Leider können wir im Moment nur Teile dieser Website in deutscher Sprache zur Verfügung stellen. Für diejenigen Teile der Website, die noch nicht übersetzt wurden, empfehlen wir die Verwendung der unter dem Artikeltitel genannten Google Translate-Option.



De Sint-Janskerk is in de 12de eeuw op een hoge terp gebouwd. De noordelijke muur laat nog gedeelten van romaans tufsteen zien. Er zit een fragment van een rondboogfries op kraagsteentjes en er zijn sporen van kleine rondboogvensters. Aan de westzijde is bovendien een vaag spoor van een dichtgemetselde ingang te zien en oostelijker een rechthoekig ingangsspoor. In de 14de eeuw is het schip in gemêleerd rode baksteen verlengd en is het koor met een vijfzijdige sluiting van gemêleerd gele steen gebouwd. De kerk is in 1881 flink aangepakt. De noordmuur is redelijk met rust gelaten maar wel verhoogd met een blokfries en een tandlijst.

Het koor is voorzien van eenmaal versneden steunberen. In 1881 is het zuidelijke muurwerk beklampt en deze kreeg ook een fries en een lijst. Het lange schip met koor is in traveeën geleed door uitgemetselde lisenen. De spitsboogvensters hebben geprofileerde, gepleisterde dagkanten en wenkbrauwen van pleister. De forse toren van drie geledingen, de hoogste toren van een dorpskerk in Friesland, is in laatgotische vormen in 1548-’49 onder leiding van ‘torenbouwer’ Cornelis Claesz. verrezen. Hij heeft aan de westzijde een zand-stenen, meervoudig geprofileerde nis met de ingang en een groot spitsboogvenster met vorktracering. Er is een frappante overeenkomst met die van Dronrijp van een paar jaar eerder. De tweede geleding is aan elke zijde versierd met drie ranke spitsboognissen met traceringen en de derde met twee korfboognissen waarin de galmgaten staan. Op de 31 meter hoge romp is een omgang gezet, waarbij op de hoeken gebeeldhouwde waterspuwers zitten. Daarna rijst de achtzijdige spits nog 41 meter op.

Het ruime interieur is in 1881 sterk verbouwd. Het wordt gedekt door een houten gewelf met trekstangen. De barokke preekstoel, in 1699 door Agge Monsma gesneden, heeft kuippanelen met loofwerk met bloemen en festoenen op de penanten. Het doophek met gietijzeren balusters is van 1881. Het orgel heeft een kas uit 1760 door Gerard Stevens met een instrument van A.A. Hinsz uit 1764. De twee bazuinstekende engelen op de koof zijn van de hand van Johann Georg Hempel.