Beetsterzwaag is een streekdorp, ontstaan op een zandrug die van Oud Beets over Beetsterzwaag richting Drachten loopt. Het is vanuit het westen, vanuit Beets uitgegroeid tot een nederzetting waar adel en patriciaat hun buitens stichtten. In 1622 noemde Pier Winsemius het ‘een cleyn dorp in zijn begrijp, tamelijck vruchtbaer, maer veciert met een schone wel behuysde ende bestrate gebuyrte’ en in de tweede helft van de 17de eeuw stonden er in elk geval al vier buitens.
Aan het einde van de 18de eeuw is Beetsterzwaag het voornaamste dorp en steekt de Tegenwoordige Staat van Friesland de loftrompet: ‘Beetsterzwaag, een aangenaam en vermaaklyk Dorp, is van rondom met allerlei geboomte beplant, en heeft een zeer schoone en bestraate buurt, waar in verscheiden treflyke huizen gevonden worden, onder welke nogthans uitmunt het schoone gebouw, dat gesticht is door wylen den Heere Martinus Fokkens, weleer Grietman van Opsterland, staande op het Westeinde ten Noorden van de buurt. Niet verre van daar zag men ook, in voorige dagen, een schoon huis, voorzien met een ruim Hornleger, beplant met voortreflyke Eiken boomen, doch die voor weinige jaaren zyn uitgeroeid; terwyl ook ’t huis zelf thans van zyn voorig aanzien versteeken is: het draagt den naam van oud Fokkens, en tegen over ’t zelve staat ook nog een aanzienlyk en aangenaam gebouw, dat weleer bewoond werd door den Heere Saco van Teiens, in leeven Gedeputeerde Staat ten Landsdage. Wylen de Raadsheer Ayso van Boelens, heeft hier ook veele jaaren gewoond op een schoone plaats.’
In 1788 stond de kerk al ten noorden van de huidige Hoofdstraat. Er stond ook een kerk veel westelijker, in Oud Beets. Er wordt wel een van de redenen genoemd waarom de elite juist voor deze streek kiest: ‘Men heeft hier omstreeks zeer vermaaklyke wandelwegen, onder den lommer van ’t bladryk geboomte, alwaar men, op zynen tyd, door ’t aangenaam geluid van allerlei gevogelte, en vooral door den helklinkenden Nachtegaal vervrolykt wordt.’
Lanen en verspreide bosjes waren toen al in en bij Beetsterzwaag te vinden, maar vanaf het begin van de 19de eeuw gingen de grootgrondbezitters bossen aanplanten op de heide en niet meer renderende landerijen. Het dorp ontwikkelde zich tot deftig dorp voor de elite. Langs de oude Heerenweg was in de kern gesloten bebouwing ontstaan en ten westen en oosten stonden de buitens in gevarieerd aangelegde landgoederen.
Toen in 1804 een nieuwe kerk gebouwd kon worden, kwam die weer op de oude plek, achter de bebouwing van de Hoofdstraat. De kerk is een kloeke, eenvoudige zaalkerk met een driezijdig koor en een ongelede toren met een achtzijdige spits en een luidklok uit 1739. Er is in de 20ste eeuw een consistorie aangebouwd.
Aan de westelijke zijde van de Hoofdstraat staat het uit 1839 daterende neoclassicistische, voormalige grietenijhuis dat in 1909 verhoogd is ten behoeve van het kantongerecht. Nog westelijker staat Fockensstate, de herinnering aan de oudste vestiging van de elite. Het oude Fockensstate werd in 1878 afgebroken om er een door Luitje de Goed ontworpen voorhuis van een boerderij voor in de plaats te zetten. Daarbij in de buurt is in 1822 Lyndenstein gebouwd, dat later kinderziekenhuis werd en daartoe in 1917 werd verbouwd. Het buiten heeft een overtuin van Lucas Roodbaard.
Aan de oostelijke flank van de Hoofdstraat staat het in 1824 gestichte Lycklamahuis met een koetshuis dat verschillende malen is veranderd en thans deel uitmaakt van het gemeentehuis. Ook dit adelshuis bezit tuinen; in de overtuin staan 19de-eeuwse kassen. Door de vrij gesloten lintbebouwing van de Hoofdstraat hebben de naoorlogse uitbreidingen – eerst in het zuiden en later grootschaliger in het noorden – ontsluitingen gekregen die een steegkarakter hebben. De gevarieerde bebouwing lijkt zo nauwelijks onderbroken te zijn.
Buiten de dorpskom liggen in oostelijke richting het nog steeds in familiebezit zijnde Harinxmastate en Huize Olterterp dat het hoofdkantoor is van It Fryske Gea. Ze liggen evenals Lauswold in weidse parken. Lauswold heeft een deftige horecafunctie gekregen.