Winsum - dorp in Friesland
Winsum
Winsum is een terpdorp. Het heeft zelfs een van de hoogste terpen van Friesland. Het valt nauwelijks op. Wel is de keermuur van het kerkhof bij de driesprong bij de Skâns behoorlijk hoog en heet de straat naar het zuidwesten, naar de aanzienlijke uitbuurt Brêgebuorren niet voor niets Hegeterp, want daar lag een tweede flinke terp. Hoewel die in de tweede helft van de 19de eeuw is afgegraven, ligt die straat nog merkbaar hoog.
Brêgebuorren, de waterbuurt aan de Franekervaart is als apart buurschap al oud: dat is ook te zien aan de compacte bebouwing van allerlei soort die aan de zuidelijke zijde, de Greate Streek, aan de dorpszijde ligt en aan de andere kant van de brug aan de overkant. De buurt maakt door uitbreiding van het dorp in zuidelijke richting nu deel uit van het geheel. Vanaf de kern loopt de Kleasterdyk naar het noorden, genoemd naar het in 1186 gestichte vrouwenklooster Sint-Michaelsberg, waar de boerderij Mountsjebaayum aan herinnert. Deze weg wordt omzoomd door burgerwoningen en het bedrijventerrein.
Winsum heeft zich vanaf de oorlog tot nijver dorp ontwikkeld na het succesvolle initiatief van L.S. Miedema met zijn fabriek voor landbouwwagens en transporteurs. De ontwikkeling van de nijverheid heeft zijn weerslag gekregen in de naoorlogse volkshuisvesting. Meteen al na de oorlog met traditionalistische woningen aan de Pier Winsemiusleane. Daar en in de ten zuiden daarvan ontwikkelde straten volgden in de decennia daarna aanzienlijke aantallen volkswoningen.
De dorpskern is kenmerkend voor een terpdorp met een kerkbuurt die om het kerkhof is geplooid en die aan de zuidelijke zijde de belangrijkste straat is gaan vormen. Bij de entree vanaf de Meamerterdyk staan aan weerszijden notabele woningen uit de jaren rondom 1860. Het kerkhof is omvat door een in 1861 op de keermuur van de terp geplaatst ijzeren hek. De hoogst eenvoudige zaalkerk, vernieuwd in de 19de eeuw, heeft rondboogvensters en een matig hoge toren met ingesnoerde spits.
Colofon
Uitgeverij: NoordBoek - Auteur: Peter Karstkarel