 | 98 | 99 | 100 | 101 | 102 | 103 | 104 | 105 | 106 | 107 | 108 | 109 | 110 | 111 | 112 | 113 | 114 | 115 | 116 | 117 | 118 | 119 | 120 | 121 | 122 | 123 | 124 | 125 | 126 | 127 | 128 | 129 | 130 | 131 | 132 | 133 | 134 | 135 | 136 | 137 | 138 | 139 | 140 | 141 | 142 | 143 | 144 | 145 | 146 | 147 | 148 | 149 | 150 | 151 | 152 | 153 | 154 | 155 | 156 | 157 | 158 | 159 | 160 | 161 | 162 | 163 | 164 | 165 | 166 | 167 | 168 | 169 | 170 | 171 | 172 | 173 | 174 | 175 | 176 | 177 | 178 | 179 | 180 | 181 | 182 | 183 | 184 | 185 | 186 | 187 | 188 | 189 | 190 | 191 | 192 | 193 | 194 | 195 | 196 | 197 | 198 | 199 | 200 | 201 | 202 | 203 | 204 | 205 | 206 | 207 | 208 | 209 | 210 | 211 | 212 | 213 | 214 | 215 | 216 | 217 | 218 | 219 | 220 | 221 | 222 | 223 | 224 | 225 | 226 | 227 | 228 | 229 | 230 | 231 | 232 | 233 | 234 | 235 | 236 | 237 | 238 | 239 | 240 | 241 | 242 | 243 | 244 | 245 | 246 | 247 | 248 | 249 | 250 | 251 | 252 | 253 | 254 | 255 | 256 | 257 | 258 | 259 | 260 | 261 | 262 | 263 | 264 | 265 | 266 | 267 | 268 | 269 | 270 | 271 | 272 | 273 | 274 | 275 | 276 | 277 | 278 | 279 | 280 | 281 | 282 | 283 | 284 | 285 | 286 | 287 | 288 | 289 | 290 | 291 | 292 | 293 | 294 | 295 | 296 |