Ginnum - dorp in Friesland
Ginnum
Ginnum is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan. Het is een van de zogenoemde Vlieterpen. Ginnum was een radiale terp, waarvan de sporen ondanks de sterke afgraving van omstreeks 1900 nog net zijn te ervaren. Alleen het terpgedeelte van kerk met kerkhof werd gespaard en ten oosten en noorden van de kerk is nog een deel van de ringweg aanwezig.
Ginnum was met de Genumer Opvaart over water ontsloten in zuidwestelijke richting naar de Ferwerdervaart en Oude Vaart van dit dorp naar de Ee. De verkeersroute over land van Dokkum naar Ferwert liep aanvankelijk om de noordoostelijke terpflank, maar in 1856 is de weg van Ferwert richting Jislum verhard, over de terp van Ginnum en daar vlak langs de kerktoren getrokken. Elf jaar later is dat gebeurd met de weg van Dokkum over Reitsum. Daardoor ontstond een nieuwe driesprong ruim ten zuiden van de kerk en bleef het noordoostelijke kwart van de ringweg in authentieke vorm bestaan. In de parcellering is de radiale structuur verder niet meer te herkennen.
Ginnum is altijd dun bebouwd geweest. Nu bestaat het dorp uit enkele buurtjes die als bij toeval ruim om de kerk zijn gegroepeerd. De eenbeukige dorpskerk dateert oorspronkelijk uit de 12de eeuw. Dat is vooral te zien aan de noordmuur waar de spaarvelden met rondboogfriezen uitgevoerd in tufsteen nog aanwezig zijn. De kerk is in de 13de eeuw aan de westzijde vergroot en de driezijdige koorsluiting is in de 15de eeuw aangebracht. De zadeldaktoren verrees in de eerste helft van de 15de eeuw. Deze bezit op de begane grond een koepelgewelf, waarschijnlijk een restant van de overwelving die de kerk in de 13de eeuw kreeg, maar in de 17de eeuw weer is weggehaald. Van deze gewelven zijn in het inwendige nog sporen in het muurwerk te zien. Het grote, rijk bewerkte doopvont uit de 16de eeuw is in 1878 door een particulier aan het Fries Museum in Leeuwarden geschonken.
Colofon
Uitgeverij: NoordBoek - Auteur: Peter Karstkarel