Unfortunately, at the moment we can provide only parts of this website in the English language. For those parts of the website that not yet have been translated we recommend use of the Google Translate option next to the title of the item.



 

Vroeger stonden er in het gebied ten oosten van Folsgare tot aan Sneek veel boerderijen die door voetpaden met elkaar verbonden waren. Omdat deze voetpaden een groot gedeelte van het jaar onbegaanbaar waren, ging het vervoer over water. De meeste boerderijen zijn verdwenen en het gebied is grotendeels bedrijventerrein geworden. Er zijn nieuwe wegen aangelegd en in plaats van paarden en karren suizen er nu dagelijks duizenden auto’s over de aangrenzende snelweg.

Maar nog niet alles is verdwenen. Eenzaam staat er nog één boerderij als een herinnering aan vroegere tijden. Deze boerderij draagt de naam “Carpe Diem”. Er wordt niet meer geboerd, maar de boerderij heeft tot op de dag van vandaag de uitstraling van een trots verleden.

De boerderij kent een lange historie. Uit de archieven weten we dat op deze plek al heel lang geboerd wordt. In 1511 woonde hier een Broer Hottyaz. In 1778 is de boerderij eigendom van Johannes Hendriks en wordt gehuurd door Heere Cornelis. In 1786 laat Johannes Hendriks er een nieuwe boerderij neerzetten en hij zet in 1787 de volgende advertentie in de LC:

De Secretaris ADEMA, zal op Dinsdag den 11 December ’s Namiddags om één uur in de Witte Arend te Sneek by strijkgeld verkopen.

Een Stemdragende ZATHE en LANDEN, met een Nieuwgebouwde Huizinge en Schuure gelegen te Folsgare, groot over het geheel 61 en drie vierde Pondematen, alle beste griedlanden belast met 25 floreen, te huur doende boven alle lasten 330 Gl. by Heere Cornelis bewoond, Petry en May 1797 vry van Huur.

 

Op de zijkant van de gevel, boven het winkelraam, hangen twee borden waarop reclame wordt gemaakt voor “Van Nelle Koffie en Thee”. Eronder staan Anne Sjirks en zijn zoontje Sjirk Annes

In 1841 bouwt timmerman Johannes Paulus Spiering in Folsgare tegenover het kerkhuis een winkel met daar achter een woning. Hij heeft het perceel gekocht van Roel Uiltjes die ernaast woont en hoopt later een koper voor het pand te vinden. Als het pand klaar is, huren Kornelis Sjerps Piersma en zijn vrouw Hjebbeltje Sjoerds Sjaarda de winkel. Kornelis werkt als arbeider en zijn vrouw Hjebbeltje bestiert de winkel en het huishouden.

Kornelis en Hjebbeltje hebben de zaken goed voor elkaar en kopen in 1843 de zaak van Johannes Spiering. De winkel loopt goed zodat Kornelis stopt met zijn baan bij de boer en zich helemaal op de winkel stort. In 1853 overlijdt Hjebbeltje (die in het dorp Habeltje genoemd wordt). Kornelis is zijn steun en toeverlaat kwijt en kan het huishouden en de winkel niet alleen af. In 1856 zet hij de winkel te koop en verhuist in 1858 naar Oosthem. Hij verhuist in 1872 weer naar Folsgare en overlijdt daar op 80-jarige leeftijd(1880)

Sjirk Annes Cnossen en Eelkjen Johannes Grijpsma komen na hun huwelijk in 1856 naar Folsgare waar ze de winkel van Kornelis Piersma overnemen.

Trijntje, de oudste dochter van Sjirk Annes, (geboren 1859) gaat in 1874 naar Abbega, waar ze dienstmeid wordt. In 1880 komt ze zwanger weer thuis en bevalt van zoon Sjirk. Wie de vader is, blijft onbekend en haar moeder Eelkjen raakt hierdoor zo van slag dat ze in Franeker moet worden opgenomen. Kleinzoon Sjirk overlijdt op 6 november 1880, drie maanden oud en op 26 november overlijdt Eelkjen in Franeker.

Het gezin Cnossen heeft een zware tijd achter de rug maar met de steun van de kleine gemeenschap van Folsgare komt het leven weer op de rails.  Grietje, de jongste dochter ( geboren 1865), zorgt voor haar vader en haar jongste broertje Anne Sjirks ( geboren 1869). 

Deze Anne Sjirks trouwt in 1895 met Antje of Anna Annes de Jong uit IJsbrechtum. Hij is dan koopman en winkelbediende bij zijn vader.

 Strûpenkeal is een terp vlakbij Folsgare. Vanaf het viaduct over de A7 bij de afslag Sneek komend uit de richting van Bolsward, is een kronkelend restant van de oude molensloot te zien en rechts staat een terp in het landschap, omringd door bomen. Het is een voor deze regio zeer hoge terp,  ruim 3 meter. Voor velen een onbekend, maar tegelijkertijd uniek monument.

Voordat de terp werd aangelegd, is er al bewoning op deze plek geweest. Tussen vondsten in de terpzool van de terp kwamen scherven uit de late ijzertijd / begin romeinse tijd tevoorschijn, samen met enkele tientallen brokken ruwijzer dat wolf wordt genoemd. Deze wolf is geproduceerd in  laagovens die gevuld werden met ijzeroer wat in ruime mate voorhanden was in en langs de Ald Rien of Groote Rijn. Voor de mensen die zich hier ruim twee eeuwen voor het begin van de jaartelling vestigden, zal de aanwezigheid van grote hoeveelheden ijzeroer een beslissende factor zijn geweest. Vondsten van Romeinse munten ten noorden van de terp geven aan dat de bewoners  contact hebben gehad met de buitenwereld.

Er zijn rond Strûpenkeal meerdere veenterpen gevonden, wat aangeeft dat het een voor die periode dichtbevolkt gebied is geweest.

Door een klimaatverandering kort na het begin van de jaartelling stijgt het zeewaterpeil en worden die vroege bewoners van huis en haard verdreven. Op en rond de originele terp worden nog steeds aardewerk scherven teruggevonden uit die periode.

Rond de 8e eeuw komen mensen met hun bootjes de Ald Rien of  Groote Rijn afzakken, die zich gaan vestigen op de terp. Ze bouwen aan het water een nieuw onderkomen. Bij het graven naar zoet water vonden ze scherven onder een dikke kleilaag. Zo ontdekten zij dat ze niet de eerste bewoners waren.

De kleine terp groeit gestaag uit naar een grote en hoge terp die uiteindelijk ongeveer een oppervlakte zal krijgen van zeven pondemaat.

Er zijn nog geen dijken, de mensen wonen  met hun vee in deze tijd van vele overstromingen hoog en droog op de terp. Het voordeel van de overstromingen is, dat het zeewater zout achter laat in het veen. Zout is in die tijd een zeer waardevol artikel. Het winnen van zout uit het veen wordt zelnering genoemd. Het veen met zout wordt uitgegraven en verbrand in een speciale oven. De overgebleven as wordt vermengd met water en weer uitgekookt tot het zout overblijft. Dit eindproduct wordt gebruikt voor eigen gebruik of als betaalmiddel.

 

 

Op 25 december 1778 wordt in Hidaard Ruurd Freerks geboren, het negende kind van Freerk Murks Abma en Gerritje Roelofs. Ruurd Freerks  leert onder het toeziend oog van zijn oudere broers en zussen het boerenbedrijf thuis op de boerderij. Hij ontwikkelt zich tot een goede boer en heeft oog voor de samenleving. Aangezien hij het negende kind is, is de kans vrij klein dat hij boer zal worden op de ouderlijke pleats.

Echter, Ruurd Freerks leert  Hiltje Klazes Wiersma. ( geb. 26 februari 1781) uit Folsgare  kennen. Haar ouders  Claes Harmens en Baukje Teades wonen op een boerderij aan de Folsgeasterleane no 2, te zien op de de kaart van Eekhoff (1850) Het is een bescheiden boerderij met 35 pondemaat land er omheen. Via de opvaart vanaf de Ald Rien is de boerderij goed bereikbaar Claes Harmens en Baukje Teades zijn er erg mee ingenomen dat hun enige dochter thuis komt met boerenzoon Ruurd Freeks. Het stel trouwt op 25 oktober 1801

Zijn buurman Douwe Harmens boert op een boerderij (Strûpenkeal) ten zuiden van Ruurd Freerks.  Deze is ook 35 pondemaat groot en de boerderij ligt prachtig boven op een grote terp tegen de Ald Rien. De boerderij komt in de verkoop omdat één van de eigenaren is overleden.

Ruurd Freeks en Hiltje besluiten om de boerderij te kopen. Douwe Harmens blijft daar voorlopig blijven wonen tot de kinderen van Ruurd Freerks en Hiltje groot zijn. Hun gezin wordt uitgebreid met nog 2 kinderen. In 1811 overlijdt dochter Baukjen ( 6 jaar). In de jaren daarna worden nog drie kinderen geboren.

Oudste dochter Gerritje Ruurds trouwt in 1820.  Ruurd en Hiltje krijgen daarna nog 2 kinderen.

 

.

 

In 1859 wordt door de kerkvoogdij de bouw van het nieuwe kerkhuis aan de Tsjaerddyk opgedragen aan timmerman Pieter Willems Twijnstra uit het dorp. Het huis komt  tussen de winkels van Epeus Couperus en Sjirk Annes Cnossen te staan. Eind 1859,  als het huis is opgeleverd, stuurt Pieter Willems de rekening naar de kerkvoogdij met een bedrag van fl 555,56. De rekening wordt betaald met de opbrengst van een partij terpaarde.

Het nieuwe huis is een stuk kleiner dan het kerkhuis aan de noordzijde van de Tsjaerddyk. Dit blijkt ook uit de huurprijs. Die van het kerkhuis noord is in 1860 fl. 45,- en van het huis aan de zuidkant fl.25, - De eerste huurder van het nieuwe kerkhuis is Grietje Sipkes Bleeker, weduwe van Meinte Klazes Zijlstra, die er samen met haar dochter Sytske gaat wonen. Sytske woont er met haar moeder tot haar huwelijk in 1869 met Willem Wieringa die schipper is in Loënga. Na hun trouwen gaan ze in Sneek wonen en Sytske raakt al snel zwanger. Als ze acht maanden zwanger is, overlijdt Willem na een kort ziekbed op 20 maart 1870. Een maand later, op 28 april 1870, wordt Pieter Willem geboren. Sytske is weduwe, met een baby, zonder inkomen, in een voor haar vreemde omgeving. Ze zegt de huur op en begin juli 1870 komt ze terug in Folsgare en trekt met Pieter Willem bij haar moeder in. Haar moeder is koopman van beroep en Sytske wordt naaister om een inkomen te krijgen. Pieter Willem wordt door zijn moeder onderwezen in het vak dat ze zelf uitoefent en hij wordt later dan ook kleermaker van beroep. In juni 1882 overlijdt Grietje Sipkes Bleeker. Ze is dan 77 jaar. Sytske woont daarna samen met haar zoon Pieter Willem in het kerkhuis. Sytske hertrouwt in 1884 met Douwe Feenstra en in 1885 verhuist het gezin naar Nijland.

 

 

Per 1 januari 1886 wordt de openbare school in Folsgare door de gemeente opgeheven. Dit bericht komt niet als donderslag bij heldere hemel, want de ouders hebben aangegeven dat ze christelijk onderwijs voor hun kinderen willen. Hiertoe was al een commissie opgericht tot bevordering van christelijk onderwijs te Folsgare. Wanneer de statuten op 7 maart 1886 bij koninklijk besluit worden goed gekeurd,  is de vereniging een feit. In september 1886 komt het bestuur weer samen.. De voorzitter Ds. E. C. Gravenmeijer opent de vergadering met gebed. Op de agenda staat als voornaamste punt: de bouw van de nieuwe school. Op de aanbesteding zijn veertien inschrijvingen binnengekomen. De laagste inschrijving is van timmerman Asma uit Heeg en de bouw zal hem worden gegund, tot er iemand opmerkt: “Is hij niet Rooms? ”. Dan valt er een stilte, dit hadden ze niet voorzien.  Dit feit is zo ernstig, dat de bouw wordt gegund aan de volgende op de lijst, timmerman Walsmeer uit Wons.  

De nieuw te bouwen school komt tegenover de oude school te staan. Net als bij de eerste school mag het niet ten koste gaan van een stuk weiland en daarvoor zal het laatste doorlopende stuk Tsjaardvaart worden gedempt.

De eerste steen wordt gelegd op 22 oktober 1886 door H.E. Gravenmeijer, de zoon van de voorzitter. Op 20 april 1887 wordt de school geopend. Het tijdelijk aangestelde hoofd van de christelijke school, J. Wielinga uit Gauw, wordt nu vervangen door de eerste onderwijzer aan de nieuwe school, Johannes Steenbergen uit Wommels.