De 412 dorpen van Friesland

De 412 dorpen van Friesland

Er zijn meer dan vierhonderd dorpen in Friesland te vinden, van groot tot klein.

Waar je je ook bevindt in de provincie, overal zie je aan de horizon in alle windrichtingen kerktorens en -torentjes staan. Allemaal vertegenwoordigen ze een van de Friese dorpen. Zonder uitzondering dorpen met een eigen verhaal, traditie en een lange historie. Somige zelfs met een eigen taal zoals de dorpen in Het Bildt of de Stellingwerven. Daar praat men Bildts en Stellingwerfs. In de omgeving van de dorpen vaak talloze kleine of grotere boerderijen van het type Stjelp of Kop-hals-romp. Per regio hebben deze boerderijen vaak een speciaal type uilenbord dat hoort bij het gebied.

Drachten en Heerenveen zijn zondermeer de grootste dorpen van Friesland. Leons wellicht het kleinste met haar kerk, woonhuis en boerderij (zie foto). Groot of klein, allemaal hebben ze hun eigen interessante verhaal en ontstaansgeschiedenis. Hieronder zetten we dit graag voor u op een rij.

Om een bepaald dorp te vinden klikt u op de bijbehorende beginletter. Binnenkort voegen we meer zoekmogelijkheden toe aan deze pagina.

Kies de beginletter


Zandbulten is een streekdorp dat de status van dorp officieel niet bezit. Het wordt als streek bij Kollumerzwaag gerekend en nog eerder was het een buurschap van Westergeest. De streek is vanaf de 18de eeuw op de onontgonnen heide tot ontwikkeling gekomen. Vooral langs het toen nog niet verharde Wyldpaed met een concentratie van bebouwing bij de splitsing van paden bij wat tegenwoordig de Achterwei, Hanenburch en het Wyldpaed is. Op de grietenijkaart van Kollumerland in de atlas van Eekhoff was er toen al een buurt van verspreide bebouwing aanwezig.

Een deel van het Wyldpaed werd in 1866 van het overige afgesneden door de aanleg van de spoorbaan van Leeuwarden naar Groningen. Toen was de ontginning van de heide goeddeels voltooid en werd er op kleine rechthoekige noord-zuid gerichte percelen land gewerkt en gewoond in heidehutten of spitketen.

Vanaf het begin van de 20ste eeuw kwamen – gestimuleerd door de Woningwet – volkswoningen van baksteen tot stand. Aan het Wyldpaed zijn er omstreeks 1913 zeven gebouwd, waarvan nog enkele te herkennen zijn in verbouwde en meestal uitgebreide woningen. Het waren woningen met een smal voorhuis met flinke vensters voor toetreding van licht en lucht en daarachter een schuur onder doorschietende dakschilden. In de schuur kon kleinvee worden gestald of akkerbouwproducten worden opgeslagen. Zo konden de bewoners bij ander of los werk op hun eigen erf zorgen om voor eigen consumptie wat te produceren. De opbrengsten bleven op de schrale grond karig, maar dat verbeterde toen het vanaf het begin van de 20ste eeuw mogelijk was om kunstmest te gebruiken.

Na de oorlog heeft de vernieuwing Zandbulten ook niet overgeslagen. Aan de inmiddels verharde wegen werden meestal vrijstaande woningen op ruime kavels gebouwd. Maar er kwamen ook nog sociale woningen tot stand, zoals aan het hof van de Fedde de Vriesstraat tussen de driehoek van wegen met een complex van 24 woningen.

Zandhuizen is een jong heidedorp. Zo jong en aanvankelijk onbeduidend dat het in de oudere bronnen niet voorkomt. Het was in elk geval een buurt met een es ten zuiden van de Zandhuizerweg, iets ten oosten van het midden was de hoge kamp land die de esfunctie voor de omwonenden vervulde.

In een oorkonde uit 1422 die verband houdt met het grote Klaarkampster klooster bij Rinsumageest is sprake van een Douwe Onnema die hofmeester in Sandhuse is. Mogelijk ligt de oorsprong van het dorp in een uithof voor de hoogveenwinning van dit klooster.

In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd de buurschap bij Noordwolde vermeld, maar ook niet meer dan: ‘vry verre ten Noordoosten op de Heide ligt de buurt Zandhuizen.’ Alleen in het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa uit het midden van de 19de eeuw komt het zelfstandig voor als gehucht. Toch is het als buurschap al redelijk op leeftijd, want op de grietenijkaart van Weststellingwerf in de atlas van Schotanus uit 1716 staat de nederzetting met door bomen omzoomde lanen getekend temidden van de verder lege heide ten noorden van Noordwolde. De stippellijnen waarmee Schotanus de dorpsgrenzen aangaf vervagen in de buurt van Zandhuizen, alsof het een autonome enclave zou zijn.

De bebouwing van een dertiental boerderijen is in de loop der tijd iets afgenomen, want op de kaart in de atlas van Eekhoff uit 1850 blijken er nog geen tien meer te staan. Wel is aan de westzijde een nieuwe weg naar Oldeberkoop met een brug over de Linde gekomen en bij de driesprong is ook een gebouw getekend, op de plaats waar nu een café staat. Aan deze nieuwe Oldeberkoperweg en vooral bij de driesprong kwam geleidelijk wat meer bebouwing. Op het westelijk gelegen heidegebied heeft de ‘Stichting tot verbetering van de Volkshuisvesting in de gemeente Weststellingwerf’ haar meest opmerkelijke volkswoningencomplex gerealiseerd, ‘Het Rode Dorp’ waar in 1920 en 1922 een tweeëntwintigtal woningen met aangekapte schuren op kampjes land van een halve hectare tot stand kwam.

Zurich is een dorp dat in de verdrukking is gekomen achter het spinnenweb van wegen bij de Kop van de Afsluitdijk en een tweetal dijken. Oorspronkelijk is het een komdorp, maar om de kerk is de kern in de loop van de tijd wat onduidelijk geworden, terwijl de bebouwing van de streken langs de dijk en de weg zich verdichtte. De zeedijk op Deltahoogte biedt een weids uitzicht over het dorp en de kale omgeving. De weerbarstigheid van het landschap heeft dichter Obe Postma, afkomstig uit het nabije Cornwerd, beschreven in De boerinne fan Surch:

Har earizer blinkt yn ’e sinne fier
Want it hiem leit heech en frij;
En beammen waachse net te Surch:
De see is te tichtebij

De andere dijk is de Zuricher slaperdijk die in 1732 moest worden aangelegd omdat de zeedijk van de Zuricheroordpolder ernstig was aangetast door de paalworm. Willem Loré had het plan ervoor gemaakt. Loré’s dijken hebben flauwe taluds die de golfslag beter breken dan steile dijken. Tegen de zool van de slaperdijk is de compacte lintbebouwing langs de Caspar di Roblesdijk ontwikkeld.

In de jaren tussen 1922 en 1932 heeft het dorp een drukte van belang gekend tijdens de aanleg van de Afsluitdijk. De dijkwerkers woonden in een dorp van barakken en zochten ’s avonds vertier in De Steenen Man waar het soms ruig toeging. Het barakkendorp is verdwenen, het hotel is nog steeds een accent in de bebouwing. De bescheiden naoorlogse dorpsuitbreiding ligt in het zuiden.

Zurich heeft een ruim met jonge iepen omzoomd kerkhof. Er staat een late neorenaissancekerk uit ongeveer 1905 met mogelijk nog een middeleeuwse kern en toren met een achtzijdige lantaarn en een spits. Het metselwerk is versierd met rondboognissen met versieringen van kunststeen. De noordgevel is helemaal gesloten, de zuidgevel bevat vier rondboogvensters. Een zekere Roosjen zou de architect zijn. Een aannemer met die naam was bij de vernieuwing van de kerk van Cornwerd betrokken.

Zwagerbosch is een jong streekdorp in de uiterste zuidwesthoek van Kollumerland dat pas in 1940 de status van dorp heeft gekregen. Daarvoor was het een buurschap bij het toch vrij ver verwijderde Kollumerzwaag.

De heidestreek raakte vanaf de 18de eeuw bewoond en in het midden van de 19de eeuw was er een streek gevormd. Wat gebeurde aan de pas kort voor 1930 verharde Boskwei/Bjirkepaed dat toen op kaarten met Het Bosch werd aangeduid. Maar ook verder verspreid over de heide stonden nog schamele onderkomens. Deze streek met achterpaden lag haaks op de in dit landschap oost-west liggende ontginningsassen. Dat kwam mede omdat de percelen van de heide geleidelijk in zuidelijke richting werden doorgetrokken.

De heidebewoners woonden in heidehutten of spitketen die sinds het begin van de 20ste eeuw werden vervangen door kleine, van baksteen opgetrokken huisjes met soms nog een stal onder hetzelfde dak. Ze probeerden in hun levensonderhoud te voorzien met het ropen, het draaien van touw, en het maken van bezems en schrobbers of het vlechten van matten in stoelen. Die werden daarna in de wijde omgeving uitgevent.

De heidehutten zijn in het kader van de Woningwet opgeruimd, maar ook de eerste huisjes die in dat kader werden gebouwd zijn verdwenen. Aan de in 1950 verharde Heidewei stond tot voor kort nog een tweetal in 1913 van kalkzandsteen gebouwde ‘spultsjes’. Het waren nog gave woonhuizen met een schuur voor wat kleinvee, een koe of akkerbouwproducten. Landarbeiderswoningen worden ze ook genoemd, omdat de bewoners, naast een ander beroep of los werk, met wat landarbeid op een ruim erf kleinschalige veeteelt of akkerbouw konden bedrijven om zo in eigen behoeften te kunnen voorzien. Achter de Boskwei staat op nummer 24 nog zo’n woninkje uit 1914 maar dat is al gewijzigd.

Zwagerbosch is na de oorlog sterk vernieuwd en er zijn sindsdien vrij veel vrijstaande huizen gebouwd. Het dorp is zo bij de Swadde nog sterker verweven geraakt met Twijzelerheide in Achtkarspelen en Zwaagwesteinde in Dantumadeel.

Zweins is een terpdorp en ligt tussen de rijksstraatweg van Leeuwarden naar Harlingen en de trekvaart tussen deze steden, het huidige Harinxmakanaal. Het dorp heeft geen echte kern; het bestaat uit een paar verspreide buurtjes en boerderijen en een grotendeels afgegraven, scherp om het kerkhof afgestoken kerkterp. De kerk is van verre herkenbaar: de terp is hoog en het silhouet van de kerk is bijzonder. Bovendien ligt er een waterbuurt bij het kanaal, officieel Kingmatille, in de volksmond ‘Keimpetille’, genoemd naar een verdwenen brug over de trekvaart.

De kerk op de terp maakt een eigenzinnige indruk omdat zij aan beide kanten driezijdige sluitingen bezit. Midden op het dak staat een dakruiter en zo wordt de indruk gewekt dat het om een centraalbouw gaat. De zaalkerk werd gebouwd in de jaren 1782-1783 ter vervanging van een middeleeuwse kerk. Er wordt ook beweerd dat de 13de-eeuwse kerk nog aanwezig is en dat het gebouw aan de buitenkant is beklampt. De oude kerk, toegewijd aan de Heilige Regina – Maria als koningin van de hemel – had een toren met een zadeldak. De dakruiter, het charmante achtzijdige houten koepeltorentje, biedt ruimte voor de in 1471 door Steven Bütenduc gegoten klok. Het uurwerk is van 1783. Aan de westzijde staat de ingang in een diepe korfboogvormige nis.

De kerk bevat een door Hermanus Berkenbijl gesneden preekstoel uit 1783, een doophek en twee herenbanken van Lycklama à Nijeholt/ Glinstra en Beijma thoe Kingma. Een zandstenen epitaaf herinnert aan de vroege dood in 1652 van de echtgenote van Ignatius van Kingma, Jaeycke van Vierssen. Ze overleed na amper 33 weken huwelijk toen haar man als kolonel in Brouwershaven in garnizoen lag. Het echtpaar woonde op Kingmastate bij de trekvaart. Daar aan het Van Harinxmakanaal is op nummer 11 een laat-18de-eeuws huis te bezoeken waarin allerlei gebeeldhouwde fragmenten zijn verwerkt: van kroonlijsten, eierlijsten, twee bekroningsballen en een flinke gevelsteen met kwabornament en het jaartal 1657. De sier is afkomstig uit de in 1864 afgebroken Kingmastate.