Nijsgjirrichheden yn Wânswert


Kun je verslingerd raken aan een dorpje dat, op het eerste gezicht, niets te bieden heeft? Ja, dat kan, maar dan moet het toeval wel een handje helpen. Plotseling krijg je de kans een weekje op het huis van familie van vrienden te passen. In Wânswert. Wânswert? Nooit van gehoord. Vijf oppasbeurten verder voelen we ons in dat vlekje van krap tweehonderd zielen bijna net zo thuis als in de eigen woonplaats in de Randstad.

Een magneet voor de toerist wordt Wânswert nooit. Gelukkig maar. Er is geen hotel, geen café, geen school, geen winkel. Wel een dorpshuis, al heeft het weinig gescheeld of ook dat was er niet meer geweest. Zover hebben de inwoners het niet laten komen. Dorpshuis Eldorado staat er sinds kort beter bij dan ooit. Het bloeiende verenigingsleven kan weer jaren vooruit.

Wat heeft Wânswert verder in huis? Weilanden met koeien, paarden en schapen. Prachtige luchten met een altijd fascinerend wolkenspel, ruimte, fraaie en rustgevende vergezichten. Misschien zouden 365 dagen Wânswert per jaar iets te veel van het goede zijn, maar die weekjes aan de Goslingawei houden we wat graag in ere. We willen de wandelingen rond het dorp, met of zonder hond, niet meer missen. Al was het maar omdat vrijwel iedereen die je tegenkomt een'goeie' of 'hoi' laat horen. Balsem op de Hollandse ziel.

Wânswert, Tergréft, Burdaard, Bartlehiem, Ferwert, Marrum - het zijn inmiddels vertrouwde namen geworden. Het mooiste stukje Friesland? Ach, daar valt natuurlijk over te twisten. Maar toch: kuier eens vanaf de Skettersdyk over dat paadje langs molen Victor naar de kerk, die trots op de terp staat te pronken. Die molen en die kerk, het zijn de bakens van een dorp dat een Friesland toont zoals het hoort te zijn en zoals het zou moeten blijven.

De Petruskerk ligt prachtig op de zuidelijke flank van de hoge, deels afgegraven terp van Wânswert. Het kerkhof wordt omvat door een keermuur, waarop aan de dorpszijde een ijzeren hek staat. Het schip dateert uit de eerste helft van de 16de eeuw, maar van het aanzienlijk smallere maar wel even hoge en zevenzijdig gesloten koor is bekend dat het in 1335 door de plaatsvervanger van de aartsbisschop van Utrecht werd ingewijd. Juist dit koor ziet er heel jong uit omdat het in later tijd beklampt is met nieuwe steen, eerst in 1778 het noordelijke gedeelte met een groot spitsboogvenster en in 1882 ook het zuidelijke part met twee van deze vensters. De vensters in het schip zijn aanzienlijk kleiner.

In de zuidelijke muur staan ze in diepe dag-kanten; de westelijke is korter door de positie boven een half tot venster dichtgezette voormalige ingang. In de noordmuur staat de huidige ingang die, waarschijnlijk in 1882, van een gepleisterde omlijsting is voorzien en ook een bovenliggend venster heeft. De brede toren op een rechthoekige grondslag heeft vier ongelijke, weinig versneden geledingen. In de westelijke gevel zit een ingang met daarboven een spitsboogvenster; beide zijn in pleister omlijst. Bovenin staan in de brede west- en oostzijde drie en in de smallere noord- en zuidzijde twee rondbogige galmgaten.

De kerkruimte wordt gedekt door een in 1794 vernieuwd houten tongewelf met trekbalken. De preekstoel met klankbord is in de tweede helft van de 19de eeuw vervaardigd, maar het rugschot en de kanseltrap kunnen hergebruikte oudere onderdelen zijn. Het doophek bezit hekwerk in de vorm van krul-len. Voor het doophek ligt een grote grafzerk in de vloer voor Sipt van Goslingha en Paerck Zyaerda, het echtpaar dat op Goslingastate ten zuidoosten van de kerk woonde. Het werd in 1562 vervaardigd door de monogrammist P.D., de renaissancekunstenaar Pieter Dirxsz. In het koor ligt een aantal gebeeldhouwde zerken uit de 17de en 18de eeuw. Het orgel op de westelijke galerij is in 1877 gebouwd door Willem Hardorff.