Friesland-blog

Friesland-blog


Zwarte Haan is een gehucht in het Noorden van Friesland. Het ligt deels bovenop en deels binnendijks tegen de Waddenzeedijk. Voor de buitenstaander is Zwarte Haan moeilijk te vinden. De makkelijkste route is via Sint Annaparochie. Als je in dit dorp op de centrale kruising afslaat naar het noorden hoef je alleen nog maar de borden te volgen. Je komt dan in hart van Het Bildt, een gebied dat landschappelijk wordt gedomineerd door enorme percelen landbouwgrond en boerderijen met grote opslagschuren. Meestal worden deze gebruikt voor opslag van aardappelen, verreweg het meest geteelde gewas in het gebied.

Verheven rijdend over de historische Oude- en Nieuwebildtdijk kom je in Zwarte Haan. Ik was er vandaag op een winderige dag aan het eind van januari 2024. In het gehucht zelf kun je niet verder. Er staat een hek met voetgangersdoorgang naar de dijk. Voor de dijk staat een monument genaamd “De Slikwerker”. Bovenop de dijk een gebogen stalen bank die herinnert aan Frieslands meest populaire, en helaas te jong gestorven, politica Anita Andriesen. Buitendijks een loopbrug als ware het een enorme aanlegsteiger.

Het lijkt alsof de wereld eindigt in Zwarte Haan. Een soort van “Land’s end” zoals in Cornwall in Engeland. Er zijn meer plaatsen in Friesland die grenzen aan de Waddenzeedijk, Zurich, Harlingen, Holwerd, Paesens, Moddergat, Wierum en Lauwersoog. Geen van allen echter liggen ze aan een doodlopende weg. Kortom het enige echte “Land’s end” van Friesland is Zwarte Haan.

Poppenwier is een klein dorp in de gemeente Súdwest-Fryslân. Het dorp heeft een kleine 180 inwoners. Het ligt aan een “binnendoor-weg” tussen Raerd en Dearsum. Je rijdt er snel aan voorbij en om eerlijk te zijn is dat zonde. Poppenwier is namelijk een prachtig dorpje met een beschermd dorpsgezicht, maar om dit beschermde dorpsgezicht te aanschouwen moet je even moeite doen.

Daarvoor parkeer je het best bij het dorpshuis de Trilker. Als je vervolgens het dorpje inloopt heb je links zicht op de hervormde kerk, rechts een klein haventje en voor je een pittoresk huisje van gele metselstenen en een oranjerood pannendak. Rechts naast het huis ligt een schattig klein houten voetgangersbruggetje. Voor het voetgangersbruggetje staat een grote kastanjeboom met een houten bankje. Het bruggetje heeft een mooie staande houten boog waar de enkele hef op ligt. Mensen die langer zijn dan 2.18 meter worden gewaarschuwd zodat ze hun hoofd niet stoten.

In eerste instantie lijkt het dat het bruggetje bij de woning hoort, ik ben er daarom ook meerdere keren aan voorbijgelopen. Niets is minder waar, het leidt naar een prachtig authentiek “achterom-straatje” met een wirwar van kleinere en grotere woningen. Hier en daar zie je een herinnering aan een vroeger ambacht dat iemand er moet hebben uitgeoefend.

Het straatje leidt naar een sfeervol pleintje waar je de kerk van de voorkant kunt bekijken. Als je nog even doorloopt eindigt het straatje bij het authentieke voormalige dorpscafé. Ik denk dat in vroegere tijden veel Poppenwiersters een borrel haalden na de preek.

Hegebeintum is een piepklein dorp in het Noordoosten van Friesland. Het ligt aan de weg van Ferwert naar Burdaard. Het staat bekend om zijn terp, met 8.80 boven NAP verreweg de hoogste van Friesland.

Bovenop de terp staat een (deels) middeleeuwse kerk met een paar huizen waaronder de voormalige pastorie. Verspreid om de terp en op de terprand een paar boerderijen, het monumentale Harsta-state en een dozijn huizen.

Gisteren was ik er op een druilerige dag in december. Voordeel van deze periode is dat de bomen rondom het kerkhof geen blad dragen. Daardoor heb je een optimaal uitzicht op de terp en haar bebouwing. Een ideale dag voor een “rondje om de kerk”.

Vanaf de parkeerplaats bij het bezoekerscentrum loop je via een voetpad van rode klinkers de terp op. De kerk is helaas dicht, want deze is aan de binnenkant ook de moeite waard. Er hangt een aantal historische houten rouwborden aan de muur. In de huizen brandt licht en de kachel. Aan de andere kant van de terp  loop je weer naar beneden, nu via voetpad van gele klinkers. Als je daarna links aanhoudt kom je gewoon weer uit waar je bent begonnen.

Het is moeilijk voor te stellen dat een dergelijk terp ooit door mensenhanden is gemaakt. Terpen hadden een belangrijke functie als bescherming tegen overstromingen vanuit zee. Na de aanleg van dijken werden ze, ontdaan van hun nut, voor het grootste deel weer afgegraven. De vruchtbare grond naar elders verscheept.

Hoe rigoureus deze vorm van “mijnbouw” tekeer ging zie je het best in Hegebeintum. Alleen de grond onder de huisjes en de kerk werd met rust gelaten. Een getrapte betonnen steunwal geeft wellicht aan waar de laatste schep de grond in ging en de hele boel begon te schuiven. Iemand moet "stop" hebben geroepen. Net op tijd!

De Waddenzee is Unesco werelderfgoed en een uitgestrekt getijdenlandschap dat zich bevindt tussen de Noordelijke provincies en de Waddeneilanden. Vele duizenden jaren hebben eb en vloed dit prachtige natuurgebied gevormd tot wat het is. Een ongerept natuurgebied, barstensvol flora en fauna en een belangrijk foerageergebied voor trekvogels.

Hoewel het een enorm gebied is blijkt het lastig om het van dichtbij te zien en ervaren. Natuurlijk kun je in Friesland en Groningen vanaf en onder aan de dijk  het gebied bewonderen. Maar je moet al gaan wadlopen om het echt van dichtbij te bekijken. Wadlopen kun je echter maar op een aantal vaste plaatsen doen en ook nog eens uitsluitend onder begeleiding van een gids. In Friesland kan dit nabij Wierum, Paesens en Moddergat.

Niet bij Holwerd? Het is maar net hoe je het bekijkt. De pier van Holwerd is maar liefst bijna twee kilometer lang en ligt voor een groot deel in de kwelders en het slik van de Waddenzee. Als je parkeert op de kleine parkeerplaats ter plaatse van de dijkovergang heb je een mooie wandeling voor de boeg naar het einde van de pier.

Het fiets- en wandelpad ligt op een verheven talud zodat je een prachtig enigszins verhoogd uitzicht hebt. De eerste paar honderd meter loop je te midden van typische kwelders. Verschillende soorten begroeiing volgen elkaar op. Naarmate je de slikvelden nadert verandert het gebied. Van afbrokkelende grove sliksculpturen tot slikvelden met vloeiende vormen, doorsneden door slenken en geulen.

Vervolgens kom je terecht in een gedeelte waar de slikvelden door mensenhand  in stukken worden gesneden door rijshouten dammen. Deze hebben het doel om het slik te vangen zodat de kwelders door de jaren heen blijven aangroeien en niet afkalven.

De geïmproviseerde wad-wandeling eindigt aan het eind van de pier naast de aanlegsteiger van de veerboot naar Ameland. Er is een prima restaurant voor een hapje en een drankje. Deze keer strek je je benen, met de schoenen nog aan, halverwege het "wadlopen", want je moet nog wel terug.

Voorheen was het IJsselmeer de Zuiderzee. Tot het moment waarop in 1932 deze heuse zee werd afgesloten van de Waddenzee door middel van de Afsluitdijk. De aanleg van de Afsluitdijk was een waterstaatkundig meesterwerk van ingenieur Lely.  Sindsdien een van de paradepaardjes van Rijkswaterstaat.

Paradepaardje of niet, de Afsluitdijk heeft grote gevolgen gehad voor de lokale bevolking en aanliggende havenplaatsen en achterland. Vissers werd grotendeels hun broodwinning ontnomen alsmede de bijbehorende industriële activiteiten. Vissersdorpen en steden kwamen economisch in een neerwaartse spiraal en moesten andere vormen van inkomsten verzinnen. Het toerisme bleek voor veel plaatsen het enige perspectief.

Toch herinnert veel aan de Zuiderzee. Zeker in voormalige visserssteden en -dorpen als Stavoren, Hindeloopen, Workum en Makkum. Er liggen nog steeds geregeld vissersschepen aangemeerd en in het seizoen vele schepen van de bruine vloot maar het is een magere afspiegeling van wat het ooit geweest is als je oude foto's bekijkt van voor 1932.

Nu las ik laatst dat de Afsluitdijk is doorgestoken en dat er een zogenaamde vismigratierivier is gerealiseerd. Rijkswaterstaat schrijft op de website van de Afsluitdijk "De Vismigratierivier is een vernieuwend plan om de Waddenzee en het IJsselmeer weer met elkaar te verbinden".

Wikipedia zegt dat een zee "een grote hoeveelheid water is die in open verbinding staat met een andere zee". Ik weet niet hoeveel moeite het kost om een geografische naam te wijzigen maar wat mij betreft krijgt de Zuiderzee een comeback.

De afsluitdijk mag wat mij betreft worden gezien als een wereldwonder. In 1932 werd het laatste stukje van deze fenomenale dijk gerealiseerd. Daarmee werd de Zuiderzee definitief afgesloten van de Waddenzee waardoor het IJsselmeer ontstond. Ingenieur Lely was het meesterbrein achter deze waterstaatkundige ingreep. 

De laatste jaren wordt er hard gewerkt aan de afsluitdijk zodat deze weer tientallen jaren vooruit kan om Nederland te beschermen tegen het wassende water.

Sinds een paar maanden zijn delen van de Afsluitdijk weer toegankelijk voor het publiek waaronder de parkeerplaats bij het standbeeld van Ingenieur Lely. Ik was er een paar weken geleden. Eindelijk kon ik het resultaat bewonderen vanaf de kant van de Waddenzee en ik was blij verrast. Wat ik vooral zag was een prachtig vers geasfalteerd tweebaans fietspad. Buitendijks wel te verstaan en niet zoals eerder binnendijks. Daarnaast in lange rijen duizenden blokken van beton. Deze lagen als ouderwetse basaltblokken tegen elkaar geklemd met net voldoende ruimte voor gras en ander klein groen.

Sommige betonblokken staken in rijen van twee uit boven de rest, als waren het tanden in een oneindig grote kaak. Je zou ze best "watertanden" kunnen noemen. Ze zijn bedoeld om bij storm en ontij de golven te breken. Watertanden in figuurlijke zin geldt voor het fietspad. Ik weet zeker dat, zodra het voor het publiek geopend wordt, er een horde sport- en racefietsers klaar staat om het toe te voegen aan het wekelijkse trainingsrondje.

Drachten is met zijn kleine 50.000 inwoners best wel een grote plaats voor Friese begrippen. Het heeft geen formele stadsrechten dus maakt geen deel uit van de Friese Elfsteden. Ter compensatie wordt het ook wel een Vlekke genoemd, net als Heerenveen en Joure.

Maar Drachten ontbeert historisch erfgoed. In het kader van de vooruitgang is in de tweede helft van de twintigste eeuw het meeste aan monumentale gebouwen en structuren gesloopt en vervangen. De gemeente Smallingerland schakelde destijds het architectenbureau Van den Broek en Bakema in om de snelle groei van Drachten ruimtelijk in goede banen te leiden. Dit architectenbureau had naam gemaakt als gespecialiseerd in wederopbouw na de tweede wereldoorlog. Ik bedoel maar.

Weinig herinnert nu dus nog aan het oude Drachten. Er resteert een handjevol monumentale gebouwen zoals het Bleekerhûs, de Papagaaienbuurt, het Lyceum en het Karmel klooster.

Desondanks zit Drachten niet bij de pakken neer en heeft het al jaren de weg naar boven gevonden. De vermaledijde jaren-tachtig promenades zijn  gekomen en gegaan. De gedempte Drachtstervaart is ten dele weer geopend met aan het hoofd een niet te missen "stadscarillon" met opschrift. Er is een fraai stadsplein met restaurants en terrassen. En een "brink" met monumentale plataan met een verhaal.

Naast al dit moois is er ook een monumentaal busstation. Daar was ik me eigenlijk niet van bewust tot op een avond tijdens het lichtfestival "Licht op Drachten". Na afloop, tijdens het napraten in De Lawei, merkte ik op dat het busstation wel een van de mooiste composities van licht en schaduw liet zien. Zeker met die twee strategisch geplaatste fietsen als rekwisiet.

Geintje natuurlijk, het busstation maakte geen deel uit van het lichtfestival. Maar dat had zomaar gekund. Voor mij is het in ieder geval een eye-opener geweest. Er is alweer een monumentaal stukje Drachten bijgekomen.

In het centrum van Drachten staat een enorme Plataan. het is een prachtige boom. Zeker in de herfst als hij op het punt staat om zijn bladeren te laten vallen. Onder de boom bevindt zich een bankje met een beeld van Kees Verkade. Het stelt twee kwebbelende dames voor.

Dat het een Plataan is maakt de boom bijzonder. De plataan is voor Friesland niet een echte inheemse boomsoort. Je treft hem vooral aan op landgoederen en in de Roodbaard tuinen bij staten en stinzen. Ik vroeg me bij het maken van de foto dan ook af hoe een exoot van deze omvang lange tijd geleden op deze plek terecht is gekomen. Intuïtief voel je aan dat er een verhaal schuilgaat achter de boom. Een vriendelijke gemeenteambtenaar weet raad, het verhaal gaat als volgt.

In de crisisjaren werden bij Waskemeer in het kader van de werkverschaffing bomen geplant. Deze werden van regeringswege verstrekt en Waskemeer kreeg toevalligerwijs platanen. Het gemeentebestuur wilde wel een van deze platanen overnemen voor een plekje in het centrum van Drachten bij het pand van de Amro-bank. Hoewel het plantgat al gegraven was kwam de boom niet opdagen omdat deze was beschadigd bij het transport. Het plantgat werd weer dichtgegooid in afwachting van een tweede boom.

Het oog viel wederom op een plataan uit Waskemeer. Het plantgat werd weer geopend maar zonder resultaat weer dichtgegooid. Een probleem met een vergunning gooide roet in het eten.

Een derde poging werd ondernomen met een boom uit de Surhuizumer Mieden. Pas toen de boom ingepakt en wel in het centrum van Drachten was gearriveerd is het derde, en tevens laatste, plantgat gegraven en is de boom zonder verdere problemen op zijn huidige plek gezet.

In de volksmond sprak men op dat moment al over het "gat van Drachten".  Dit  lijkt me een ideaal gespreksonderwerp voor de dames van Verkade. Vanaf nu zal ik er met een glimlach naar kijken.

Heeft u soms ook het gevoel dat verval mooi kan zijn? Een vervallen schuur, een scheefgezakte gevel, afbladderende verf. Paddenstoelen op de bast van een eens majestueuze beukenboom die ten dode is opgeschreven. Herfstkleuren en vallende bladeren. Een dergelijke schoonheid doet zich voor in Terkaple.

Terkaple is een klein dorp onder de rook van Joure. Het heeft een mooi oud kerkje, een rustiek ijzeren bruggetje, een markant voormalig schoolgebouw, een bungalowpark en een kleine jachthaven annex bootverhuur genaamd Heerenzijl.

Bij deze jachthaven annex bootverhuur staat een oude boerderij met vervallen voorhuis. Ik passeer het gebouw regelmatig en verbaas me iedere keer weer dat het voorhuis nog niet is ingestort. Ieder jaar zakt de gevel namelijk iets meer uit het lood. Steeds meer stukken van de muur ontbreken. Ramen zijn kapot. Vitrages rafelen zich kapot omdat ze langs de scherpe randen van het glas heen en weer bewegen in de wind.

Ik heb er met gemengde gevoelens foto's van gemaakt. Vooral de vervallen deur is een plaatje. Achter deze deur hebben generaties gewoond en gewerkt, gevloekt en gezongen, kinderen gespeeld, gelachen en gehuild.

De vervallen deur heeft de sfeer en de kleuren van een stilleven in olieverf geschilderd door een oude meester. Hij heeft er in roestbruin en zwartgrijs een gietijzeren levensboom boven gehangen. Het hangt losjes in het totaal verrotte  kozijn in diverse tinten groen en grijs en wit. Een zuchtje wind en het is gedaan met de levensboom en dit fraaie "schilderij".

Bij Makkum en Breezanddijk staat een van de grootste windparken van Friesland pontificaal in het IJsselmeer. Het heet Windpark Fryslân. Ze hebben er, ter lering en vermaak, een speciale website voor gemaakt waarop je van alles kunt lezen over het windpark. Zo lees je dat het bestaat uit 89 windturbines bijna 150 kilometer kabel, een transformatorstation en een natuureiland. Het laatste was me nog niet opgevallen moet ik eerlijk bekennen. Ik zal de volgende keer beter opletten als ik over de afsluitdijk rijd.

Persoonlijk heb ik het niet zo op met windturbines omdat ze nogal een aanslag zijn op het landschap. Volgens mij zijn er betere, mooiere en meer toekomstbestendige oplossingen, maar dat terzijde.

Wat ik wel kwijt moet is dat ik een tijdje terug iets heb gelezen in Leeuwarder Courant over hoeveel geld je wel niet kunt verdienen met windmolens. Als voorbeeld werd Windpark Fryslân aangehaald. De details ben ik vergeten maar het ging om honderden miljoenen schone winst per jaar! De provincie Fryslân pikt een graantje mee naar het schijnt. Daar gaan ze ter compensatie vast mooie dingen mee doen voor de rest van het Friese landschap. Waar het geld vandaan komt stond er niet bij. Maar hoe dan ook, het windpark legt dus geen windeieren voor de betrokken partijen.

Laat ik gisteren nou net terplekke zijn als er een gigantische regenboog neerdaalt midden in Windpark Fryslân.

Ik meen me te herinneren dat er aan het eind van de regenboog een pot met goud staat. Tsja, dat geeft te denken.

Ik ben in het gelukkige bezit van een bootje. Niets bijzonders, ik ben er ooit aan blijven hangen via een online veiling. Het is een oud speedbootje van Amerikaanse makelij. Toen ik de boot ophaalde bij het veilingbedrijf in Drachten was het nogal een teleurstelling. De kijkdag had ik namelijk laten schieten. Maar een paar likjes verf, nieuwe stoelen, een tweedehands tweetakt buitenboordmotor en een nieuw raam doen wonderen.

Inmiddels heb ik er al jaren plezier van. Het bootje ligt geduldig te wachten in het sloepenhaventje voor ons huis in Joure. Altijd klaar voor gebruik.

Vanuit Joure heb je een paar voor de hand liggende vaarroutes. Het rondje Goingarijp en Langweer. Op zomerse dagen is het een drukte van belang op deze routes. Je ziet vooral luxe sloepen en zo nu een dan een zeilboot(je) of een "superjacht".

De twee vaarroutes zelf heb ik nu wel zo'n beetje gezien. Ik maak er nu een gewoonte van om het anker uit te gooien. Liefst aan de oostkant van de Langweerder Wielen want daar is het ondiep en heb je een mooie stevige en zanderige bodem, wel zo prettig als je ook wilt zwemmen.

De laatste keer dat ik hier voor anker lag was het een prachtige nazomeravond in september. De zon zakte aan de overkant achter de horizon net als het toeristenseizoen, het was nagenoeg windstil en het water was kalm. Een enkel bootje was onderweg naar de haven en raakte uit zicht.

Net als je denkt de Langweerder Wielen helemaal voor jezelf te hebben hoor je iemand hallo roepen. Er vaart een luchtballon voorbij. Ja, daar had ik niet aan gedacht.

Het dorp Raerd ligt ongeveer in het midden tussen Leeuwarden en Sneek. Je komt er als je op de A32 ter hoogte van Idaerd de afslag naar Sneek neemt. Er is iets bijzonders aan de hand met dit dorp. Ooit heeft er namelijk een prachtige state gestaan genaamd Jongemastate. Als je vanaf de N354 het dorp inrijdt zie je aan de rechterhand een prominent poortgebouw staan. Dit is het enige nog overeind staande restant van Jongemastate. Het poortgebouw geeft toegang tot het park Jongemastate.

In het poortgebouw zit een zware groene deur waarop met statige sierletters “gelieve de deur te sluiten aub”. Het is de moeite waard om het park eens te bekijken. Je vindt er stinzenflora en stenen restanten van de state die er eens gestaan heeft. Grote brokken zandsteen liggen her en der verspreid door het park alsof er een enorme explosie heeft plaatsgevonden.

Niets is minder waar. De laatste bewoner van Jongemastate was Burgemeester van Slooten. Hij was burgemeester van de gemeente  Rauwerderhem. Het voormalige gemeentehuis staat een eindje verderop.

Het is moeilijk voor te stellen maar toen hij verhuisde heeft hij de state met de grond gelijk laten maken. Misschien heeft hij tevergeefs een advertentie geplaatst in de Leeuwarder Courant met de vraag of iemand zijn ambtswoning zou willen overnemen voor een schappelijk prijsje.

Wellicht bij gebrek aan belangstelling heeft Burgemeester van Slooten er  korte metten mee gemaakt. Opgeruimd staat netjes moet hij hebben gedacht, terwijl hij de deur voor de laatste keer achter zich sloot!

In Friesland vind je honderden zeer oude begraafplaatsen. De oudste en vaak ook de mooiste vind je rond de talloze middeleeuwse kerken die Friesland rijk is. Voorbeelden zijn Aalsum (hoofdfoto), Wetsens, Bornwird, Foudgum, Brantgum en Oostrum. Deze middeleeuwse kerken staan op eeuwenoude terpen en zijn omzoomd door smeedijzeren hekwerken en boomsingels.

In het zuiden van de provincie zijn veel oude begraafplaatsen te vinden rond de tientallen klokkenstoelen die daar, bij gebrek aan een dorpskerk, zijn te vinden. Mooie exemplaren zijn te vinden in Dijken (foto's onder), Ouwsterhaule, Mirns, Rottum, Legemeer en Akmarijp (foto's onder) maar er zijn nog tientallen andere. Je kunt ze niet missen als je in het zuiden van Friesland bent.

Kerken en klokkenstoelen in Friesland hebben een ding gemeen, het Calvinisme. Deze kerkelijke stroming kun je moeilijk negeren als je een Friese begraafplaats betreedt. Je ziet het op de soms eeuwenoude grafzerken maar vaak ook bij de ingang van de begraafplaats. Je ziet meer of minder omfloerste uitingen en woorden die de oprechtheid, bescheidenheid en sterfelijkheid van de mens symboliseren. Doodskoppen, gekruiste zeisen, omgekeerde fakkels, uilen, zandlopers en slangen die in de eigen staart bijten. Niet mis te verstane woorden als "MEMENTO MORI" of "GEDENK TE STERVEN" voor de slechte verstaander.

Ik sta bij het zien van deze woorden en symbolen vaak een paar minuten stil bij het leven. Voel de aarde onder mijn voeten, de wind en de zon in mijn gezicht, mezelf in de cyclus van het leven. Laat dat nou net de kern van een trendy term als "Mindfulness"  zijn. Er is echt niets nieuws onder de zon.

Friesland kent een rijke schaatstraditie. De Elfstedentocht op de schaats is daar de ultieme belichaming van. Van oudsher schaats men in Friesland op natuurijs. Zodra het ijs dik genoeg is gaat men al schaatsend over de vele sloten, kanalen en meren die Friesland rijk is. Bij gebrek aan vrieskou is het evenement decennialang al niet meer georganiseerd. Als ik dit schrijf is het hoogzomer en is Maarten van der Weijden bezig met zijn monster zwem-, fiets- en wandel-Elfstedentriatlon. Hij loopt over de dijk bij het IJsselmeer.

Maar terug naar het schaatsen op natuurijs. In de tweede helft van de negentiende eeuw kregen de vele Friese dorpen en steden steeds vaker een eigen ijsbaan, meestal onder beheer van een ijsvereniging of -stichting. De nu overdekte ijsbaan Thialf in Heerenveen is hierop geen uitzondering. Deze hedendaagse schaatstempel werd in 1892 aangelegd door de IJsclub Heerenveen. De Crème de la Crème van de schaatswereld verzamelt zich hier jaarlijks om wereldrecords aan te scherpen.

Veel minder in de spotlight staat de ijsbaan van Nijelamer. Ook hier worden regelmatig records gebroken, weliswaar door minder grote namen maar toch. En alleen als het voldoende vriest want de baan van natuurijs is afhankelijk van voldoende aanhoudende vrieskou.

Dat brengt me op naamgeving van de kunstijsbaan in Heerenveen. Deze heet Thialf, oftewel de "Koning van de winter". Goed beschouwd is Koning winter in Heerenveen al een tijdje op een zijspoor gezet. Zijn werk is overgenomen door zonnepanelen en koelmachines. In Nijelamer daarentegen doet hij nog steeds met enige regelmaat zijn ambachtelijke werk getuige de lange lijst met winnaars aan de muur in het monumentale voormalige gemaal nu ijsbaangebouw.

Het is zomer, Koning winter slaapt. Wat mij betreft doet hij dat in het  monumentale ijsbaangebouw van Nijelamer want in Heerenveen hebben ze hem niet meer nodig!

Een kloostermop is niet een grap verteld door een benedictijner, cisterciënzer of franciscaner monnik met gevoel voor humor. Het is een groot formaat baksteen die vanaf het begin van de twaalfde eeuw door monniken werd gebakken om stevige stenen kloosters mee te bouwen. De monniken hadden het bak-procedé herontdekt nadat het na de romeinse tijd eeuwenlang verloren was gegaan.

De Friese en Groningse zeeklei was bij uitstek geschikt als grondstof voor de kloostermop. Mede daarom stonden er in de twaalfde tot aan de vijftiende eeuw in Friesland tientallen stenen kloosters. Ze zijn daarna helaas en mede onder invloed van de reformatie met de grond gelijk gemaakt. Het Friesch Dagblad heeft op 11 september 2021 een prachtige artistimpressie gepubliceerd waarin het kloostergebied rond Rinsumageest treffend in beeld wordt gebracht. Je ziet de kerk van Rinsumageest en in de verre achtergrond Klooster Claercamp. Als je van Dokkum naar Burdaard rijdt zie je na Sijbrandahuis links in de weilanden nog steeds de contouren van het fundament ervan. Je kunt een excursie boeken bij Klooster Claercamp.

Maar zoals gezegd, de Friese en Groningse zeeklei was een uitermate geschikte grondstof voor bakstenen. De kloosters zijn er niet meer maar de eeuwenoude bakstenen zeker wel. Je vindt ze bijna overal terug in Friesland en in een kwaliteit alsof ze gisteren waren gebakken. Je ziet ze vooral in de muren van de vele middeleeuwse kerken die Friesland rijk is. Bekijk ze eens van dichtbij. Je ziet hier en daar letterlijk de handafdruk van de maker en de zeekleistructuur compleet met schelpjes en wat dies meer zij.

Dichter bij de Middeleeuwen kom je niet.

Ik loop al een tijdje met het idee om een blog te schrijven over de McDonalds vestiging die recent bij Dokkum is geopend. Ik kom uit de regio en ken Dokkum als geen ander. Geen moment heb ik eraan gedacht dat Dokkum ooit een vestiging van McDonalds zou krijgen. Deze fastfood restaurants lijken voorbestemd voor grotere plaatsen met meer inwoners en verkeer dan Dokkum te bieden heeft. Desondanks, op 13 december 2021 is McDonalds Dokkum officieel geopend en naar het schijnt is het een succes. 

De directe aanleiding voor deze blog was daarentegen een bezoek het afgelopen weekend aan een boerenmarkt in Joure. Lokale boeren brachten hun waren aan de man. Het was fantastisch om te zien welke mooie producten vlak om de hoek door boeren worden geproduceerd. Je kon er allerlei melk- en vleesproducten krijgen maar ook groenten, aardappelen en al het andere dat het goed doet op de koude Friese grond. Deze boerenmarkten schieten als paddenstoelen uit de grond en vormen meer en meer een beter, voordeliger en gezonder alternatief voor de supermarkt.

Heeft het een met het ander te maken? Voor mij staan de fenomenen McDonalds en de supermarkt symbool voor schaalvergroting en globalisering. Kan het voorgaande betekenen dat de schaalvergroting en globalisering inmiddels wel zo'n beetje klaar is en mogelijk zelfs op haar retour? Wie weet.

Hoe dan ook. Het doet me denken aan het jaar 755. In dat jaar werd Bonifatius bij Dokkum vermoord. De beste man was naar het verre en koude Friesland gekomen om de lokale Friese bevolking te bekeren tot het christendom. Hij was (vrij geïnterpreteerd) bezig met de schaalvergroting en globalisering van het christelijke geloof. Hij heeft het met de dood moeten bekopen. Niet ver van de plaats waar nu de laatste McDonalds van Friesland staat.

Volgens Wikipedia is een fata morgana of luchtspiegeling een "optisch fenomeen dat het resultaat is van temperatuurinversie, een verschijnsel waarbij er grote temperatuurverschillen bestaan tussen verschillende luchtlagen".

Noordelijk van Dokkum heb je zelden grote temperatuurverschillen dus je verwacht er niet direct een fata morgana. En toch, als je van Dokkum binnendoor naar het noorden rijdt kom je langs de dorpjes Hantum, Hantumeruitburen en Hantumhuizen, uiteindelijk kom je in Ternaard terecht. Je hebt een prachtig uitzicht over de groene weilanden. Een kronkelende weg, verspreide huisjes, boerderijen en kleine bosschages kenmerken het kleinschalige karakter van het landschap. 

Je verwacht daar zeker niet een goudkleurig bouwsel in het verder typisch Noord Friese kleilandschap. En toch is dit precies wat je denkt te zien. Het goud schittert in de zon aan de horizon maar wordt voor een groot deel toch ook weer aan het oog onttrokken door bomen en struiken.

Twijfel niet aan je gezichtsvermogen, naast de poldermolen van Hantum vind je "Karma Deleg Chö Phel Ling", een Tibetaans boeddhistisch studie- en meditatiecentrum compleet met dertien meter hoge Tibetaanse Stoepa.

Ik kom er graag, je ervaart er een oase van rust. Je doet een rondgang langs de gebedsrollen, drinkt een kopje thee en/of woont een ceremonie bij die wordt geleid door de monnik van dienst.

Het landschap van Friesland wordt gekscherend wel eens een "groene woestijn" genoemd. Bij Hantum krijgt deze schimpnaam een extra lading want je vindt er naast een groene woestijn een fata morgana en een oase van rust.

Ik wil zeker niet zeggen dat de tijd stilstaat in Friesland maar soms lijkt het er wel op. Kilometerslange panorama's van groene weilanden met rode pannendaken van boerderijen en kerktorens rondom die dorpen markeren. Ze lijken bevroren in de tijd.  

Toch verandert er veel. Subtiel en minder subtiel. Grote veranderingen blijven hangen in de herinnering. Het verdwijnen van de mega-rotonde onder Joure bijvoorbeeld, destijds een van de laatste in zijn soort. Of het uit de grond schieten van honderden windturbines bij Lemmer en Makkum die rood knipperend aan de horizon staan of tientallen zonneparken die vele hectares aan grasland aan de zon en het zicht onttrekken.

Voor het vinden van de subtiele verandering ben je aangewezen op foto's van een paar decennia geleden. Zo kwam ik een reportage tegen van de ANWB Friese Merenroute (zie video) gemaakt door mijn dorpsgenoot op leeftijd Eesge Westerhof, ingesproken door zijn vrouw Jelly Westerhof. Deze route was door de ANWB in samenwerking met de provincie Friesland uitgezet in het Friese Merengebied.

Er waren meer van dit soort routes uitgezet in Friesland. De Veen en Woudenroute in het Noordelijke Friese Woudengebied. De Terpenroute in het gebied tussen Dokkum en de Waddenzee.

Het is mij niet opgevallen wanneer de routes zijn opgedoekt en de bordjes verwijderd. Ze zijn wellicht gesneuveld door het digitale routegeweld of duurzaamheidsoverwegingen. Misschien is de tijd rijp om ze weer weer terug te brengen nu we weten dat digitale routes ook zo hun beperkingen hebben.

Lemmer ligt pal aan het IJsselmeer in het zuiden van Friesland en heeft een mooi zandstrand. Buiten het zomerseizoen is er niet veel te beleven op het strand van Lemmer. Het is dan vooral een mooie plek voor de locals om uit te waaien of de hond uit te laten. Het is mooi wandelen op de dijk tussen de Lemmer Beachclub en het monumentale Woudagemaal. Je hebt uitzicht op het IJsselmeer en de met windturbines omzoomde Noordoostpolder. De rijen met windturbines kun je optisch volgen tot aan Urk en bij helder weer nog veel verder.

Vanaf het strand heb je een geasfalteerde strekdam die het strand moet beschermen tegen te grote golfslag bij harde wind. Aan het hoofd van deze strekdam vind je een vierkant gedeelte met bestrating en lage betonnen muurtjes. Er staan een paar niet al te comfortabele metalen bankjes en houders voor afvalbakken en een boompje. Aan de bast te zien is het een eikenboompje. Het geheel toont zich als een in de jaren negentig van de vorige eeuw zorgvuldig getekend stukje openbare ruimte.

Het boompje is maar een paar meter hoog en toch lijkt het erop dat het boompje er al heel lang staat. De bast lijkt verweerd en getekend door de tijd en de vertakkingen suggereren tientallen groeiseizoenen. Arme zandgrond en de onbeschutte plaatsing verklaren mogelijk de langzame groei.

Ik vraag me af of het boompje onderdeel is van het oorspronkelijke ambtelijke ontwerp. Bij de gemeente kunnen ze me niet verder helpen. Daar weten ze het ook niet. Tot het tegendeel blijkt ga ik er daarom maar vanuit dat er op het strand bij Lemmer zich een origineel en onaangetast stukje inrichting van openbare ruimte te vinden is dankzij een eenzaam taai eikenboompje.

Het tweelingdorp Paesens-Moddergat ligt pal tegen de waddenzeedijk in Noordoost Friesland. Het zijn twee prachtig verstilde vissersdorpjes. Hier en daar zie je nog de eeuwenoude gele geveltjes van de voormalige vissershuisjes. Museum 't Fiskershúske is in een aantal fraaie exemplaren gevestigd en vertelt de historie van de tweelingdorpen. Het is een aanrader als je ter plekke bent.

Een tweetal monumenten op de zeedijk getuigen van de lokale visserijhistorie, een beeld van een vissersvrouw met kind en een gemetseld monument met gedenksteen die herinnert aan het jaar 1883 waarin 83 dorpelingen op zee verdronken in de golven tijdens een zware storm. Het is moeilijk voor te stellen wat het verlies van 83 vaders en zonen moet hebben betekend voor de dorpen. 

Direct over de dijk vind je een van de mooiste landschappen van de Waddenzee. Toont de Waddenzee zich bij laagtij meestal als een oneindige vlakte van slik en geulen, bij Paesens en Moddergat wordt deze vlakte doorsneden door een eeuwenoude rijsdam. Deze rijsdam bestaat uit duizenden niet al te dikke boomstammen die strak in het gelid in twee rijen staan opgesteld. Tussen de rijen liggen grijze blokken basalt lukraak opgestapeld. De rijsdammen hadden tot doel de stroming te onderbreken zodat het slib tijd had om te bezinken voor de landaanwinning. Nu is het vooral een fotogenieke “erfscheiding” die het schier oneindige slik laat overgaan in de kwelders van natuurgebied De Peazemerlannen.

Het schijnt dat de rijsdam honderden jaren oud is. Het zou zomaar kunnen, de eerste keer dat ik er was is bijna een halve eeuw geleden. De rijsdam lag er toen, voor zover ik mij kan herinneren, net zo bij als vandaag de dag. We klommen als kinderen over de basaltblokken en stonden tot onze enkels in het slik. Ik kan me voorstellen dat het er in 1883 niet veel anders heeft uitgezien, alsof de tijd destijds is stilgezet ter ere van de omgekomenen.

In de kloosterkapel van Jannum was gisteren een verhalenavond. Door de hele provincie Friesland werden verhalen verteld maar mijn interesse ging vooral uit naar Jannum. Daar staat namelijk de meest sfeervolle kloosterkapel van Friesland en daar wordt het verhaal van Gerben en Ybeltsje vertelt. (zie ook blog: Brug Sibrandahûs – liefdeslot of liefdesslot)

Deze keer wordt het vervolg verteld. Het is steenkoud in het kerkje. Ongeveer 10 mensen zijn aanwezig bij deze voorstelling maar er volgen op dezelfde avond nog een paar voorstellingen. Er staan houten stoeltjes klaar in een kring om een klein kolenvuur. Om en om zie je bij de toehoorders pufjes adem in wolkjes condenseren en oplossen in de kou. Gelukkig zijn er dekens voor over de benen en na afloop een kloosterlikeur.

Aan het hoofd van de kring zit een dame gehuld in een dik vest en stola, haar in een knotje. Dikke rood geblokte deken over de benen. Achter in de kapel wordt accordeon gespeeld. Een Iers deuntje, want in de aderen van de speler zit Iers bloed.

Het geheel doet me denken aan de verjaardagen van Beppe Moarrewâld een halve eeuw geleden. Ze woonde in een wâldhûske aan de Molenweg in Murmerwoude. Ze zat dan op een hoge stoel met leuningen prominent als stamoudste aan het hoofd van het gezelschap te glunderen. Haar in een knot. Ze had het hoogste woord. Vertelde verhalen en zong ook nog wel eens een versje. Omke Pieter de groenteboer van Ikkerwâld speelde op de accordeon. Rood haar maar geen Iers bloed voor zover ik weet. Beerenburg en likeur op een rood tafelkleed.

Ik heb gisteravond een tijdreis gemaakt en volgens mij was ik niet de enige.

Je hebt twee soorten mensen. Mensen die ervan houden om op de bonnefooi een gebied of stad te verkennen en mensen die graag gebruik maken van een kaart. De eerste categorie mensen neemt op de koop toe dat ze mogelijk een attractie missen. De tweede categorie mensen accepteert dat ze zich constant moeten afvragen "zitten we nog op de route?". Ik behoor tot de eerste categorie.

In de buurt van Earnewâld ligt het natuurgebied de Alde Feanen. Het is een 4500 hectare groot laagveenmoeras. Het is één van de twintig Nationale Parken in Nederland. Een klein onderdeel ervan is "It Wikelslân". Hier zijn kris-kras twee wandelroutes uitgezet, een van 3 en een van 5 kilometer. Een uitgebreid netwerk van routebordjes getuigt ervan. Geschikt waterdicht schoeisel is een must.

Ik was er gisteren, het was heerlijk fris Novemberweer. Hoewel er redelijk wat auto's stonden bij de ingang van het gebied voelde het niet druk in het gebied. Zo nu en dan passeer je een paar medewandelaars. Highlights zijn de uitkijktoren en twee vogelkijkhutten. Je kunt ze bijna niet missen.

Wat opvalt is dat wandelaars stoppen bij bordjes of aandacht hebben voor hun Smartphone. "We moeten hier linksaf" hoor ik een oudere meneer zeggen tegen een oudere dame. Het stel volgt digitale instructies. Een ander stel dames geeft aan dat ze de bordjes negeren omdat het er gewoonweg teveel zijn. Een verliefd stel loopt aan de hand van een Smartphone voorovergebogen voorbij.

Een oude verweerde houten handwijzer met "Kuierpaad" staat aan het begin van de wandeling. Soortgelijke handwijzers staan bij de twee vogelkijkhutten. Er is een tijd geweest dat mensen hier genoeg aan hadden. Want om eerlijk te zijn, zo groot is het Wikelslân nu ook weer niet. De ingang is notabene ook nog eens de uitgang. Ik ben benieuwd of de oude verweerde handwijzers nog verder aan hun lot worden overgelaten en te zijner tijd opgeruimd in het belang van de vooruitgang.

In Zuidoost-Friesland vind je de Delleboersterheide. Onderdeel van een welhaast 1000 hectare groot natuurgebied onder beheer van It Fryske Gea. De Delleboersterheide leent zich perfect voor een zondagmiddagwandeling. Gisteren was mijn eerste bezoek.

Het was mooi zonnig najaarsweer. Hier en daar geen wolkje aan de lucht. Het parkeerterrein stond vol met auto's maar het gebied blijkt groot genoeg om bijna  niemand tegen te komen. Toevallig treffen we een vrijwilliger van It Fryske Gea, compleet met laarzen en verrekijker. Hij kent het gebied als zijn broekzak want heeft er zijn hele leven bij gewoond.

Hij heeft wetenschappers en natuurvorsers uit Wageningen zien komen en gaan, al dan niet met uit te zetten dassen en andere soorten levende have. Daarnaast groot materieel, vooral in de jaren tachtig in opdracht van onder andere gemeente en waterschap. Het had hier naar het schijnt nog veel mooier kunnen zijn. De waterhuishouding is in de jaren tachtig grondig aangetast. Hoogtes en dieptes met de grond gelijk gemaakt. Door het gebied loopt nog steeds de oorspronkelijke beek de Tsjonger maar deze wordt eigenlijk niet meer gevoed zoals voorheen. De huidige Tsjonger loopt kaarsrecht langs het gebied.

Als restant zijn een paar prachtige poelen achtergebleven. De Catspoele staat bekend als walhalla voor Libellen. Je zou er in het Libelleseizoen veertig soorten moeten kunnen ontdekken. Het informatiebord spreekt ook van de Witsnuitlibelle maar deze is al een hele tijd niet meer gespot.

Daarnaast is er een tweede langgerekte en ondiepe poel. We hebben geluk want prompt verschijnen tientallen pony's om te drinken. Het is een prachtig gezicht. Er drijft iets in het water. Het heeft iets weg van een krokodil. Even waan je je als deelnemer aan een safari in een ver en exotisch wildpark. Niets is minder waar. Je bent gewoon op de Delleboersterheide in Zuidoost-Friesland.

In Joure is het iedere derde donderdag in september Jouster Merke. Tenminste, als er niets tussenkomt zoals de Coronabeperkingen in 2021. Het is moeilijk voor te stellen dat de Jouster jaarmarkt gisteren dus voor de meer dan vijfhondervijftigste keer georganiseerd is. Bijna dertig jaar na de eerste Jouster Merke voer Columbus naar het westen op zoek naar Amerika. 

Joure zal op dat moment niet veel meer zijn gewest dan wat huizen en winkeltjes op een zandrug. Deze zandrug bepaalt de Noordwest-Zuidoost oriëntatie van Joure. De huidige kilometerlange Midstraat volgt deze lijn perfect. Sterker nog, het historische hart van Joure lag tussen het voormalige dorp Westermeer, de Jouster toer en het Tolhuis. Alledrie hebben ze de eeuwen doorstaan. De eerste is een eeuwenoude toren die teruggaat tot de Middeleeuwen en in verband wordt gebracht met tempeliers. De tweede ook imposant maar veel minder oud. Je mag ervan uitgaan dat de eerste Jouster merkes zich rond deze torens zich hebben  afgespeeld.

Tijdens de Merke had iedereen, ongeacht rang of stand een vrije dag. Het moet er wild aan toe zijn gegaan. Er zal een markt zijn geweest met vee en lokale producten, kaas, worst, gerookte paling, middeltjes en elixers. Daarnaast vermaak in allerlei soorten en maten. muziek, toneel, een draaiend rad, een kop van jut. Spelende kinderen met hoepels en tollen. Om nog maar te zwijgen van de genuttigde alcoholische dranken.

Als je goed oplet vind je veel hiervan terug tussen het geweld van de moderne tijd zoals t-shirts, zonnebrillen, knoflookpersen, wonderdoekjes, -sponzen en -zemen, en voetzalf die belooft je van je vermoeide voeten af te helpen.

Je ziet de paardenmarkt, een palingroker, lokale slagers met droge worst en spek, een klompenmaker, een draaiend rad, een trekharmonica. Pompoenen, oliebollen en poffertjes, een kunstenaar, een groenteboer. 

Maar toch, er ontbreekt iets belangrijks tijdens de 2022 editie van de Jouster Merke. Ieder jaar staat steevast tegenover het Tolhuis bij de Tolhuisbrug de kop van Jut. Deze keer niet. Ik vraag me af waarom. Hij moet er tenslotte honderden keren hebben gestaan. Tijd voor actie, zodat ook de kop van Jut er weer bij is op de derde donderdag in september 2023.

Alle elf Friese steden hebben in 2018 een stadsfontein gekregen in het kader van Leeuwarden Culturele hoofdstad. Elf stadsfonteinen ontworpen door evenzovele internationale kunstenaars van naam en faam. De fonteinen staan er inmiddels dus al meer dan vier jaar.

Hoewel er in 2018 best wel wat gemor is geweest over de kosten, de te kiezen locatie en, in geval van de Dokkumer IJsfontein, de opwekking van de benodigde energie, zijn de fonteinen uiteindelijk opgenomen in het hart van menig Fries. Ze horen nu net zo bij de Friese steden als de Oldehove bij Leeuwarden, De Waterpoort bij Sneek, het planetarium bij Franeker en de Broerekerk bij Bolsward.

Ik kom tot deze conclusie omdat ik regelmatig de Love-fontein in Leeuwarden bezoek. Twee metershoge gezichten die elkaar aanstaren en bij windstil weer gehuld zijn in kunstmatige mistvlagen. Ik kom hier niet zozeer vanwege de fontein zelf maar als vaste “pleisterplaats” tijdens een fietstochtje. De fontein in Leeuwarden staat voor het treinstation midden in een mooi onderhouden gazon met rondom bankjes van beton en hout. Het is er altijd gezellig druk. Halers en brengers rijden af en aan en niet alleen voor treinreizigers. Ook rijinstructeurs gebruiken het plein om lesrijders op te pikken en weer af te leveren.

Het is opvallend hoeveel mensen van de fontein een foto van maken, een selfie of zelfs een vlog. Zoveel “media-aandacht” voor een fontein maakt nieuwsgierig. Bij navraag blijkt dat zowel toeristen als inwoners van Friesland bezig zijn met een persoonlijke elffonteinentocht. Ze bezoeken ze stuk voor stuk per fiets, auto of motor, maken foto’s voor een eigen verzameling en kiezen een persoonlijke favoriet.

Nu nog een stempelkaart.

Op het moment van schrijven loopt in Friesland het Tsjerkepaad evenement. Ieder jaar in de maanden juli tot september openen honderden monumentale kerken in Friesland hun deuren voor toeristen en belangstellenden.

Omdat ik in de buurt ben loop ik even binnen bij de kerken in Ysbrechtum en Folsgeare. Deze dorpen liggen noordwestelijk van Sneek aan weerskanten van de A7. Het is bijzonder hoe deze kerken ten opzichte van elkaar verschillen. De kerk in Ysbrechtum is rijk versierd met rouwborden en wat dies meer zij en in de kerk is Folsgeare staat soberheid voorop. In Ysbrechtum staat Epemastate, dat verklaart het een en ander.

Door de soberheid van de kerk in Folsgeare ga je daar wat meer op zoek naar details. Ik zie prachtige eeuwenoude statenbijbels, een vaas met plastic Hedera. Deze staat in de vensterbank en baadt in het zonlicht dat door het venster naar binnen valt. Ik zie bodemvondsten zoals potscherven een flesjes die op een tafel zijn uitgestald. Ik lees in gouden letters "Zingt Godes Eer" als ondertitel van het orgel en ik zie vier fluwelen collectepongen aan een stok die strak tegen de muur in het gelid staan. Ze dateren uit 1825 staat op een kaartje! Deze "pongen" brengen me direct terug naar mijn jeugd. Hoe vaak heb ik geld gegooid in soortgelijke pongen, of net gedaan alsof.

Op de pongen van Folsgeare ontbreken de D's en K's die er in mijn geboortedorp in gouddraad op geborduurd waren. Ze stonden voor kerkvoogdij en diaconie. Dat weet ik nu. Toen wist ik dat niet en waren ze voor gewoon het kwartje en het dubbeltje.

Feanwâldsterwal is een prachtig klein dorpje zuidwestelijk van Feanwâlden. De schoonheid van het dorp wordt vooral gekenmerkt door de smalle vaart die naast de hoofdstraat van het dorp "De Wâl" loopt. De aanliggende woningen hebben allemaal een eigen bruggetje.

Waar "De Wâl" overgaat in "It Oare Ein" ligt de kern van het dorp gemarkeerd door een fraaie brug en hotel en eetcafé 't Dûke Lûk. Hier kun je bootjes en kano's huren en dat is niet onlogisch. Feanwâldsterwal ligt namelijk aan de rand van een van de mooiste aaneengesloten kleine natuurgebieden in Friesland, It Butenfjild, De Looden Hel en De Houtwiel. Het laatste natuurgebied is de laatste jaren naar een hoger niveau getild vanwege de aanleg van de Centrale As (N356), de voor het gebied enigszins "oversized" maar o zo gewaardeerde autoweg tussen Nijega en Dokkum. Bij het dorp De Falom is notabene een "luxe" flyover gebouwd zodat flora en fauna ongestoord  kan doorgroeien en doorlopen tot aan het dorp De Westereen.

De aaneengesloten natuurgebieden verklappen het ontstaan van Feanwâldsterwal. Het zijn laagveengebieden en Feanwâldsterwal dankt haar bestaan aan de ontginning van dit laagveen. Al in de 15e eeuw werd dit ontgonnen door de Schiere Monniken afkomstig van de Schierstins in buurdorp Feanwâlden, behorende bij het klooster Claerkamp in Rinsumageest. In latere tijden werd dit zware werk op meer industriële schaal voortgezet door doorgewinterde veenarbeiders uit Giethoorn die naar de Friese veenkolonie kwamen. Zij wisten wel raad met het laagveen en lieten een duidelijk stempel achter op het gebied, én het dorp. Daarom wordt Feanwâldsterwal nu ook wel het "Giethoorn van Friesland" genoemd.

Beide dorpen hebben trouwens nog iets opmerkelijks gemeen, de verdwenen melkfabrieken. In beide dorpen zijn ze ten prooi gevallen aan het toerisme zou je kunnen zeggen. Die van Giethoorn is gesloopt of onherkenbaar tussen restaurants en bootverhuurders. Die van Feanwâldsterwal, genaamd Zuivelfabriek Freia, is steen voor steen afgebroken en opnieuw opgebouwd in het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. Ik zie het als de verloren zoon van Feanwâldsterwal, gelet op de naam Freia zou je wellicht van dochter moeten spreken maar dat onderscheid laat ik aan de lezer.

Het dorp Eastermar ligt ten noorden van Drachten in een prachtig gebied te midden van twee, voor het gebied bijzondere waterpartijen, het Bergumermeer en De Leien. Deze relatief kleine en ondiepe meren zijn grotendeels ontstaan door veenafgravingen en afkalving. Het gebied draagt met trots het predicaat “Nationaal Landschap De Noardlike Fryske Wâlden” (De Noordelijke Friese Wouden).

Toch zal een bezoeker die van de meren heeft genoten zich wellicht afvragen, waar zijn de wouden gebleven? Inderdaad, wouden in de zin van uitgestrekte bossen vind je er niet. In de plaats daarvan vind je een eeuwenoud coulisselandschap. Dit wordt gevormd door talloze boom- en houtwallen die kleinschalige boerenpercelen van elkaar scheiden. Hier en daar kijk je dwars door een aantal van deze boom- en houtwallen heen, de dieptewerking is subliem. Tussen deze coulissen zie je telkens weer een andere voorstelling. Akkerland, graanvelden, weilanden met koeien, paarden, schapen, of misschien wel het mooist, een wisselend kleurenpalet van veldbloemen. De analogie met coulissen en voorstellingen in een theater kan bijna niet treffender.

De boom- en houtwallen worden met regelmaat teruggesnoeid en groeien in enkele jaren daarna weer terug. Aan de oudste exemplaren zie je dit onderhoud terug in decenniaoude grillige stronken en stobben. Ruilverkaveling is aan het gebied voorbijgegaan en dat is maar goed ook. De hout- en boomwallen zijn onaangetast en volgen de oorspronkelijke zandpaden die dorpen als Eastermar, Sumar, Harkema en Drogeham aan elkaar verbonden en nog steeds verbinden. De gemeente heeft zich erbij neergelegd en doet het onderhoud met zorg, verharding is uitgesloten. 

Het enige dat in het historische beeld ontbreekt zijn de karresporen die er ooit in grote hoeveelheden moeten hebben gelegen. Ook verdwenen zijn de talloze plaggenhutten die er moeten hebben gestaan. Het is moeilijk voor te stellen maar tot voor slechts honderd jaar geleden werden plaggenhutten in het gebied gebouwd om in te wonen, ook met grote gezinnen. De bijzondere  geschiedenis van de plaggenhut wordt verteld in Themapark de Spitkeet in Harkema, een aanrader.

Ik heb er een middag doorgebracht en kom snel terug want "Theater" Nationaal landschap de Noardlike Fryske Wâlden is 7 dagen per week open en de entree is ook nog eens helemaal gratis!

In Gaasterland heb je aan de IJsselmeerkust een aantal plekken waar je een optimaal uitzicht hebt over het IJsselmeer. Ik denk aan het Mirnserklif bij Mirns, het Oudemirdumerklif bij Oudemirdum en het meest beroemde, het Reaklif bij Warns. Hier vochten de Friezen een legendarische strijd tegen de Hollanders in 1345.

Je vraagt je af waarom je juist hier het mooiste uitzicht hebt over het IJsselmeer. Volgens mij komt dat doordat je bij helder weer nog net de overkant kunt zien. Je ziet de kerktoren van Enkhuizen duidelijk aan de horizon temidden vaag trillende silhouetten van windturbines, bomen en bebouwing. Daarnaast heb je als je naar links kijkt uitzicht op windturbines die de dijk van de Noordoostpolder en Flevopolder aangeven, helemaal tot aan de Maximacentrale bij Lelystad. Aan de rechterkant zie je de windturbines die het einde van de Afsluitdijk markeren, de Afsluitdijk begint wat mij betreft in Friesland maar wellicht zag de geestelijk vader Cornelis Lely dat anders.

Dit panorama heb je vooral omdat het klif je net voldoende meters boven het waterpeil van het IJsselmeer uittilt. Hierdoor kun je over de kromming van de aarde en dus het IJsselmeer heen kijken.

Als je de tijd neemt ga je bijna automatisch mijmeren over wat er allemaal nog meer achter de horizon schuil gaat en achter de toren van Enkhuizen. En juist op dat moment raak je in gesprek met een toevallige voorbijganger. Hij vertelt dat tijdens de tweede wereldoorlog V2’s werden gelanceerd vanuit de bossen van Rijs, bestemming Londen. Deze bossen bevinden zich in Mirns recht achter je.  Veel V2's zouden dienst hebben geweigerd en in het IJsselmeer zijn geplonst.

Ik heb het nagezocht op de kaart. Ze moeten rechts van de Enkhuizer toren zijn gevlogen onderweg naar de Britse hoofdstad. Mijn bezoekjes aan het IJsselmeerpanorama krijgen vanaf nu een extra dimensie.

Beetsterzwaag ligt tussen Heerenveen en Drachten, pal naast de A7 naar Groningen. Het ligt in een bosrijk gebied. Het is er goed wonen, zeker voor welgestelden die zich een bosperceel kunnen veroorloven. In het buurdorp Olterterp woonde tot voor kort onze meest geliefde acteur Rutger Hauer (1944-2019). Daar staat ook het vijfsterrenhotel Lauswolt met golfbaan.

Maar terug naar Beetsterzwaag. Ik ben van de generatie die "Kopstukken" (1947) moest lezen voor school. Dit is een boekje geschreven door Godfried Bomans (1913-1971). In de jaren zestig en begin zeventig was hij een graag geziene gast op de nationale radio en televisie. Niet alleen als erudiet literair schijver maar ook vanwege zijn onnavolgbare humor.

In het boekje schrijft hij over Beetsterzwaag. Hij is er op bezoek en wordt getroffen door de lokale interesse in literatuur. De Gijsbrecht van Aemstel van Joost van den Vondel om precies te zijn. In mijn herinnering schetst hij een sfeer waarin het hele dorp tijdens een "Vondelweek" meedoet aan het eren van dit taaie stuk vaderlandse literatuur. Het ligt op de toonbank bij de slager en de bakker en Beetsterzwagers lezen enthousiast voor uit het werk.

Dit is het beeld dat ik heb overgehouden van Beetsterzwaag. Ik was er van de week toevallig en werd prompt bevestigd in dit beeld. De snackbar heeft bibliotheekbehang en in de Hoofdstraat staat een schattig houten mini-biebje waar je gratis boeken kunt lenen.

Kopstukken ontbreekt in de bescheiden collectie. Ik zal het erin leggen. Mijn bescheiden bijdrage aan het literaire imago van Beetsterzwaag. Leen het gerust!

Ik woon in Joure en dat ligt midden in het Friese Merengebied. Vanuit Joure kun je een paar leuke korte vaarroutes doen per sloep. De leukste vind ik persoonlijk de route die gaat via Broek, Goiïngaryp, de Goiïngarypsterpuollen, de Gudzekop en de Jentsjemar naar Langweer en dan weer via de Langweerder Wielen terug naar Joure. Als je rustig vaart doe je er zo'n twee uurtjes over.

Het huisje op het Jentsjemar intrigeert me. Het blijkt, na enig zoekwerk, eigendom van de vereniging Jentjemeer. De vereniging heeft een eenvoudige website waar je kunt lezen dat het eilandje niet te huur is. Helaas, maar misschien maar goed ook, want er zou direct een ellenlange wachtlijst ontstaan. Wie wil er tenslotte niet slapen op een dergelijk "onbewoond" eiland.

Er staat in grote zwarte letters "In bliere moarn" te lezen op de gepotdekselde gevel van het huisje. Dit betekent "een blije morgen". Dit kun je zowel in het Fries als in het Nederlands op twee manieren uitleggen. "Moarn" betekent zowel ochtend als morgen, in de zin van "de volgende dag".

Beide passen perfect. Als je na een goede nachtrust op het eilandje zou genieten van een verse kop koffie met croissant terwijl je staart over het kalme water naar een opgaande zon, dan denk ik dat je daar zeker blij van wordt. Als je na een verblijf bent onthaast en nieuwe energie hebt opgedaan voor de komende dagen en weken, dan past de tweede uitleg.

Maar, genoeg gemijmerd en gefantaseerd over de tekst op de gevel, het is niet te huur. We moeten het doen met het uitzicht.

Daar kun je ieder uur van de dag blij van worden, toch?

Volgens mij zijn plastic koeien voor het eerst in Friesland opgedoken tijdens Simmer-2000. Dit was een Fries zomerevenement tijdens het eerste jaar van het derde millennium. Je kunt het evenement zien als een Fries onderonsje en reünie op provincieschaal. Friezen kwamen van heinde en ver om het Fries zijn met elkaar te delen, te beleven en te vieren.

Onder het predikaat "Fryslân, lân fan kij" (Friesland, land van koeien) werden 500 kunststof koeien gefabriceerd en in het landschap tentoongesteld. Wellicht omdat de levende exemplaren op stal stonden en de weides wel wat zwart-bont-gevlekt kon gebruiken als landelijk decor van het Simmer-2000 evenement.

We zijn inmiddels ruim 20 jaar verder. Er is veel veranderd. Koeien zijn in Friesland gewoon weer in de weide te zien. Weidegang en kruidenrijk gras zijn gangbare begrippen geworden in melkproductie en melkconsumptie. Als je nu door Friesland rijdt zie je bij tijd en wijle meer weides mét koeien dan weides zonder koeien.

Plastic koeien leven langer dan echte. Na ruim 20 jaar zijn ze er nog volop. Vaak als ornament in particuliere tuinen of als blikvanger voor bedrijven, zoals notabene bij de Fonterra mega-kaasfabriek in Heerenveen, die hebben een heleboel. Ik maak er een gewoonte van om ze te fotograferen. Je ziet ze in allerlei kleuren. Het wordt inmiddels een bonte verzameling.

Vandaag staat in de Leeuwarder Courant dat de Friese veeboeren de komende jaren een hard gelag wacht. Velen van hen zullen gedwongen moeten stoppen. Ik vraag me af hoe de provincie Friesland over nog eens ruim 20 jaar eruit zal zien.

Moeten we straks weer plastic koeien "van stal" halen zeker. Dacht het niet!

"Fryslân, lân fan kij"

Sibrandahûs is een gehucht tussen Dokkum en Burdaard. In de regio is het vooral bekend vanwege een prachtig Middeleeuws kerkje (waar ook getrouwd wordt) en een niet erg spannende brug over de Dokkumer-Ee. De brug verbindt Noord en Zuid, kleigrond en zandgrond, én liefdesrelaties.

De meeste mensen kennen het fenomeen van de liefdesslotjes. Je ziet het vooral in de grote romantische toeristensteden. Geliefden hangen een hangslotje aan een brugleuning als teken van eeuwige trouw en liefde. 

Voor veel geliefden westelijk van Dokkum heeft de brug in Sibrandahûs in vroeger jaren een belangrijke rol gespeeld. Ik hoorde een verhaal tijdens een voorleesavond in de kloosterkapel in Jannum, niet ver van Sibrandahûs. Het verhaal ging over Gerben en Ybeltsje. Hij woonde aan de noordkant van de Dokkumer-Ee, zij aan de zuidkant. Hij was een welgestelde boerenzoon, zij dochter van een eenvoudige arbeider. Hij kwam van de kleigrond, zij van de zandgrond. 

Het verhaal combineert onmogelijke liefde, rang en stand en een geheime ontmoetingsplaats bij de brug van Sibrandahûs.

Het verhaal trof me in het hart, mijn ouders trof hetzelfde lot. Hij was zoon van het hoofd van de school, zij was dochter van een eenvoudige groenteboer. Hij kwam van de noordelijke kleigrond, zij van de zuidelijke zandgrond. Hij schreef liefdesgedichten en schetste de brug van Sibrandûs erbij als te nemen obstakel. Heit was een romanticus.

De liefde overwon, zowel bij Gerben en Ybeltsje als bij mijn ouders. Had het fenomeen bestaan dan hadden er regelmatig liefdesslotjes aan de brug van Sibrandahûs gehangen.