Friesland, bekend om zijn prachtige meren, terpen en Elfstedentocht, krijgt nu te maken met een storend fenomeen: stijgende energieprijzen. Je vraagt je wellicht af wat dit betekent voor jou als inwoner van Friesland. In deze blogpost bespreken we de oorzaken van de stijgende energieprijzen en hoe je hier als consument het beste mee om kunt gaan.

Wat zijn de oorzaken van de stijgende energieprijzen in Friesland?

Er zijn verschillende factoren die bijdragen aan de stijgende energieprijzen in Friesland. Een daarvan is de wereldwijde toename van de vraag naar energie. Naarmate de wereldbevolking groeit en de economie zich herstelt van de coronapandemie, neemt de vraag naar energie toe. Dit leidt tot hogere prijzen op de internationale energiemarkten.

Daarnaast speelt de transitie naar duurzame energie ook een rol. Friesland is hard op weg om in 2030 energieneutraal te zijn, en investeert flink in duurzame energieopwekking, zoals wind- en zonne-energie. Deze transitie brengt echter ook kosten met zich mee die doorberekend worden in de energieprijzen.

Hoe kun je als consument het beste omgaan met deze stijgende energieprijzen?

Het is belangrijk om bewust om te gaan met je energieverbruik. Dit betekent niet alleen dat je zuiniger om moet gaan met energie, maar ook dat je op de hoogte moet blijven van de ontwikkelingen op de energiemarkt. Een goede manier om op de hoogte te blijven van de energieprijzen is door regelmatig prijsvergelijkingswebsites, zoals Pricewise, te bezoeken. Door je energiecontract regelmatig te vergelijken met andere aanbieders kun je besparen op je energierekening.

Daarnaast kun je investeren in energiebesparende maatregelen in je huis. Denk hierbij aan het isoleren van je woning, het plaatsen van zonnepanelen of het vervangen van oude, energieverslindende apparaten. Zo bespaar je niet alleen ook op je energierekening, maar draag je ook bij aan een duurzamer Friesland. 

Hoe zit het met je woonverzekering?

Het is goed om te weten dat de stijgende energieprijzen ook gevolgen kunnen hebben voor je woonverzekering. Verzekeraars houden namelijk rekening met de waarde van je woning en je energieverbruik bij het bepalen van de premie. Het kan dus verstandig zijn om je woonverzekering eens onder de loep te nemen en te vergelijken met andere aanbieders.

Wat betekent dit voor Friesland op de lange termijn?

Hoewel de stijgende energieprijzen op korte termijn een uitdaging vormen voor de inwoners van Friesland, bieden ze op de lange termijn ook kansen. Door te investeren in duurzame energie en energiebesparende maatregelen, kan Friesland een voorbeeld worden voor andere provincies in Nederland.

De overgang naar een duurzame energievoorziening zal daarbij nieuwe banen creëren in de groene sector. Denk aan installateurs van zonnepanelen, adviseurs op het gebied van energiebesparing en onderzoekers in de duurzame energietechnologie. Dit kan op termijn bijdragen aan een bloeiende Friese economie.

Het is dus van belang dat zowel de Friese overheid als de inwoners zich inzetten om de uitdagingen die de stijgende energieprijzen met zich meebrengen, om te zetten in kansen. Door samen te werken aan een duurzaam Friesland, kunnen we niet alleen de energieprijzen beter onder controle krijgen, maar ook bijdragen aan een groenere toekomst voor onze provincie.

Ik wil zeker niet zeggen dat de tijd stilstaat in Friesland maar soms lijkt het er wel op. Kilometerslange panorama's van groene weilanden met rode pannendaken van boerderijen en kerktorens rondom die dorpen markeren. Ze lijken bevroren in de tijd.  

Toch verandert er veel. Subtiel en minder subtiel. Grote veranderingen blijven hangen in de herinnering. Het verdwijnen van de mega-rotonde onder Joure bijvoorbeeld, destijds een van de laatste in zijn soort. Of het uit de grond schieten van honderden windturbines bij Lemmer en Makkum die rood knipperend aan de horizon staan of tientallen zonneparken die vele hectares aan grasland aan de zon en het zicht onttrekken.

Voor het vinden van de subtiele verandering ben je aangewezen op foto's van een paar decennia geleden. Zo kwam ik een reportage tegen van de ANWB Friese Merenroute (zie video) gemaakt door mijn dorpsgenoot op leeftijd Eesge Westerhof, ingesproken door zijn vrouw Jelly Westerhof. Deze route was door de ANWB in samenwerking met de provincie Friesland uitgezet in het Friese Merengebied.

Er waren meer van dit soort routes uitgezet in Friesland. De Veen en Woudenroute in het Noordelijke Friese Woudengebied. De Terpenroute in het gebied tussen Dokkum en de Waddenzee.

Het is mij niet opgevallen wanneer de routes zijn opgedoekt en de bordjes verwijderd. Ze zijn wellicht gesneuveld door het digitale routegeweld of duurzaamheidsoverwegingen. Misschien is de tijd rijp om ze weer weer terug te brengen nu we weten dat digitale routes ook zo hun beperkingen hebben.

Lemmer ligt pal aan het IJsselmeer in het zuiden van Friesland en heeft een mooi zandstrand. Buiten het zomerseizoen is er niet veel te beleven op het strand van Lemmer. Het is dan vooral een mooie plek voor de locals om uit te waaien of de hond uit te laten. Het is mooi wandelen op de dijk tussen de Lemmer Beachclub en het monumentale Woudagemaal. Je hebt uitzicht op het IJsselmeer en de met windturbines omzoomde Noordoostpolder. De rijen met windturbines kun je optisch volgen tot aan Urk en bij helder weer nog veel verder.

Vanaf het strand heb je een geasfalteerde strekdam die het strand moet beschermen tegen te grote golfslag bij harde wind. Aan het hoofd van deze strekdam vind je een vierkant gedeelte met bestrating en lage betonnen muurtjes. Er staan een paar niet al te comfortabele metalen bankjes en houders voor afvalbakken en een boompje. Aan de bast te zien is het een eikenboompje. Het geheel toont zich als een in de jaren negentig van de vorige eeuw zorgvuldig getekend stukje openbare ruimte.

Het boompje is maar een paar meter hoog en toch lijkt het erop dat het boompje er al heel lang staat. De bast lijkt verweerd en getekend door de tijd en de vertakkingen suggereren tientallen groeiseizoenen. Arme zandgrond en de onbeschutte plaatsing verklaren mogelijk de langzame groei.

Ik vraag me af of het boompje onderdeel is van het oorspronkelijke ambtelijke ontwerp. Bij de gemeente kunnen ze me niet verder helpen. Daar weten ze het ook niet. Tot het tegendeel blijkt ga ik er daarom maar vanuit dat er op het strand bij Lemmer zich een origineel en onaangetast stukje inrichting van openbare ruimte te vinden is dankzij een eenzaam taai eikenboompje.

Leer Friesland beter kennen vanaf het water 

Friesland heeft haar bezoekers ontzettend veel te bieden! Denk aan de brede diversiteit aan fiets- en wandelpaden, die je langs de mooiste plekken in de regio brengen. Niet alleen op het vasteland is het verkennen van Friesland de moeite waard; breng ook een bezoek aan de Friese Waddeneilanden. Wanneer je al eens met de auto of fiets door de provincie getrokken bent, is het leuk te zoeken naar een alternatief. Een motorboot huren in Friesland om de omgeving vanaf het water te bekijken is daar een goed voorbeeld van. Vanaf het water ziet alles er anders uit! Daarbij is het ontzettend leuk om een tocht te maken, zeker in het voorjaar of de zomer. 

Huur een motorboot bij en particulier 

Er zijn verschillende manieren waarop je een motorboot kunt huren voor het verkennen van Friesland. Kies voor het huren van een boot via een platform, waarop bedrijven en particulieren hun eigen boten te huur aan kunnen bieden. Het aanbod aan motorboten is hier zeer groot, waarbij je de keuze hebt uit modellen met en zonder slaapcabine. Mogelijk wil je meerdere dagen over de Friese wateren varen. Naast de grotere motorboten, kun je ook voor een compact model kiezen. Houd er rekening mee, dat je voor grotere en snellere boten vaak een vaarbewijs nodig hebt. 

Tip: wacht zeker in het voorjaar en de zomer niet te lang met het boeken van een motorboot. Het aanbod slinkt doorgaans snel, wanneer er voor de komende dagen mooi weer voorspeld is. 

Vaar over de verschillende Friese meren 

Wist je dat Friesland over maar liefst 24 meren beschikt? Van deze meren zijn het Sneekermeer, Heegermeer, Slotermeer en Tjeukemeer het meest bekend. Ook De Fluessen worden door veel liefhebbers van de watersport bezocht gedurende het jaar. Met verschillende kanalen zijn de diverse meren met elkaar verbonden. Het maakt het leuk om tijdens je verblijf in Friesland van het ene naar het andere meer te varen. Rond de Friese meren vind je diverse knusse dorpen en steden, waar je alle mogelijkheden hebt om te pauzeren. Geniet er van typische Friese gerechten in één van de bistro’s of restaurants. 

Tip: stippel je route door de provincie vooraf uit en houd hierbij rekening met de bruggen en sluizen die je onderweg tegenkomt. Het komt voor dat deze slechts een deel van de dag bediend worden, in het bijzonder buiten het hoogseizoen om. 

Het tweelingdorp Paesens-Moddergat ligt pal tegen de waddenzeedijk in Noordoost Friesland. Het zijn twee prachtig verstilde vissersdorpjes. Hier en daar zie je nog de eeuwenoude gele geveltjes van de voormalige vissershuisjes. Museum 't Fiskershúske is in een aantal fraaie exemplaren gevestigd en vertelt de historie van de tweelingdorpen. Het is een aanrader als je ter plekke bent.

Een tweetal monumenten op de zeedijk getuigen van de lokale visserijhistorie, een beeld van een vissersvrouw met kind en een gemetseld monument met gedenksteen die herinnert aan het jaar 1883 waarin 83 dorpelingen op zee verdronken in de golven tijdens een zware storm. Het is moeilijk voor te stellen wat het verlies van 83 vaders en zonen moet hebben betekend voor de dorpen. 

Direct over de dijk vind je een van de mooiste landschappen van de Waddenzee. Toont de Waddenzee zich bij laagtij meestal als een oneindige vlakte van slik en geulen, bij Paesens en Moddergat wordt deze vlakte doorsneden door een eeuwenoude rijsdam. Deze rijsdam bestaat uit duizenden niet al te dikke boomstammen die strak in het gelid in twee rijen staan opgesteld. Tussen de rijen liggen grijze blokken basalt lukraak opgestapeld. De rijsdammen hadden tot doel de stroming te onderbreken zodat het slib tijd had om te bezinken voor de landaanwinning. Nu is het vooral een fotogenieke “erfscheiding” die het schier oneindige slik laat overgaan in de kwelders van natuurgebied De Peazemerlannen.

Het schijnt dat de rijsdam honderden jaren oud is. Het zou zomaar kunnen, de eerste keer dat ik er was is bijna een halve eeuw geleden. De rijsdam lag er toen, voor zover ik mij kan herinneren, net zo bij als vandaag de dag. We klommen als kinderen over de basaltblokken en stonden tot onze enkels in het slik. Ik kan me voorstellen dat het er in 1883 niet veel anders heeft uitgezien, alsof de tijd destijds is stilgezet ter ere van de omgekomenen.

Sommige gebouwen neem je voor lief en loop je voorbij zonder er al te veel aandacht aan de schenken. Typisch zo'n gebouw is bijvoorbeeld het NS-treinstation van Leeuwarden. Het is een van de laatste treinstations van het zogenaamde "Standaard NS Type SS derde klasse". Ooit waren er tientallen van dit type stations. Stuk voor stuk zijn ze gebouwd in de tweede helft van de negentiende eeuw. De drie overgebleven exemplaren liggen aan de lijn Harlingen - Nieuweschans. Het betreft de stations van Harlingen (1863), Leeuwarden (1863) en Winschoten (1865).

Ondanks renovaties in 1904, 1924 en 2000 vind je in het station van Leeuwarden nog duidelijke sporen terug van het oorspronkelijke gebouw. De houten kiosk op het buitenterrein bij de perrons verdient meer dan gemiddelde aandacht van de passerende reiziger evenals de centrale hal (zie foto).

De historische gietijzeren overkappingen van de perrons zijn in 2016 verwijderd om vervangen te worden door moderne exemplaren. De oude exemplaren zouden onherstelbaar verwaarloosd zijn en een gevaar voor het publiek tijdens harde wind. Gelukkig heeft de gemeente Leeuwarden met succes er op aangedrongen dat de oude historische overkappingen gerestaureerd en teruggeplaatst zouden moeten worden. Naar verwachting zal dat in in 2023 gebeuren.

Daarna zullen jaarlijks vele duizenden reizigers weer arriveren en vertrekken op en van het monumentale station. Veel reizigers zullen hun bagage, zoals de kwalitatief hoogwaardige harde koffers van Eminent een moment neerzetten en even om zich heen kijken naar de prachtige entourage van het Leeuwarder NS-station. Ze nemen daarmee een voorpoefje van de historische binnenstand van Leeuwarden die nog veel meer moois in petto heeft.

In de kloosterkapel van Jannum was gisteren een verhalenavond. Door de hele provincie Friesland werden verhalen verteld maar mijn interesse ging vooral uit naar Jannum. Daar staat namelijk de meest sfeervolle kloosterkapel van Friesland en daar wordt het verhaal van Gerben en Ybeltsje vertelt. (zie ook blog: Brug Sibrandahûs – liefdeslot of liefdesslot)

Deze keer wordt het vervolg verteld. Het is steenkoud in het kerkje. Ongeveer 10 mensen zijn aanwezig bij deze voorstelling maar er volgen op dezelfde avond nog een paar voorstellingen. Er staan houten stoeltjes klaar in een kring om een klein kolenvuur. Om en om zie je bij de toehoorders pufjes adem in wolkjes condenseren en oplossen in de kou. Gelukkig zijn er dekens voor over de benen en na afloop een kloosterlikeur.

Aan het hoofd van de kring zit een dame gehuld in een dik vest en stola, haar in een knotje. Dikke rood geblokte deken over de benen. Achter in de kapel wordt accordeon gespeeld. Een Iers deuntje, want in de aderen van de speler zit Iers bloed.

Het geheel doet me denken aan de verjaardagen van Beppe Moarrewâld een halve eeuw geleden. Ze woonde in een wâldhûske aan de Molenweg in Murmerwoude. Ze zat dan op een hoge stoel met leuningen prominent als stamoudste aan het hoofd van het gezelschap te glunderen. Haar in een knot. Ze had het hoogste woord. Vertelde verhalen en zong ook nog wel eens een versje. Omke Pieter de groenteboer van Ikkerwâld speelde op de accordeon. Rood haar maar geen Iers bloed voor zover ik weet. Beerenburg en likeur op een rood tafelkleed.

Ik heb gisteravond een tijdreis gemaakt en volgens mij was ik niet de enige.

Je hebt twee soorten mensen. Mensen die ervan houden om op de bonnefooi een gebied of stad te verkennen en mensen die graag gebruik maken van een kaart. De eerste categorie mensen neemt op de koop toe dat ze mogelijk een attractie missen. De tweede categorie mensen accepteert dat ze zich constant moeten afvragen "zitten we nog op de route?". Ik behoor tot de eerste categorie.

In de buurt van Earnewâld ligt het natuurgebied de Alde Feanen. Het is een 4500 hectare groot laagveenmoeras. Het is één van de twintig Nationale Parken in Nederland. Een klein onderdeel ervan is "It Wikelslân". Hier zijn kris-kras twee wandelroutes uitgezet, een van 3 en een van 5 kilometer. Een uitgebreid netwerk van routebordjes getuigt ervan. Geschikt waterdicht schoeisel is een must.

Ik was er gisteren, het was heerlijk fris Novemberweer. Hoewel er redelijk wat auto's stonden bij de ingang van het gebied voelde het niet druk in het gebied. Zo nu en dan passeer je een paar medewandelaars. Highlights zijn de uitkijktoren en twee vogelkijkhutten. Je kunt ze bijna niet missen.

Wat opvalt is dat wandelaars stoppen bij bordjes of aandacht hebben voor hun Smartphone. "We moeten hier linksaf" hoor ik een oudere meneer zeggen tegen een oudere dame. Het stel volgt digitale instructies. Een ander stel dames geeft aan dat ze de bordjes negeren omdat het er gewoonweg teveel zijn. Een verliefd stel loopt aan de hand van een Smartphone voorovergebogen voorbij.

Een oude verweerde houten handwijzer met "Kuierpaad" staat aan het begin van de wandeling. Soortgelijke handwijzers staan bij de twee vogelkijkhutten. Er is een tijd geweest dat mensen hier genoeg aan hadden. Want om eerlijk te zijn, zo groot is het Wikelslân nu ook weer niet. De ingang is notabene ook nog eens de uitgang. Ik ben benieuwd of de oude verweerde handwijzers nog verder aan hun lot worden overgelaten en te zijner tijd opgeruimd in het belang van de vooruitgang.

In Zuidoost-Friesland vind je de Delleboersterheide. Onderdeel van een welhaast 1000 hectare groot natuurgebied onder beheer van It Fryske Gea. De Delleboersterheide leent zich perfect voor een zondagmiddagwandeling. Gisteren was mijn eerste bezoek.

Het was mooi zonnig najaarsweer. Hier en daar geen wolkje aan de lucht. Het parkeerterrein stond vol met auto's maar het gebied blijkt groot genoeg om bijna  niemand tegen te komen. Toevallig treffen we een vrijwilliger van It Fryske Gea, compleet met laarzen en verrekijker. Hij kent het gebied als zijn broekzak want heeft er zijn hele leven bij gewoond.

Hij heeft wetenschappers en natuurvorsers uit Wageningen zien komen en gaan, al dan niet met uit te zetten dassen en andere soorten levende have. Daarnaast groot materieel, vooral in de jaren tachtig in opdracht van onder andere gemeente en waterschap. Het had hier naar het schijnt nog veel mooier kunnen zijn. De waterhuishouding is in de jaren tachtig grondig aangetast. Hoogtes en dieptes met de grond gelijk gemaakt. Door het gebied loopt nog steeds de oorspronkelijke beek de Tsjonger maar deze wordt eigenlijk niet meer gevoed zoals voorheen. De huidige Tsjonger loopt kaarsrecht langs het gebied.

Als restant zijn een paar prachtige poelen achtergebleven. De Catspoele staat bekend als walhalla voor Libellen. Je zou er in het Libelleseizoen veertig soorten moeten kunnen ontdekken. Het informatiebord spreekt ook van de Witsnuitlibelle maar deze is al een hele tijd niet meer gespot.

Daarnaast is er een tweede langgerekte en ondiepe poel. We hebben geluk want prompt verschijnen tientallen pony's om te drinken. Het is een prachtig gezicht. Er drijft iets in het water. Het heeft iets weg van een krokodil. Even waan je je als deelnemer aan een safari in een ver en exotisch wildpark. Niets is minder waar. Je bent gewoon op de Delleboersterheide in Zuidoost-Friesland.

Nu we langzaam de donkere en koude dagen achter ons laten en de zon zich steeds vaker laat zien, wordt het ook een stuk aangenamer om weer plaats te nemen in de tuin. We kunnen ons weer bezig houden met het snoeien en zaaien van planten, onkruid wieden, maaien en afwerken van het gazon en het reinigen van het terras. Hoe je tuin er ook uit ziet, of dat groot of klein is, veel of weinig groen, iedereen heeft van tijd tot tijd nieuwe spullen nodig.  Een echte toevoeging voor in je tuin

En waar kan je al die spullen nou het beste waren? Wat dacht je van een tuinhuis! Tegenwoordig hoef je niet meer de deur uit om op zoek te gaan naar het perfecte huisje voor in de tuin. Gelukkig kunnen we tuinhuisjes online kopen. Een paar van de vele voordelen is dat je meteen het volledige aanbod ziet en kunt filteren op wat jij echt leuk vindt. 

Een tuinhuis is een ware toevoeging voor in je tuin. Het maakt niet uit of je nu een kleine of grote tuin hebt. Het kan voor zoveel verschillende doeleinden worden gebruikt. De een gebruikt hem als extra opbergruimte. Zo blijft de tuin mooi opgeruimd en bovendien blijven de spullen ook droog. Dit is vooral handig als je weinig ruimte hebt. 

De ander tovert een tuinhuis om tot een extra kamer. Zo worden ze gebruikt als logeerkamer, kantoor of speelkamer voor kinderen. Je kunt het zo gek niet bedenken of het bestaat al.  Heerlijk tafelen in de zon

Nu het overdag langzaam langer licht wordt en de temperatuur ook stijgt, is het heerlijk om in de tuin plaats te nemen. En bij een stel fijne stoelen hoort uiteraard ook de juiste tafel. Of dit nu een grote rechthoekige tafel is of een kleine ronde, ook hier geldt, voor iedere tuin is er een passende oplossing. Denk vooral goed na waar je de tafel voor wilt gebruiken en hoeveel ruimte je hebt. En waar je nu ook woont in Nederland, je kan met één druk op de knop een tuintafel in-Friesland of Zeeland kopen.

Ben jij dus nog op zoek naar nieuwe spullen voor in je tuin? Vergeet dan niet om ook online rond te kijken. Een groot aanbod aan tuinartikelen zijn maar een paar klikken van je verwijderd.

Wanneer je net je eerste auto hebt kan het moeilijk zijn om een autoverzekering te kiezen. Er zijn namelijk enorm veel verzekeringen waar je uit kan kiezen. Toch willen meeste mensen een goedkope autoverzekering, zodat ze geld over hebben. Het afsluiten van je autoverzekering is echter niet iets dat je zomaar even snel zou moeten doen. Het is belangrijk rekening te houden met wat je nodig hebt en waar je voor wilt betalen. In dit artikel kijken we naar hoe een autoverzekering in elkaar zit, zodat jij de beste keuze kan maken tijdens het afsluiten van je autoverzekering!

Wat beïnvloedt een autoverzekering?

Een autoverzekering wordt door enorm veel factoren beïnvloed. Dit zie je voornamelijk aan het maandelijkse bedrag dat je betaald. 

Allereerst wordt er gekeken naar je leeftijd. Ben je jonger dan vijfentwintig jaar of ben je beginnend bestuurder? Dan zal je autoverzekering duurder zijn dan iemand die vijftig is en 30 jaar rijervaring heeft. Hoe komt dit? Dit heeft te maken met je ervaring. Hoe meer ervaring je hebt hoe lager je maandelijkse bedrag is.

Verder bouw je ook schadevrije jaren op als je rijdt. Heb je bijvoorbeeld al twintig jaar geen ongeluk gehad? Dan zal je maandbedrag lager zijn dan iemand die elk jaar schade rijdt. Je autoverzekering vergoedt namelijk je schade en hoe vaker je schade moet melden, hoe hoger je termijnbedrag wordt.

Je verzekeraar neemt ook in acht waar je woont. In dichtbevolkte gebieden zal het bijvoorbeeld veel duurder zijn om een auto te nemen. Dit komt, omdat er meer kans is op schade dan in dunbevolkte gebieden. Woon je dus in een klein dorpje in Friesland? Dan zal je maandbedrag veel lager zijn dan bijvoorbeeld wanneer je woont aan de grachten van Amsterdam.

Soort autoverzekering

Nu je een beetje weet wat beslist hoe duur je autoverzekering wordt kan je kijken naar het soort autoverzekeringen. Er worden bij elke verzekeraar twee tot drie verzekeringen aangeboden. Dit is de WA verzekering, de WA plus verzekering en de all-risk verzekering. Een WA verzekering is voor elke auto in Nederland verplicht. Het is te vergelijken met een basis pakket. Voor een WA plus verzekering kan je dus verwachten dat dit bestaat uit het basis pakket met extra toevoegingen. Ten slotte, is een all-risk verzekering een autoverzekering waar je verzekerd bent voor alle schade die er aan je auto ontstaat of aan een andere auto ontstaat die jij met jouw auto hebt veroorzaakt.

In Joure is het iedere derde donderdag in september Jouster Merke. Tenminste, als er niets tussenkomt zoals de Coronabeperkingen in 2021. Het is moeilijk voor te stellen dat de Jouster jaarmarkt gisteren dus voor de meer dan vijfhondervijftigste keer georganiseerd is. Bijna dertig jaar na de eerste Jouster Merke voer Columbus naar het westen op zoek naar Amerika. 

Joure zal op dat moment niet veel meer zijn gewest dan wat huizen en winkeltjes op een zandrug. Deze zandrug bepaalt de Noordwest-Zuidoost oriëntatie van Joure. De huidige kilometerlange Midstraat volgt deze lijn perfect. Sterker nog, het historische hart van Joure lag tussen het voormalige dorp Westermeer, de Jouster toer en het Tolhuis. Alledrie hebben ze de eeuwen doorstaan. De eerste is een eeuwenoude toren die teruggaat tot de Middeleeuwen en in verband wordt gebracht met tempeliers. De tweede ook imposant maar veel minder oud. Je mag ervan uitgaan dat de eerste Jouster merkes zich rond deze torens zich hebben  afgespeeld.

Tijdens de Merke had iedereen, ongeacht rang of stand een vrije dag. Het moet er wild aan toe zijn gegaan. Er zal een markt zijn geweest met vee en lokale producten, kaas, worst, gerookte paling, middeltjes en elixers. Daarnaast vermaak in allerlei soorten en maten. muziek, toneel, een draaiend rad, een kop van jut. Spelende kinderen met hoepels en tollen. Om nog maar te zwijgen van de genuttigde alcoholische dranken.

Als je goed oplet vind je veel hiervan terug tussen het geweld van de moderne tijd zoals t-shirts, zonnebrillen, knoflookpersen, wonderdoekjes, -sponzen en -zemen, en voetzalf die belooft je van je vermoeide voeten af te helpen.

Je ziet de paardenmarkt, een palingroker, lokale slagers met droge worst en spek, een klompenmaker, een draaiend rad, een trekharmonica. Pompoenen, oliebollen en poffertjes, een kunstenaar, een groenteboer. 

Maar toch, er ontbreekt iets belangrijks tijdens de 2022 editie van de Jouster Merke. Ieder jaar staat steevast tegenover het Tolhuis bij de Tolhuisbrug de kop van Jut. Deze keer niet. Ik vraag me af waarom. Hij moet er tenslotte honderden keren hebben gestaan. Tijd voor actie, zodat ook de kop van Jut er weer bij is op de derde donderdag in september 2023.

Alle elf Friese steden hebben in 2018 een stadsfontein gekregen in het kader van Leeuwarden Culturele hoofdstad. Elf stadsfonteinen ontworpen door evenzovele internationale kunstenaars van naam en faam. De fonteinen staan er inmiddels dus al meer dan vier jaar.

Hoewel er in 2018 best wel wat gemor is geweest over de kosten, de te kiezen locatie en, in geval van de Dokkumer IJsfontein, de opwekking van de benodigde energie, zijn de fonteinen uiteindelijk opgenomen in het hart van menig Fries. Ze horen nu net zo bij de Friese steden als de Oldehove bij Leeuwarden, De Waterpoort bij Sneek, het planetarium bij Franeker en de Broerekerk bij Bolsward.

Ik kom tot deze conclusie omdat ik regelmatig de Love-fontein in Leeuwarden bezoek. Twee metershoge gezichten die elkaar aanstaren en bij windstil weer gehuld zijn in kunstmatige mistvlagen. Ik kom hier niet zozeer vanwege de fontein zelf maar als vaste “pleisterplaats” tijdens een fietstochtje. De fontein in Leeuwarden staat voor het treinstation midden in een mooi onderhouden gazon met rondom bankjes van beton en hout. Het is er altijd gezellig druk. Halers en brengers rijden af en aan en niet alleen voor treinreizigers. Ook rijinstructeurs gebruiken het plein om lesrijders op te pikken en weer af te leveren.

Het is opvallend hoeveel mensen van de fontein een foto van maken, een selfie of zelfs een vlog. Zoveel “media-aandacht” voor een fontein maakt nieuwsgierig. Bij navraag blijkt dat zowel toeristen als inwoners van Friesland bezig zijn met een persoonlijke elffonteinentocht. Ze bezoeken ze stuk voor stuk per fiets, auto of motor, maken foto’s voor een eigen verzameling en kiezen een persoonlijke favoriet.

Nu nog een stempelkaart.

Feankleaster is in streekdoarp mei yn it midden in brinkeftige romte. De delsetting hat nea in tsjerke hân, mar de ûntwikkeling hinget wol gear mei in kleasterstichting. It is ûntstien by in krusing fan wegen fan en nei Kollum, Aldwâld, Kollumersweach en Twizel.

Yn de 11e of 12e ieu is it gebiet yn kultuer brocht. Yn de 13e ieu stichten de premonstratenzers der fan Dokkum út it frouljuskleaster De Olijfberg, wêrfan de earste fermelding yn 1287 bekend is en wêrfan it grûnbesit troch legaten groeide oant ûngefear 245 ta. It kleaster is yn 1579 ferlitten en yn 1644 kamen de restanten fan de gebouwen en de landerijen yn it besit fan de famylje Van Fogelsangh. Sy stichte op de kleasterterreinen in state dy’t noch altyd it middelpunt fan de delsetting is. De monumintale, neoklassicistyske buorkerijen, de ûnderkommens fan it personiel yn chaletstyl en it steatlike ‘Lyts Slot’ dy’t by de state hearre, steane om en (noard) eastlik fan de state. Westlik dêrfan ûntwikkele him in lytsskalige bebouwing om de brinkromte hinne en by de wegen lâns nei Kollumersweach en Twizel. Ta de bebouwing hearre freonlike húskes en wâldspultsjes út benammen de 19e ieu en in herberch dy’t ta in grutte en drokke dancing útboud is.

Fogelsanghstate is in lânhûs dat yn it midden fan de 17e ieu boud is, om 1734 hinne fergrutte en oan it ein fan de 18e ieu fan in nije gevel mei pilasters foarsjoen is. Mei it each op keninklike besite is de state yn 1873 ferhege en plastere. It lânhûs hat in museumfunksje. Der om hinne en der efter leit ien fan de grutste parken fan Fryslân. Yn de 18e ieu hie it in barok oanlis. Lucas Roodbaard hat der yn de earste helte fan de 19 ieu yn ferskate fazen in lânskipspark fan makke mei ôfwikseljend in parkeftich en boskeftich karakter. Der is in ferskaat oan ferrassingen te finen: trijekantbrêge, iiskelder, kluzenerij, in hiele hege heuvel mei grutte teekoepel by in rom hertekamp. Foaral de fiverpartij is fassinearjend.

Ysbrechtum is in komdoarp mei mooglik in terpferline. It tsjerkhôf leit nammentlik frij heech. It doarp leit tichtby Snits, wêrmei it yn 1844 in ferbiningsdyk krige, de mei pún ferhurde dyk fan Snits nei Boalsert. Tusken Ysbrechtum en Tsjalhuzum kaam in tolhûs dat der noch altyd stiet. Tsjalhuzum is oarspronklik in terpdoarp en is tsjinwurdich in agraryske delsetting fan in stik as wat buorkerijen en in tsjerkhôf mei in toer út 1871. Ear’t de wei nei Snits der kaam wie Ysbrechtum fia de Frjentsjerter Feart nei it wetternetwurk fan Fryslân ûntsletten.

De kom fan it doarp is foarme oan wjerskanten fan de Epemawei, by de ôfslach nei Skearnegoutum, de Kleasterwei. De kroniken sprekke fan in kreaze buert en in mei beammen omseame skadige yntree fan it doarp. De yntree út Snits wei is breed, mar in protte alluere is der net mear. De kreaze buert is bleaun want de Epemawei is foaral oan de noardkant omseame troch in rige notabele wenten, de brede middengongwenten, dy’t foar de twadde helte fan de 19e ieu sa tekenjend binne foar de Fryske doarpen fan wat betsjutting.

Alhoewol de tsjerke op it hege en mei in izeren stek fan de dyk ôfgrinze tsjerkhôf oan it ein fan de 18e ieu mei lof neamd wurdt, wurdt se yn 1865 ferfongen troch de tsjintwurdige, wêrfan it ûntwerp troch de Snitser stedsarsjitekt Meinse Molenaar makke is. It is in gebou yn in mingde styl dat út in romme tsjerkeseal mei grutte rûnbôgefinsters en in gâns leger en smeller oanboud koar bestiet. De toer hat in nullespits. In prielgrêf út 1696 fan de bewenners fan Epemastate siert de tsjerke.

Epemastate leit yn in rom park mei bosk en is ieuwenlang de residinsje west fan aadlike famyljes. De state datearret út de earste helte fan de 17e ieu en is faak ferboud: de lêste kear yngripend oan it ein fan de 19e ieu. In poartegebou mei wenferdjipping markearret de opleane.

Op het moment van schrijven loopt in Friesland het Tsjerkepaad evenement. Ieder jaar in de maanden juli tot september openen honderden monumentale kerken in Friesland hun deuren voor toeristen en belangstellenden.

Omdat ik in de buurt ben loop ik even binnen bij de kerken in Ysbrechtum en Folsgeare. Deze dorpen liggen noordwestelijk van Sneek aan weerskanten van de A7. Het is bijzonder hoe deze kerken ten opzichte van elkaar verschillen. De kerk in Ysbrechtum is rijk versierd met rouwborden en wat dies meer zij en in de kerk is Folsgeare staat soberheid voorop. In Ysbrechtum staat Epemastate, dat verklaart het een en ander.

Door de soberheid van de kerk in Folsgeare ga je daar wat meer op zoek naar details. Ik zie prachtige eeuwenoude statenbijbels, een vaas met plastic Hedera. Deze staat in de vensterbank en baadt in het zonlicht dat door het venster naar binnen valt. Ik zie bodemvondsten zoals potscherven een flesjes die op een tafel zijn uitgestald. Ik lees in gouden letters "Zingt Godes Eer" als ondertitel van het orgel en ik zie vier fluwelen collectepongen aan een stok die strak tegen de muur in het gelid staan. Ze dateren uit 1825 staat op een kaartje! Deze "pongen" brengen me direct terug naar mijn jeugd. Hoe vaak heb ik geld gegooid in soortgelijke pongen, of net gedaan alsof.

Op de pongen van Folsgeare ontbreken de D's en K's die er in mijn geboortedorp in gouddraad op geborduurd waren. Ze stonden voor kerkvoogdij en diaconie. Dat weet ik nu. Toen wist ik dat niet en waren ze voor gewoon het kwartje en het dubbeltje.

Abbegea is in terpdoarp, dat yn ’e Midsieuwen ûntstien is. It doarp wie oer it wetter goed ûntsletten. De Abbegeaster Opfeart ferbûn it doarp mei de Boalserter Sylfeart. Oer lân wie it minder goed te berikken. Nei de dykebou kaam Abbegea noardlik fan de Himdyk te lizzen. Op de gritenijkaart yn de Schotanusatlas (1716) fine we gjin inkele dyk of paad. Wol is sichtber dat der bûten de lytse tsjerkebuorren in tal buerten en staten yn it bûtengebied fan it doarp lizze; ek oan ’e noardkant fan de Wymerts of Boalserterfeart.

Yn de “Tegenwoordige Staat van Friesland” (1788) wurdt dat befêstige: een dorp van middelbaaren omtrek (…). Hetzelve ligt ten westen van Oosthem en nader aan den Hemdyk. De kerk deezes Dorps pronkt insgelyks met een fraai Orgel. Weleer had men hier verscheiden Adelyke Staten, met naame Attema, Sytinga, en Bonninga in het buurtje de Morra, naar ’t welk ook een watertje ten Noorden des dorps, waaronder de Bolswerdervaart naar de Nieuwezyl loopt, den naam van Morra- of Morwieltje draagt. In de buurt, die niet groot is, en de Abbegaster-Ryge genaamd wordt, lagen oudtyds Wigmana en Heeringa, en in de Oosterbuuren Bangama.

De Abbegasterrige en Oosterburen binne ek noardlik fan de feart oanjûn op de kaart yn de Eekhoff-atlas (1851). By it buorskip Abbegeasterketting leit in draai oer de feart.

De kearn fan de tsjerke, fan âlds wijd oan Sint Gertrudis, is noch midsieusk, mar it gebou mei in trijekantige sluting is yn 1809 hielendal ommitsele. Nei alle gedachten hat de toer yn dat jier in houten boppebou krigen. Yn ’e toer hinget in klok dy’t yn 1647 getten is troch Jacob Noordmans.

De trochgeande dyk rint no strak om de súdwestlike flank hinne. De tsjerkebuorren oan de oare kant hat in fariearre bebouwing, wêryn de eardere skoalle, it skoallehûs of pastorije en boarger- en arbeiderswenten mekoar ôfwikselje. Noardlik fan de âlde kearn binne de nije skoalle en resint in nijbouwyk oan ’e westkant fan de opfeart ta stân kommen.

Folsgeare is in terpdoarp dat ûntstien is yn de Midsieuwen. Lange tiid hat it doarp allinne in lytse tsjerkebuorren hân. By de Tsjaerddyk lâns, dy‘t nei Nijlân rûn stie al lange tiid lyn in flinke rige buorkerijen. Súdlik fan it doarp lei ek in groep boerepleatsen, mar dy wienen net op it doarp rjochte. De Folsgeaster Opfeart joech in ûntsluting yn súdlike rjochting om fia de Alde Rien ferbûn te wêzen mei de Wimerts of Boalserter Feart oan de iene en mei De Geau tusken Snits en Drylts oan de oare kant. Mei dit stelsel fan wetterwegen wienen de súdlike pleatsen, elts mei in eigen opfeart, sadwaande ek ûntsletten. Op de kaart yn de atlas fan Schotanus út 1716 stiet dat oanjûn.

De Tegenwoordige Staat van Friesland melde yn 1788 net folle: “een Dorp van middelbaaren omtrek en landerijen, doch gering van buurt, hetzelve bevat 20 stemdraagende plaatsen, en ligt in den hoek van gemelden Tjaarddyk, tusschen Nieuwland en Sneek. Weleer lag hier de State Walma. In 1498 werd hier den Kerk met den toren afgebrand door de Soldaaten, die de Vetkooper Tjerk Walta had in ‘t land gebragt; ook kwamen daarby twee huislieden om, die op den toren gevlugt waren.”

De midsieuske tsjerke is yn 1875 troch de hjoeddeiske sealtsjerke mei in trijkantige koarsluting ferfongen, mar de sealdaktoer is mooglik noch 13e-ieusk. De measte âlde doarpsbebouwing is te finen oan de Tsjaerddyk. It doarp is nei de Twadde Wrâldoarloch frijwat útwreide, yn it begjin mei in eastlik kwartier, letter mei in wyk oan de súdkant. Yn de lannen om Folsgeare hinne, stean grutte, soms monumintale buorkerijen.

Noardlik fan Folsgeare leit Tsjalhuzum, in buorskip fan inkele huzen en in toer op in terp. It hat in ferline as midsieusk terpdoarp. De tsjerke is yn 1823 ôfbrutsen, mar de toer waard yn 1871 noch hielendal fernijd, in toer fan trije segminten en in ynsnuorre spits. Tusken Folsgeare en Tsjalhuzum yn is healwei de fyftiger jierren in fersetsmonumint fan Wymbritseradiel oprjochte: in wekkere hoanne op in hege piloan.

Feanwâldsterwal is een prachtig klein dorpje zuidwestelijk van Feanwâlden. De schoonheid van het dorp wordt vooral gekenmerkt door de smalle vaart die naast de hoofdstraat van het dorp "De Wâl" loopt. De aanliggende woningen hebben allemaal een eigen bruggetje.

Waar "De Wâl" overgaat in "It Oare Ein" ligt de kern van het dorp gemarkeerd door een fraaie brug en hotel en eetcafé 't Dûke Lûk. Hier kun je bootjes en kano's huren en dat is niet onlogisch. Feanwâldsterwal ligt namelijk aan de rand van een van de mooiste aaneengesloten kleine natuurgebieden in Friesland, It Butenfjild, De Looden Hel en De Houtwiel. Het laatste natuurgebied is de laatste jaren naar een hoger niveau getild vanwege de aanleg van de Centrale As (N356), de voor het gebied enigszins "oversized" maar o zo gewaardeerde autoweg tussen Nijega en Dokkum. Bij het dorp De Falom is notabene een "luxe" flyover gebouwd zodat flora en fauna ongestoord  kan doorgroeien en doorlopen tot aan het dorp De Westereen.

De aaneengesloten natuurgebieden verklappen het ontstaan van Feanwâldsterwal. Het zijn laagveengebieden en Feanwâldsterwal dankt haar bestaan aan de ontginning van dit laagveen. Al in de 15e eeuw werd dit ontgonnen door de Schiere Monniken afkomstig van de Schierstins in buurdorp Feanwâlden, behorende bij het klooster Claerkamp in Rinsumageest. In latere tijden werd dit zware werk op meer industriële schaal voortgezet door doorgewinterde veenarbeiders uit Giethoorn die naar de Friese veenkolonie kwamen. Zij wisten wel raad met het laagveen en lieten een duidelijk stempel achter op het gebied, én het dorp. Daarom wordt Feanwâldsterwal nu ook wel het "Giethoorn van Friesland" genoemd.

Beide dorpen hebben trouwens nog iets opmerkelijks gemeen, de verdwenen melkfabrieken. In beide dorpen zijn ze ten prooi gevallen aan het toerisme zou je kunnen zeggen. Die van Giethoorn is gesloopt of onherkenbaar tussen restaurants en bootverhuurders. Die van Feanwâldsterwal, genaamd Zuivelfabriek Freia, is steen voor steen afgebroken en opnieuw opgebouwd in het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. Ik zie het als de verloren zoon van Feanwâldsterwal, gelet op de naam Freia zou je wellicht van dochter moeten spreken maar dat onderscheid laat ik aan de lezer.

Het dorp Eastermar ligt ten noorden van Drachten in een prachtig gebied te midden van twee, voor het gebied bijzondere waterpartijen, het Bergumermeer en De Leien. Deze relatief kleine en ondiepe meren zijn grotendeels ontstaan door veenafgravingen en afkalving. Het gebied draagt met trots het predicaat “Nationaal Landschap De Noardlike Fryske Wâlden” (De Noordelijke Friese Wouden).

Toch zal een bezoeker die van de meren heeft genoten zich wellicht afvragen, waar zijn de wouden gebleven? Inderdaad, wouden in de zin van uitgestrekte bossen vind je er niet. In de plaats daarvan vind je een eeuwenoud coulisselandschap. Dit wordt gevormd door talloze boom- en houtwallen die kleinschalige boerenpercelen van elkaar scheiden. Hier en daar kijk je dwars door een aantal van deze boom- en houtwallen heen, de dieptewerking is subliem. Tussen deze coulissen zie je telkens weer een andere voorstelling. Akkerland, graanvelden, weilanden met koeien, paarden, schapen, of misschien wel het mooist, een wisselend kleurenpalet van veldbloemen. De analogie met coulissen en voorstellingen in een theater kan bijna niet treffender.

De boom- en houtwallen worden met regelmaat teruggesnoeid en groeien in enkele jaren daarna weer terug. Aan de oudste exemplaren zie je dit onderhoud terug in decenniaoude grillige stronken en stobben. Ruilverkaveling is aan het gebied voorbijgegaan en dat is maar goed ook. De hout- en boomwallen zijn onaangetast en volgen de oorspronkelijke zandpaden die dorpen als Eastermar, Sumar, Harkema en Drogeham aan elkaar verbonden en nog steeds verbinden. De gemeente heeft zich erbij neergelegd en doet het onderhoud met zorg, verharding is uitgesloten. 

Het enige dat in het historische beeld ontbreekt zijn de karresporen die er ooit in grote hoeveelheden moeten hebben gelegen. Ook verdwenen zijn de talloze plaggenhutten die er moeten hebben gestaan. Het is moeilijk voor te stellen maar tot voor slechts honderd jaar geleden werden plaggenhutten in het gebied gebouwd om in te wonen, ook met grote gezinnen. De bijzondere  geschiedenis van de plaggenhut wordt verteld in Themapark de Spitkeet in Harkema, een aanrader.

Ik heb er een middag doorgebracht en kom snel terug want "Theater" Nationaal landschap de Noardlike Fryske Wâlden is 7 dagen per week open en de entree is ook nog eens helemaal gratis!

In Gaasterland heb je aan de IJsselmeerkust een aantal plekken waar je een optimaal uitzicht hebt over het IJsselmeer. Ik denk aan het Mirnserklif bij Mirns, het Oudemirdumerklif bij Oudemirdum en het meest beroemde, het Reaklif bij Warns. Hier vochten de Friezen een legendarische strijd tegen de Hollanders in 1345.

Je vraagt je af waarom je juist hier het mooiste uitzicht hebt over het IJsselmeer. Volgens mij komt dat doordat je bij helder weer nog net de overkant kunt zien. Je ziet de kerktoren van Enkhuizen duidelijk aan de horizon temidden vaag trillende silhouetten van windturbines, bomen en bebouwing. Daarnaast heb je als je naar links kijkt uitzicht op windturbines die de dijk van de Noordoostpolder en Flevopolder aangeven, helemaal tot aan de Maximacentrale bij Lelystad. Aan de rechterkant zie je de windturbines die het einde van de Afsluitdijk markeren, de Afsluitdijk begint wat mij betreft in Friesland maar wellicht zag de geestelijk vader Cornelis Lely dat anders.

Dit panorama heb je vooral omdat het klif je net voldoende meters boven het waterpeil van het IJsselmeer uittilt. Hierdoor kun je over de kromming van de aarde en dus het IJsselmeer heen kijken.

Als je de tijd neemt ga je bijna automatisch mijmeren over wat er allemaal nog meer achter de horizon schuil gaat en achter de toren van Enkhuizen. En juist op dat moment raak je in gesprek met een toevallige voorbijganger. Hij vertelt dat tijdens de tweede wereldoorlog V2’s werden gelanceerd vanuit de bossen van Rijs, bestemming Londen. Deze bossen bevinden zich in Mirns recht achter je.  Veel V2's zouden dienst hebben geweigerd en in het IJsselmeer zijn geplonst.

Ik heb het nagezocht op de kaart. Ze moeten rechts van de Enkhuizer toren zijn gevlogen onderweg naar de Britse hoofdstad. Mijn bezoekjes aan het IJsselmeerpanorama krijgen vanaf nu een extra dimensie.

Beetsterzwaag ligt tussen Heerenveen en Drachten, pal naast de A7 naar Groningen. Het ligt in een bosrijk gebied. Het is er goed wonen, zeker voor welgestelden die zich een bosperceel kunnen veroorloven. In het buurdorp Olterterp woonde tot voor kort onze meest geliefde acteur Rutger Hauer (1944-2019). Daar staat ook het vijfsterrenhotel Lauswolt met golfbaan.

Maar terug naar Beetsterzwaag. Ik ben van de generatie die "Kopstukken" (1947) moest lezen voor school. Dit is een boekje geschreven door Godfried Bomans (1913-1971). In de jaren zestig en begin zeventig was hij een graag geziene gast op de nationale radio en televisie. Niet alleen als erudiet literair schijver maar ook vanwege zijn onnavolgbare humor.

In het boekje schrijft hij over Beetsterzwaag. Hij is er op bezoek en wordt getroffen door de lokale interesse in literatuur. De Gijsbrecht van Aemstel van Joost van den Vondel om precies te zijn. In mijn herinnering schetst hij een sfeer waarin het hele dorp tijdens een "Vondelweek" meedoet aan het eren van dit taaie stuk vaderlandse literatuur. Het ligt op de toonbank bij de slager en de bakker en Beetsterzwagers lezen enthousiast voor uit het werk.

Dit is het beeld dat ik heb overgehouden van Beetsterzwaag. Ik was er van de week toevallig en werd prompt bevestigd in dit beeld. De snackbar heeft bibliotheekbehang en in de Hoofdstraat staat een schattig houten mini-biebje waar je gratis boeken kunt lenen.

Kopstukken ontbreekt in de bescheiden collectie. Ik zal het erin leggen. Mijn bescheiden bijdrage aan het literaire imago van Beetsterzwaag. Leen het gerust!

Ik woon in Joure en dat ligt midden in het Friese Merengebied. Vanuit Joure kun je een paar leuke korte vaarroutes doen per sloep. De leukste vind ik persoonlijk de route die gaat via Broek, Goiïngaryp, de Goiïngarypsterpuollen, de Gudzekop en de Jentsjemar naar Langweer en dan weer via de Langweerder Wielen terug naar Joure. Als je rustig vaart doe je er zo'n twee uurtjes over.

Het huisje op het Jentsjemar intrigeert me. Het blijkt, na enig zoekwerk, eigendom van de vereniging Jentjemeer. De vereniging heeft een eenvoudige website waar je kunt lezen dat het eilandje niet te huur is. Helaas, maar misschien maar goed ook, want er zou direct een ellenlange wachtlijst ontstaan. Wie wil er tenslotte niet slapen op een dergelijk "onbewoond" eiland.

Er staat in grote zwarte letters "In bliere moarn" te lezen op de gepotdekselde gevel van het huisje. Dit betekent "een blije morgen". Dit kun je zowel in het Fries als in het Nederlands op twee manieren uitleggen. "Moarn" betekent zowel ochtend als morgen, in de zin van "de volgende dag".

Beide passen perfect. Als je na een goede nachtrust op het eilandje zou genieten van een verse kop koffie met croissant terwijl je staart over het kalme water naar een opgaande zon, dan denk ik dat je daar zeker blij van wordt. Als je na een verblijf bent onthaast en nieuwe energie hebt opgedaan voor de komende dagen en weken, dan past de tweede uitleg.

Maar, genoeg gemijmerd en gefantaseerd over de tekst op de gevel, het is niet te huur. We moeten het doen met het uitzicht.

Daar kun je ieder uur van de dag blij van worden, toch?

Makkum hat fan alle Fryske doarpen dy’t hast stêd wurden binne de measte stedske alluere. De skiednis hat Makkum ûnrjocht oandien. It begûn by de tsjerketerp yn it noarden, wat mear nei it suden ta groeide der in delsetting by in slûs: Statum. Letter is der ek súdliker in slûs kommen, it gebiet by de Grutte Sylroede mei de Voorstraat en Vallaat as wetterfronten mei gâns foarname bebouwing.

Oan de diels dimpte Markt stiet it hege waachgebou, it pronkstik fan it warbere en bedriuwige plak. Makkum hat as gjin oar doarp yn Fryslân in stedske struktuer, mar boppedat ek in dêrta hearrende differinsearre maatskiplike gearstalling en ekonomyske opbou. Makkum komt om-ende-by it jier 1000 foar it earst yn de boarnen foar. It hjit dan Maggenheim. Op de list fan Fryske parochy’s út 1270 stiet Makkum fermeld as Mackingum. Yn 1379 is de namme Macking-he.

Makkum is begûn as in boeredoarp op in terp. Dy fynt men no werom yn it noarden, by de hjoeddeiske Tsjerkebuorren. Folle mear nei it suden ta, op it plak dêr’t de Grutte Sylroede útkaam yn de Sudersee, groeide in flinke hannesldelsetting. Nei ferrin fan tiid ferienige dizze delsetting him mei Statum en it oarspronklike terpdoarp ta it Makkum fan hjoeddei. Twa farwegen hawwe beslissend west foar de groei en bloei fan dit seeplak. De Grutte Sylroede dy’t by de kust yn twa earmen útinoar foarke, wêrtroch’t der gâns wâlromte skept wurde koe en de súdliker streamende Lytse Sylroede. De Grutte Sylroede ferbûn Makkum mei it efterlân fan it westen fan Fryslân, benammen mei Boalsert. Yn de súdlike mûning fan de Sylroede waard yn de 13e ieu al in syl boud, in slûs (dêrom sylroede en net seilroede). De skutslûs wie belangryk foar it ferkear oer it wetter. Boppedat, it wie in spuislûs om it oerstallige wetter út it efterlân spuie te kinnen.

Geandewei waard it belang fan de haven by de mûning fan de Grutte Sylroede grutter. Boalserter keaplju keazen foar de ferbining oer Makkum en brûkten de haven foar harren hannel op lannen om de Noardsee en Skandinavië hinne. Fan de 17e ieu ôf rekken de kaden oan de Grutte Sylroede beboud mei hearehuzen en represintative pakhuzen. Mear it lân yn kamen de bedriuwen: in tichelwurk of stienbakkerij, in pottebakker, in glêsblazerij, in papierfabryk, tsientallen kalkbrânerijen en skipstimmerbedriuwen en gâns in rige yndustrymûnen.

Nei’t Makkum yn de rin fan de 17e ieu ferskate stêden yn ‘e Súdwesthoeke al foarby stribbe wie, ferriisde yn 1698 it waachgebou. It hege, toerfoarmige bouwurk dominearret de kearn fan it plak. De selsbewuste Makkumer boargerij hat yn de Waach represintaasje en dekoarum sjen litten, sa as dat yn ferskate stêden en doarpen by de stedhuzen barde. By de waach waarden de wyk- en jiermerken hâlden: bûter, fleis en tsiis waarden keurd en woegen. Op de kaden fan de ôfdamme noardlike earm fan de Grutte Sylroede kaam in merk foar keapwaar ta ûntwikkeling foar de hannel yn agraryske produkten .

Makkum is ferneamd om syn ierdewurk. De Koninklijke Aardewerkfabriek fan de famylje Tichelaar is it âldste noch besteande yndustriële bedriuw yn Nederlân. De produksje fan dit ierdewurk datearret al út de 16e ieu. De beropsfiskerij hat wat fan syn glâns ferlern, al is Makkum noch altyd de thúshaven fan in lytse fiskersfloat. Der lizze noch sa ‘n tsien kotters yn de bûtehaven.

Troch de Makkumer Waard is in slinke groeven sadat de haven better berikber waard. Bûten it trasee fan de dyk koe sadwaande bedriuwichheid komme. Skipswerf Amels boude dêr in gigantyske skipsbouhal, dy’t no it silhûet bepaalt. Troch al dizze ûntwikkelingen is Makkum geandewei groeid, yn it earstoan tusken en tichteby de âlde kearnen, nei de oarloch oan de eastkant en de lêste tsientallen jierren benammen yn it noarden.

Makkum is al lange tiid in favoryt plak foar de wetterrekreaasje. De slûs wurdt no frijwol útslutend foar de rekreaasjefeart brûkt. Boppedat hat him de lêste tsientallen jierren op de Makkumer Súdwaard kustrekreaasje fan in hiel eigen sfear ûntwikkele, mei in echte bûlevaar mei in pier de see yn. De Makkumer Noardwaard is natuerreservaat.

Dokkum is ien fan de âldste stêden fan Fryslân. Yn 754 waard de Angelsaksyske misjonaris Bonifatius by Dokkum fermoarde. Al gau kamen der beafeartsgongers nei dit martlersplak.

De terpedelsetting hie troch it Djip in iepen ferbining nei see en ûntwikkele him yn in flot tempo as hannelsplak. Yn de 11e ieu mocht Dokkum sels munt slaan. Oan it ein fan de 13e ieu hie it in eigen stedsbestjoer. Yn de 15e ieu kamen der wâlen om de stêd hinne en ein 16e ieu wie it in regelmjittige bastionearre festing. De festingwâlen wurde al sûnt lange tiid brûkt as kuierpaden om Dokkum hinne. De frijwol regelmjittige seishoeke mei op de hoeken dwingers is foar in grut part rekonstruearre. Oan de eastkant binne de wâlen leech, mar it Noorder-, Parkster- en foaral it Westerbolwurk hawwe hege wâlen, dêr ‘t de Dokkumers har feilich efter fielden. Op de westlike dwinger en Zuiderdwinger ferheffe har mûnen. It binne achtkante boppekruiers op hege ûnderbouwen mei stellingen. Zeldenrust, in nôt- en pelmûne, datearret út 1862 en nôtmûne De Hoop is fan 1849.

De Zijl midden yn Dokkum is in brêgeplein; der hat in slûs lein út 1583 dy ‘t yn 1757 noch ris fernijd is. Oan de Zijl stiet it âlde stedshûs oan de Suupmarkt. De kelders dogge noch tinken oan in eardere stins. Yn 1608 is hjir in ryk foarmjûn stedhûs boud. Om 1800 hinne is it ferboud ta it gebou mei it strange hjoeddeiske uterlik. Út de renêssânsetiid restearret in skitterende skou en it ferware Justitiabyld. De riedsealfleugel kaam yn 1763 ta stân. Útwindich ienfâldich, mar ynwindich yn sjarmante rokokostyl mei grutte allegoaryske skilderingen. Oan de súdwestkant fan de Zijl stiet in trijetal prachtige pânen út 1622. It hoekpân hat oan beide kanten in treptop. Dêrnjonken in hûs mei ferdjippe finsternissen en it tredde, it smelste, hat de fraaiste fersierings boppe de finsters: akkoladefoarmen yn maniëristyske styl.

It Admiraliteitshûs, no museum, stiet wat ferskûle tusken Diepswal en Oosterstraat yn. De Fryske admiraliteit waard yn 1597 húsfeste yn in stins en yn 1618 waard der nij boud. It is ûnderwilens wol feroare. De fan reade stien mitsele gevels binne wat libbener makke mei sânstiennen details en sierankers. Oan de túnkant stiet de oarspronklike tagongspartij. It waachgebou stiet midden op de Grote Breedstraat, in frijsteand bouwurk fan twa lagen heech en fersierd mei pilasters en kúfstikken mei de wapens fan Dokkum en Fryslân.

Fan het Diep ôf is yn de Hoogstraat it hichteferskil fan de terp goed te fernimmen. Healwei stiet de yn 1869 troch P.J.H. Cuypers ûntwurpen neogotyske roomsk-katolike Sint-Martinustsjerke, ek noch tawijd oan Bonefatius en Gezellen. Oan de súdeastkant fan de Markt stiet de Herfoarme tsjerke. Sy is yn de 15e ieu ta ferfanging fan in âldere tsjerke boud. Skip en beuk binne ynwindich mei rûne kolommen fan elkoar skieden. It tsjerklik meubilêr is oerdadich fersierd mei rokoko snijwurk. Oan de oare kant fan de wjerynrjochte Markt steane twa ynstellings foar woldiedigens njonken elkoar. It eardere Weeshûs falt troch syn eigensinnige neoklassicistyske uterlik it meast op. It yn 1839 stichte Sint-Laurentiusgasthús hat in wat rêstiger arsjitektuer. Oan de Legeweg stiet efter de roailine it plechtige neoklassicistyske front fan de tsjerke (1852) fan de Verenigde Christelijke Gemeente, in bruorskip fan menisten en remonstranten. De foarnaamste huzen steane oan de kaden fan Grootdiep en Kleindiep, mar ek oan de Grote Breedstraat, Hogepol, Legeweg en Koornmarkt binne kreas fersoarge wenningen te finen.

Fuort súdlik fan de binnestêd leit – fol mei leginden – de Bonifatiusboarne, dy ‘t yn 1884 in pomp mei in sierfaas krige. Yn 1925 waard by de boarne in útstrekt prosessypark oanlein en der kaam yn 1934 in diels oerkape kapel ta stân yn neoromaanske styl. Dokkum siet oan it begjin fan de 20e ieu klem tusken syn wâlen. De earste folkshúsfesting kaam yn ‘e binnestêd. Nei wat anneksaasje koe de súdlike útfalsdyk Woudweg, stâl krije mei rigen fariearde filla’s en boargerswenten mei ek it fraaie folkshúsfestingskompleks fan it Bonefatiusplein en omjouwing. Nei de oarloch is Dokkum oan alle kanten flink wat útwreide, benammen oan de noard-, súdeast- en eastkant.

Ljouwert is ûntstien op in terp út de iere Midsieuwen mei in agrarysk karakter tichtby de Middelsee, Oldehove, en yn de 9e ieu oan wjerskanten fan de mûning fan de Ie opsmiten terpen mei in hannelsdelsetting. Terpen, dy’t yn de Hoogstraten noch altyd goed te erfaren binne.

De âldste fermelding fan Ljouwert is yn de 11e ieu. De houten tsjerke fan Sint-Vitus waard doe ferfongen troch in (dowe)stiennen gebou en yn dy tiid fûn ek de earste dikebou plak. Nei‘t de Middelsee tichtslike wie, wreide de delsetting him yn westlike rjochting út. It swiertepunt bleau op de terpen fan Nijehove en dêr waard yn de 12e ieu de Mariatsjerke boud en healwei de 13e ieu tsjin de soal fan de terp oan it kleaster fan de Dominikanen. De kleastertsjerke, de Jacobijnertsjerke, is yn de 13e ieu boud en ferskate kearen útwreide. Oan de noardkant stean de oantinkens oan it kleaster mei in part fan de prachtich oerwulve kleastergong. Yn it koar binne de leden fan de stedhâldersfamylje begroeven.

Yn it easten en súdwesten wreide de stêd út en alles waard yn 1435 ûnder in stêdsrjocht brocht. Omdat Ljouwert yn in net fan wetterlopen lei, koe de stedsstruktuer trochriuwen wurde troch grêften. Troch hannel en oare aktiviteiten groeide de stêd foarspoedich en doe‘t Albrecht van Saksen Hear fan Fryslân waard, keas hy yn 1504 foar Ljouwert as sit fan de bestjoersynstellings en dus as haadstêd.

De letGoatyske Aldehou, it symboal fan de stêd, bliuwt as skeane en kromme toer it ferhaal fertelle fan de mislearre ambysjes fan tsjerke- en stedsbestjoer. Yn 1529 koe men begjinne mei de bou fan in hege toer. Hy begûn te sakjen en bleau sakjen en it wurk waard yn 1533 stillein.

De sintrale oerheid slagge wol. It bestjoerspaleis, de Kânselarij, is fan 1566 oant 1571 boud troch de boumaster fan kening Filips II. It ryk detaillearre gebou tsjinne as húsfesting fan het ‘Hof van Friesland’, it belangrykste bestjoersorgaan. De boustyl is noch hielendal letGoatysk, mar tagongspoarte, kraachstiennen en oare details binne al yn de nije styl fan de renêssânse. It gebou drukt it kenterjen fan de tiid út: Opstân en Herfoarming wienen yn in tiidsbestek fan tsien jier in feit. De Kânselarij is no ûnderdiel fan it Frysk Museum. Nei‘t der al earder in grêft om de stêd hinne groeven wie en in begin fan in omwâling, krige de stêd yn de tsientallen jierren om 1600 hinne in frijwol folslein bastionearre fêsting.

Ljouwert is in deftige stêd wurden, want se is ek ieuwenlang residinsje west fan Nassause stedhâlders. Dy wennen mei har húshâldings en hofhâlding yn it sintrum fan Ljouwert. Dit ‘Stadhouderlijke Hof’ bestie oarspronklik út twa yn styl ferskillende staten, dy‘t tegearre wol in foarplein foarmen. De ferskate generaasjes Nassaus ha it skildereftige gehiel sa faak ferboud dat in ienriedich mar lykwols in strang fleugelgebou it resultaat waard. De stedhâlders ha hjir oan 1747 ta residearre. Tsjin it Hof oer stiet it stedshûs. It haadgebou is yn 1715 yn sober klassisisme boud op keldersferwulven fan in midsieuske stins. De middenpartij krige de measte oandacht. Boppe de yngong binne frede en gerjochtichheid útbylde. Yn de koepel hinget in kariljon út 1687. Yn 1760 is efter it haadgebou in riedsealfleugel yn rococostyl boud. Ljouwert wie let mei in represintatyf stedshûs, ynfestearre yn de waach, in steatlik gebou yn renêssânsestyl dat it belang fan de suvelhannel ta útdrukking bringt. It waachgebou kaam ta stân yn 1595 en is oan de ûnderkant iepen mei grutte bôgen en in hingjende luif deromhinne. Boppe de luif binne op de hoeken wapenshâldende liuwen en in prachtich bewurke fries te sjen.

Yn de iere 19e ieu is de fêsting ûntmantele en krige de stêd in râne fan plantsoenen, wêrfan‘t no mei de Prinsetún, allinne de noardlike gedielten noch bestean. Yn de 20e ieu is de stêd nei alle kanten útwreide, nei de oarloch, doe’t in part fan Ljouwerteradiel anneksearre wie, ek nei it suden ta. Der kamen oan ‘e bûtekant fan in yn rap tempo foltôge rûnwei bûtenwiken fan grutte omfang.

Snits is oant 1984 ta in karakteristike stedsgemeente bleaun. De stêd krige troch de gemeentlike weryndieling yn 1984 lanlik gebiet mei de doarpen Ysbrechtum, Offenwier en Loaiingea der by. Dat gebiet rikt no ek oant by de Snitser Mar, wêr’t de stêd mei syn wettersportaktiviteiten sterk op rjochte is.

De stêd is oant yn de twadde helte fan de 19e ieu fêst sitten bleaun binnen de stedsgrêften út de 16e ieu dy’t in hertfoarmige plattegrûn foarmen. Dêryn is it noardwestlike part it âldst, in terp wêr’t noch altyd de Martinitsjerke op stiet en even noardliker in hannelsdelsetting tichtby in slûs yn de Himdyk. Dizze delsetting hat him yn súdlike rjochting útwreide mei it Grutsân, de Wip en de Suupmerk as grêften. Dêr omhinne kaam al yn de 13e ieu in omgrêfting dy’t foar in part binnengrêften waarden doe’t de stêd letter oan de eastkant noch in oansjenlike ‘Nyestadt’ fan Easterdyk en Lytssân krige.

Snits soe yn 1294 ta stêd ferheven wêze. De stêd wie as iennige fan de alve stêden – sa waard beweard – troch muorren omfêste. It wienen gjin muorren dy’t yn it twadde kwart fan de 16e ieu mitsele waarden, mar de Snitsers smieten wallen op en beklaaiden dy mei bakstien. In kostbere ynvestearring, dy’t troch ferkeap fan stien fan de 18e ieu ôf wer wat werom fertsjinne waard. Snits hat as glorieus oantinken syn Wetterpoarte noch: alle Snitsers binne der grutsk op. De poarte mei in poartershûs op in loggia tusken twa elegante tuorren markearret de tagong ta de stêd fan de brede Geau ôf. Doe’t de poarte yn 1613 yn bewurke renêssânse styl ferriisde, bedarre it kriichsgeweld en tsjinne se noch om it ferkear te kontrolearjen en om op de reizgers yndruk te meitsjen.

Efter it romme Martiniplein, krige it Ald Tsjerkhôf okkerdeis in frisse ynrjochting. De Martinitsjerke riist der omheech; in grutte let goatyske tsjerke dy’t faak en yngripend feroare is. Yn 1681 stoarte it front fan de toer yn en der kaam in sluting dy’t op in twadde koar liket. Op it dak is yn 1771 in sierlike klokkekoepel pleatst en it kariljon struit op fêste tiden muzyk oer de stêd út. Oan de súdkant stiet in prachtige 16eieuske sakristy. Even noardliker strekt de Merkstrjitte him út, omseame troch in kar oan gebouwen dy’t in protte te fertellen ha. Haantje de foarste is it stedshûs yn sjarmante rokoko styl út 1760. Der leit in monumintaal bordes mei dûbele trep yn swiere barokfoarmen foar en binnen is de riedsseal fan goudlearbehingsel mei Sjineeske patroanen foarsjoen.

Oan de eastkant fan de Merkstrjitte iepent, nei in knik, de romte him opnij om in dearinnende grêft hinne, de Wip. Om even fierder de grêften fan Grutsân en Suupmerk / Lytssân tsjin te kommen en oan de oare kant it skildereftige Schaepmansplein te begelieden. By de grêften lâns steane deftige huzen wêrfan in protte út de 18e en 19e ieu datearje. It Schaepmerkplein liedt nei de Nauwe en Wide Boarchstrjitte en fierder nei de Easterdyk, wêr’t in protte winkels te finen binne.

Snits is it keapsintrum fan de Fryske Súdeasthoeke. Tusken gebrûklike winkels binne oan neamde grêften en strjitten opfallende eksimplaren te finen út de perioade om 1900 hinne wêr’t in protte soarch oan bestege is. Dat binne gebouwen fan ûnder mear de Brenninkmeijers, Stockmanns, Lampes en oare út Westfalen ôfkomstige ûndernimmers dy’t doe de wyn yn de seilen krigen. Want sile moast yn Snits. Hoewol’t resint de stedsrûnwei klear is, bleau de Houkesleat rjochting Snitser Mar sûnder hindernis troch in fraai akwadukt. De rûnwei is foar in grut part om de bûtenwiken lein.

De groei bûten de âlde binnestêd is oan it ein fan de 19e ieu mei wat bûterânen begûn en fan it begjin fan de 20e ieu ôf trochgien mei earst de Noardeasthoek en it Sperkhem. Yn de tuskentiid hat de stêd in omfang krigen dy’t rom tolve kear grutter is as dy fan it stedshert, dat ieuwenlang de befolking herberge hat.

De stêd Drylts is sûnt 1984 it haadplak fan Wymbritseradiel. It lei oan it begjin fan de folle Midsieuwen, in bloeiperioade, tsjin de súdkant fan de Middelsee oan. De delsetting wie ûntstien oan de mûning fan de Ie, in wichtich wetter foar it ferkear fan súdwest Fryslân. Nei it oanlizzen fan de Himdyk waard it in plak fan oerslach, bedriuwichheid en hannel. Yn 1739 krige it merkrjocht en al gau makke it him as stêd los fan it omlizzende gebiet. Drylts bleau in belangryk plak mei syn ambachten fan benammen skipsbou en oare houtprodukten.

Fan de stêd ôf rint yn eastlike rjochting de Geau, it brede wetter yn ‘e rjochting nei Snits ta. Nei it westen ta liedt it wetter nei de Wiiddraai mei in skerpe bocht nei it suden ta: de Wide Wimerts, de farrûte nei Heech en fierder nei Wâldsein en Sleat. Eartiids, doe‘t der noch gjin fêste brêgen oer de Steds-Ie leinen, gie it wetterferkear troch de stêd hinne nei it suden ta, om dêr yn de Wide Wimerts út te kommen. Fan Zevenpelsen ôf, neamd nei sân arbeidershuzen dy‘t hjir ea by in pelmole stienen, is te sjen dat oan de Wiiddraai de bedriuwichheid fan Drylts konsintrearre west hat. Oan dizze wâl wienen houtferwurkjende bedriuwen en oan de oare kant, it no yn grut ferskaat boude Uilenburg, leinen fan de 16e ieu ôf de nije skipstimmerwerven. Der sille nei alle gedachten noch earder soksoarte skipswerven west ha.

By‘t simmer is de brêge in drok plak foar wettersporters en beskerme Drylts ea tsjin fijânen. De stêd is nea befeilige en beskerme west mei festingswâlen; it is sels net ûntstien op in terp. Yn it leechlizzende lân wie der beskerming fan ringgrêften, de Dij-grêften en men hoegde yn it noarden de brêge mar op te heljen om de stêd ôf te sluten.

De Overkluizing wurdt dominearre troch de restanten fan de Nooitgedagtfabryk. Jan Jarings Nooitgedagt wie yn 1865 begûn mei it meitsjen fan redens. Al gau groeide it út ta in yndustrieel bedriuw dat neist redens ek ark en degelik houten boartersguod makke. It bedriuw is ferhuze en it âlde fabryk wurdt yn in fernijingsplan, dêr‘t de Overkluizing ek yn meinaam wurdt, as histoarysk monumint diels hanthavene.

Oan de Iegrêft folget de meniste tsjerke, dy‘t yn 1857 boud is nei in ûntwerp fan Meinse Molenaar yn in aparte mingstyl: de klokgevel nei 18e-ieusk model is fersierd mei neoklassicistyske eleminten. Tradisjoneel foar de menisten leit de Fermanje bûten de roailine.

Even fierder oan de Eegracht stiet in foarname wenning yn renêssânsestyl dêr‘t hiel wat oare stêden jaloersk op wêze kinne. It hûs wurdt de Messingklopper neamd omdat der ea in koperslagger wenne en wurke. It is in lykwichtich en navenant breed renêssânsepân út 1669 mei in trepgevel. De bebouwing oan de Eegracht is fierder frijwat farieard mei meastal 19e-ieuske huzen en in inkeld eksimplaar út de 17e ieu. Opfallend dêrby binne in pear knap fersoarge brede notabele wenten. It meast skildereftige aspekt fan de Eegracht is de struktuer. De huzen ha oertunen oan de grêftskant, oan ‘e oare kant fan de strjitte. Oan wjerskanten wurdt dat aksintuearre troch in seame linebeammen tusken de dyk en de oertunen yn. Midden yn Drylts stean de herfoarme tsjerke en it stedshûs tsjin elkoar oer. De herfoarme tsjerke mei flinke toer datearret út 1830 en hat in fraaie preekstoel út 1672. It stedshûs is boud yn 1859 yn in dekorative mingstyl. De middenpartij en de gevelbekroaning eagje neogoatysk. Yn de lytse ruter op it dak hinget noch in 15e-ieusk klokje, ôfkomstich út it lytse Dryltser karmelytkleaster. De riedseal is yn in sjarmante biedermeierstyl ynrjochte.

Houtseachmole De Rat leit prachtich oan de Geau. Hy waard op dit plak opboud yn 1828, mar is folle âlder en oerbrocht út de Zaanstreek. Oant 1955 ta hat in houthannel der gebrûk fan makke. Nei de restauraasje waard de monnikmole mei stelling wer yn gebrûk nommen.

Nei de oarloch is it stedsje eksplosyf groeid, earst mei in wyk yn it noardwesten, letter oan ‘e eastkant fan ‘e stêd, oant en mei de wyk ‘De Iendracht ‘ : de earste wyk yn Fryslân op basis fan in byldkwaliteitsplan.

Foar in soad minsken is Harns de moaiste fan de Fryske alve stêden. Oer smaak kinst fansels tsiere, mar de stêd fan de ’Ouwe Seunen’ hat yn alle gefallen wat dat de oare tsien net hawwe: de unike sfear fan in havenstêd. Yn it wettersportseizoen is Harns in libbene, brûzjende stêd. Mar ek yn de winter soargje de ferskillende havens foar ’libben yn de brouwerij’.

De earste haven waard al om 1500 hinne oanlein. Tanksij de bloeiende hannel en seefeart groeide de stêd yn de twadde helte fan de sechstjinde ieu oermjittich. doe`t de Fryske Admiraliteit yn 1645 fan Dokkum nei Harns ferpleatst waard, waard de stêd tagelyk ek noch marinehaven.

It rike ferline is ôf te lêzen oan de goed 500 (!) monuminten dy`t de stêd hat. Yn íén derfan, it Hannemahuis, sit it gemeentemuseum, dêr`t de skiednis fan de stêd op in boeiende wize ta libben brocht wurdt. Jo kinne dêr ferskillende stedskuiers krije. In oar nijsgjirrich museum is it Harlinger Aardewerkmuseum oan de Sâltsleat. Dy fraaie lytse grêft is winterdeis it prachtige dekôr foar in krystmerk dy`t útgroeid is ta ien fan de meast orizjinele en sfearfolle fan Nederlân. Twa oare jierlikse eveneminten dy`t in lytse besite wurdich binne, binne it saneamde ’Leanekeatsen’ (tredde wike fan juny) en de fiskerijdagen (ein augustus). Keunstleafhawwers ferwize wy graach nei ’Kunst aan de kust’

It kontrast tusken it libbene Harns en it ’efterlân’ is grut. De rêst en stilte yn it westlike part fan de ’Bouhoeke’, it boulângebiet noardlik fan de line Harns Ljouwert, wurdt allinnich sa út en troch fersteurd troch it lûd fan lânboumasines. Yn de earste trije desennia fan de tweintichste ieu wie ek geregeld noch in stoomtrein te hearren: troch it gebiet rûn it spoar Stiens-Harns fan de ’Noord Friesche Lokaalspoorweg Maatschappij’. De ’Staatsspoorwegen’ hienen yn 1863 al it spoar Harns-Ljouwert iepene, it earste spoar fan Fryslân.

De nammen fan alle doarpen yn dizze regio einigje op -um, dat ôflaat is fan it Germaanske heem, dat ’wenstee’ betsjut (yn it Frysk noch oerlevere yn it wurd hiem). In dit gebiet, dat oant fier nei it begjin fan de jiertelling net beskerme wie tsjin de see, leinen dy wensteeën needsaaklikerwize op keunstmjittige ferhegings yn it kwelderlân: terpen. Dy wenhichten waarden gauris opsmiten op al besteande natuerlike ferhegings yn it lân, de kwelderwâlen. In ferneamde terp is dy fan Winaam. Dêr binne yn it ferline bysûndere argeologyske fynsten dien. In lytse besite oan it archeologysk stipepunt is tige de muoite wurdich.

Fan likernôch it jier 1000 ôf waard begûn mei it oanlizzen fan diken. Ién dêrfan is de Slachtedyk, dy`t goed 42 kilometer lang is. Yn 2000 wie de dyk foar it earst it parkoers foar de Slachtemarathon, dy`t sûnt dy tiid ienris yn de fjouwer jier organisearre wurdt. Mar jo hoege net oant de folgjende te wachtsjen: de dyk is frij tagonklik. En as jo op eigen manneboet op paad geane, ûnderfine jo it prachtige lânskip, de rêst en de stilte nammerste mear! En fansels meie jo dan ek bêst in lyts stikje fan it trajekt rinne...

De tsjintwurdige seedyk hat ek op in soad in ûnwjersteanbere oanlûkingskrêft. Bij moai waar is it útsjoch oer it Waad én it lân wier magistraal! En by ’rûch’ waar, as de funksje fan de dyk te fernimmen en te sjen is, kin men der hearlik ’útwaaie’. Oan de binnenkant fan de dyk lizze hjir en dêr saneamde ’dyksputten’, dy`t meiïnoar natuergebiet de Bjirmen foarmje.

De ûntsteansskiednis fan it gebiet wurdt op in dúdlike en byldzjende wize út de doeken dien op it webstee fan it doarp Seisbierrum. Mar net foardat earst efkes yngien wurdt op de yntrigearjende Nederlânske namme fan it doarp Sexbierum... Trochdat Seisbierrum en it oanbuorjende Pitersbierrum nochal wat monumintale pleatsen en statige wenningen fan notabelen en rinteniers hawwe, striele se in beskate grandeur út.

It sil dúdlik wêze: Harns is mear as allinne it plak dêr`t de boat nei Flylân of Skylge fuortgiet en oankomt en de omkriten sille jo oangenaam ferrasse. Nim ris in pear dagen de tiid om de monumintale, gesellige stêd en de skitterjende, rêstjaande omkriten te ferkennen. In trijetal unike oernachtingsmooglikheden soargje dêrby foar it ’ultime havengefoel’


0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | 34 | 35 | 36 | 37 | 38 | 39 | 40 | 41 | 42 | 43 | 44 | 45 | 46 | 47 | 48 | 49 | 50 | 51 | 52 | 53 | 54 | 55 | 56 | 57 | 58 | 59 | 60 | 61 | 62 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | 73 | 74 | 75 | 76 | 77 | 78 | 79 | 80 | 81 | 82 | 83 | 84 | 85 | 86 | 87 | 88 | 89 | 90 | 91 | 92 | 93 | 94 | 95 | 96 | 97 | 98 | 99 | 100 | 101 | 102 | 103 | 104 | 105 | 106 | 107 | 108 | 109 | 110 | 111 | 112 | 113 | 114 | 115 | 116 | 117 | 118 | 119 | 120 | 121 | 122 | 123 | 124 | 125 | 126 | 127 | 128 | 129 | 130 | 131 | 132 | 133 | 134 | 135 | 136 | 137 | 138 | 139 | 140 | 141 | 142 | 143 | 144 | 145 | 146 | 147 | 148 | 149 | 150 | 151 | 152 | 153 | 154 | 155 | 156 | 157 | 158 | 159 | 160 | 161 | 162 | 163 | 164 | 165 | 166 | 167 | 168 | 169 | 170 | 171 | 172 | 173 | 174 | 175 | 176 | 177 | 178 | 179 | 180 | 181 | 182 | 183 | 184 | 185 | 186 | 187 | 188 | 189 | 190 | 191 | 192 | 193 | 194 | 195 | 196 | 197 | 198 | 199 | 200 | 201 | 202 | 203 | 204 | 205 | 206 | 207 | 208 | 209 | 210 | 211 | 212 | 213 | 214 | 215 | 216 | 217 | 218 | 219 | 220 | 221 | 222 | 223 | 224 | 225 | 226 | 227 | 228 | 229 | 230 | 231 | 232 | 233 | 234 | 235 | 236 | 237 | 238 | 239 | 240 | 241 | 242 | 243 | 244 | 245 | 246 | 247 | 248 | 249 | 250 | 251 | 252 | 253 | 254 | 255 | 256 | 257 | 258 | 259 | 260 | 261 | 262 | 263 | 264 | 265 | 266 | 267 | 268 | 269 | 270 | 271 | 272 | 273 | 274 | 275 | 276 | 277 | 278 | 279 | 280 | 281 | 282 | 283 | 284 | 285 | 286 | 287 | 288 | 289 | 290 | 291 | 292 | 293 | 294 | 295 | 296 |