Oudehaske is een streekdorp dat omstreeks 1200 is ontstaan op de ontginningsas tussen Westermeer (Joure) en Heerenveen. Het was een belangrijk dorp van de Hasker Vijfga, waartoe ook Snikzwaag, Westermeer, Haskerhorne en Nijehaske behoorden. Op de vroegste grietenijkaart, die van Schotanus uit 1718, is het langs de weg en de ten noorden daarvan lopende vaart, de Overspitting, een redelijk bebouwde, langgerekte streek. De bebouwing stond toen uitsluitend ten zuiden van de weg en de kerk is nog verder van de weg gelegen. Ten noorden liggen de Oldehasker Uytgangen en noordelijker de Hasker Maaden met een strook ertussen, De Dolten, waar een begin lijkt te zijn gemaakt met de verveningen.
In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘Oudehaske, weleer een aanzienlyk Dorp, onder ’t welk nog 60 stemmen behooren; doch die thans, ten grooten deele, in stemmende stellen of ledige Hornlegers zyn veranderd. De kerk heeft een spitsen toren, en ligt ten Zuiden der Overspitting in de bouwlanden. De Noordelyke landen, bekend onder den naam van Oude Hasker Uitgangen, zyn, als de nabuurige, laag en tot maadlanden dienende, voorts veenig en op veele plaatsen reeds vergraaven.’
Er waren destijds veel verlaten of zelfs geheel lege plaatsen waar nog stemrecht aan verbonden was. De verveningen waren toen al aan de gang. Ruim een halve eeuw later is het beeld van heel Haskerland en vooral de omgeving van Oudehaske volstrekt veranderd. De grietenijkaart uit 1848 in de atlas van Eekhoff is onthutsend. De Hasker Maden, hooilanden, zijn vergraven tot een watervlakte, de Oudehasker Uitgangen, eveneens hooi- en weideland, zijn voor de helft uitgegraven en de bouwlanden in het zuiden zijn ook grotendeels vernield, tot over de grietenijgrenzen met Schoterland.
Vanuit het zuiden, Sintjohannesga, waren de Gietersen met hun rigoureuze verveningmethode naar het noorden opgerukt. Op grootschalige wijze is voor de turfwinning het oude waaiervormige landschap helemaal overhoop gehaald. De verveners uit Giethoorn, veenbazen en arbeiders trokken na de oostelijke helft van Haskerland te hebben weggebaggerd en in watervlakten te hebben veranderd door in oostelijke richting naar Aengwirden en Opsterland.
Op de genoemde kaart is het dorp Oudehaske nog een weg met rafelige stroken land aan weerszijden. Vanaf het midden van de 19de eeuw zijn de veenplassen geleidelijk bepolderd of drooggemalen en het land weer in cultuur gebracht. Op een grote plas na: het Haskerwijd of Nannewijd, dat als recreatiemeer een belangrijke functie bij Oudehaske zou krijgen.
De kerk lag vrij ver ten zuiden van de weg, de latere Jousterweg. In het midden van de 19de eeuw wordt nog gemeld: ‘Deze kerk is een oud gebouw, met eenen spitsen toren, doch zonder orgel.’ In 1906 is op de hoek van de Jousterweg en de Badweg – die naar het Haskerwijd en verder naar Rottum voert – een nieuwe kerk gebouwd. Het oude kerkhof bleef zuidelijker aan de Badweg in ere. De nieuwe kerk is een zaalkerk met een rechte koorsluiting die aan de naar de hoofdweg gerichte gevel van een houten torentje is voorzien. De rondboogvensters staan in verdiepte gevelvakken. Aan de Badweg zijn in de naoorlogse periode nogal wat volkswoningen gebouwd, waaronder een vriendelijke reeks in de traditionalistische trant van de Delftse School. Aan de Jousterweg staat de meeste oude bebouwing die veelal dateert uit de laatste tientallen jaren van de 19de of de eerste van de 20ste eeuw. Jousterweg 112 is een burgerhuis met een uitgebouwde middenpartij uit ongeveer 1890 en 118 een gepleisterd exemplaar uit 1899. Op nummer 140 staat het voorhuis – met een rijke 18de-eeuwse betimmering – van een boerderij waarvan de schuur is verdwenen. Er staan bovendien enkele karakteristieke woningen uit de tussenoorlogse periode.
Na de oorlog is het dorp eerst uitgebreid aan de zuidwestelijke zijde nabij de oevers van het Haskerwijd, later nog sterker aan de zuidoostelijke zijde waar de bouw nog steeds doorgaat. Aan de noordzijde is aan de verbindingsweg naar de autosnelweg, Haskeruitgangen, een bedrijventerrein ontwikkeld.