De Catharinakerk van Leons, een van de kleinste dorpen van Friesland, zou in 1961 wegens bouwvalligheid worden afgebroken, maar dankzij particulier initiatief van een oud-inwoonster en luisterende oren van betrokkenen is de kerk gehandhaafd en in 1972 gerestaureerd. Het orgel was inmiddels overgebracht naar de nabijgelegen kerk van Húns.

Kerk en toren zijn sterk vernieuwd, maar aan de noord- en oostzijde is te ervaren dat het gebouw uit de middeleeuwen dateert. De oude gedeelten tonen duidelijke kenmerken van de romano-gotiek, wat aannemelijk maakt dat het gebouw uit de 13de eeuw dateert. De zuidmuur is geheel herbouwd, beneden met hergebruikte gele steen; daarboven in kleine gele drielingen en met grote rondboogvensters. Aan de westzijde staat de rondbogige ingang geflankeerd door gemetselde pilasters met lijstkapitelen. Het driezijdige koor van gele kloostermoppen springt iets in en heeft onder de dakvoet een uitgemetselde lijst en aan de zuidzijde staat een spits gesloten venster. In de sluitmuur zit een met rode baksteen dichtgezet romano-gotisch venster waarvan de diepe dagkant van een kraalprofiel is voorzien. In de derde koormuur staat een rondboogvenster. De noordelijke muur van gemêleerd gele moppen is nog oorspronkelijk en daarin zijn hooggeplaatste rondboogvensters met hoekige dagkanten te zien.

Beneden staan twee met rode baksteen dichtgemetselde ingangen; iets uit het midden een eenvoudig rondbogige en aan de westzijde een opening onder een segmentboog in een geprofileerde korfbogige nis. De toren is in 1878 ommetseld en heeft nu drie geledingen met door rondbogen gedekte spaarvelden, spitse galmgaten en een ingesnoerde spits.

Binnen is de kerkruimte gedekt met een vlak balkenplafond. Aan de sporen in de koorsluiting is te zien dat die ruimte overwelfd is geweest. Onder in de noordwand zijn diepe nissen uitgespaard, waarvan één dient als expositieruimte voor de vondsten die tijdens de ingrijpende restauratie in 1968-’70 zijn gedaan. De preekstoel met klankbord is vrij jong maar wel naar klassiek model vervaardigd, met kussenpanelen op de kuip. Ook de doopvont is van recente datum.

De Gertrudiskerk staat op een opmerkelijk hoog terprestant. De huidige kerk is in het midden van de 16de eeuw opgetrokken van bouwmateriaal van een voorgangster en heeft een eeuw later (1642) een omklamping gekregen. In de zuidmuur staat een reeks segmentvormig gesloten vensters in geprofileerde dagkanten; bij de voorkerk zien we ze in een kleiner formaat. Aan de westzijde staat bovendien de korfbogig gesloten ingang in een spitsboognis. Onder de dakvoet zit een reeks houweelvormige muurankers. De vijfzijdige sluiting heeft, op de noordelijkste wand na, geen vensters. In de noordmuur staan twee vensters van hetzelfde type als die aan de andere zijde en er zijn sporen te zien van twee soortgelijke, dichtgemetselde vensters. Aan de westzijde staat in deze muur bovendien een spitsbogige nis die ongetwijfeld de noordelijke ingang heeft bevat. Hier zien we opnieuw houweelvormige ankers. De westelijke gevel is, op de plint en de hoeken met oude baksteen na, met de westgevel van de ingebouwde toren in kleine, bruine steen vernieuwd. Er staat een grote, rondbogige ingang in en hoog, asymmetrisch geplaatst rondboogvenstertje.

De toren met zadeldak is in 1851 grotendeels vernieuwd of beklampt; aan de oostzijde zijn boven het kerkdak gedeelten van oud muurwerk te zien. De zuidelijke en noordelijke torengevels zijn met houten delen en latwerk bekleed. In deze bruingeschilderde huid zitten kleine vierkante kijkuits. Op een van de topografische tekeningen uit de 18de eeuw is te zien dat deze wanden waren versierd met diepe nissen. Wellicht hebben die problemen gegeven en is de houten beklamping er tegenaan gezet.

Het interieur wordt gedekt door een gedrukt houten tongewelf met trekbalken op laatgotische, gesneden sleutelstukken. Tegen de oostelijke sluitmuur staat de preekstoel met klankbord binnen een doophek met balusters. Het uit 1642 daterende preekmeubel heeft gegroefde hoekzuilen en fraai getoogde panelen met middenornament. Op de westgalerij met een balustrade met opengewerkte ijzeren roosters staat geen orgel meer. Daar is de gevel beschilderd alsof het gewelf er koorvormig sluit. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

De kerk die mogelijk aan Sint-Petrus of Sint-Catharina was toegewijd, gezien de door Johannes in 1498 gegoten klok, dateert deels uit de 13de eeuw. Onder de beklampte westgevel zit zelfs nog tufsteenwerk uit de 12de eeuw. Er zijn verschillende keren ingrijpende wijzigingen geweest , waardoor het avontuurlijk is om de geschiedenis van de op het eerste gezicht wat rafelige kerk te lezen. De grotendeels van rode kloostermoppen opgetrokken noordmuur geeft het meest prijs van de oude kerk. Aan weerszijden van de nog gebruikte, segmentvormig gesloten ingang staan lisenen, verder oostwaarts zijn sporen te zien die wijzen op weggehaalde lisenen of misschien wel op een verwijderde aanbouw.

Op tweederde hoogte zien we een weggehakte dubbele bloklijst waarboven muurwerk zit van de verhoging van de kerk die in ongeveer 1480 gelijk met een verbreding moet hebben plaatsgevonden. In het westelijke gedeelte zitten twee sporen van dichtgemetselde romaanse vensters. In 1827, toen de kerk uitwendig en inwendig een stevige renovatiebeurt kreeg ( zie het opschrift op de orgelgalerij), zijn steunberen tegen de muur geplaatst waarvan de oostelijke een wigvorm heeft. Het koor met driezijdige sluiting, twee spitse vensters en slanke steunberen tegen de hoeken, is in 1909 vernieuwd. De zuidmuur vertoont het gotische karakter van na de vergroting omstreeks 1480 met drie grote spitsboogvensters, een klein venster aan de westzijde en daartussenin een half tot venster dichtgezette, fraai geprofileerde ingang in een spitsboognis en met een rechthoekig kader. In dit muurwerk zijn sporen te zien van weggehakte lisenen. De westgevel is in 1924 op een onbarmhartige wijze beklampt. De zadeldaktoren is verdwenen; er staat nu een houten, met leien bekleed geveltorentje met spits op het dak.

Inwendig geven sporen in de noordgevel aan dat de kerk ooit overwelfd is geweest. Bij de opknapbeurt van 1827 is het huidige tongewelf aangebracht. In dezelfde tijd is het liturgische centrum van nieuw meubilair voorzien: preekstoel met klankbord, doophek en de van balusters voorziene herenbanken, waarvan één het alliantiewapen van de familie Botma uit 1773 draagt.

De kerk staat in Lollum op een vrij krap en hoog kerkhof, restant van de afgegraven terp. De zaalkerk is romaans, wat nog te zien is aan de volumewerking en het iets inspringende rondgesloten koor. Maar het bouwmateriaal met de sporen van oude vensters of versieringen is niet te zien sinds het schip in de 19de eeuw werd bepleisterd. Toen is onder de dakrand een nieuw spitsboogfries gemetseld; mogelijk heeft het oude muurwerk ook een dergelijke versiering gehad. In de noordelijke muur staan nu twee flinke spitsboogvensters, in de zuidelijke muur drie van deze vensters en aan de westzijde voor de voorkerk een roosvenstertje. In de halfronde koorsluiting staan aan de zijkanten ook spitsboogvensters waarvan de onderdorpels wat hoger liggen. Het westelijke front met halfingebouwde toren is in 1883 van grauwbruine baksteen gebouwd. Er staat een royale ingang met halfrond bovenlicht in en hoger nog een klein roosvenster. In de vleugelmuren staan grote rondboogvensters. De houten torenopbouw heeft gepaarde galmgaten en na een daklijst op klosjes een ingesnoerde spits. Er hangt een welluidend klokje in, in 1530 gegoten door Geert van Wou II.

Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf. De trekbalken zijn, met uitzondering van de koorsluiting, vervangen door stangen die nu in de korbelen met sleutelstukken liggen. De preekstoel met klankbord is tegen de oostelijke sluitmuur geplaatst. Hij is in 1718 in barokke vormen vervaardigd door Cornelis Cornelisz. Op de hoeken van de kuip staan pilasters met plantenfestoenen en fantasiekapitelen en de panelen zijn versierd met zwierig krullend loofwerk met bloemen.

Het doophek wordt bekroond door balusters en voor dit hek staan, tegenover elkaar, twee eenvoudige, overhuifde kerkbanken die vermoedelijk in de 19de eeuw tot stand kwamen. Aan weerszijden van het middenpad staan bankenblokken, waarbij de wangen van zeven vrouwenbanken opvallen. Ze vertonen gesneden versieringsmotieven in de Lodewijk XVI-stijl en zullen uit ongeveer 1780 dateren. Het orgel is met hergebruik van oudere onderdelen in 1914 gebouwd door de firma Bakker & Timmenga.

De kerk met toren op de dorpsterp van Longerhouw herbergt een aantal kunstschatten van grote betekenis. De zadeldaktoren is in de 13de eeuw gebouwd; mogelijk is de bovenbouw na blikseminslag in 1897 vernieuwd. De toren is van gemêleerd gele kloostermoppen opgetrokken; de twee onderste geledingen hebben wat meer rood materiaal. De toren heeft geen ingang; er staat een spits venster in de westgevel. Boven in de toren heeft elke zijde twee rondbogige galmgaten. De kerk is ter vervanging van een middeleeuwse voorgangster in 1757 gebouwd. Zij is een ongelede zaalkerk van bruine baksteen met smalle rondboogvensters en een vijfzijdige koorsluiting. Aan de zuidzijde staat de door pilasters geflankeerde en door een driezijdig fronton gedekte ingangspartij.

Het interieur wordt overdekt door een houten tongewelf met trekbalken. Aan de zuidzijde staat de preekstoel met klankbord binnen een van getorste balusters voorzien doophek. De preekstoel met rococo-ornament is in 1757 door een groot, maar onbekend meester gesneden. Op de panelen zijn levendige en zeer fijn behandelde voorstellingen uit de heilsgeschiedenis gesneden, vijf episoden uit het leven van Christus: Geboorte, Kruisiging, Opstanding, Hemelvaart en Laatste Oordeel. Het orgel is in 1868 gebouwd door L. van Dam & Zn. In de koorsluiting hangt een groot Tiengebodenbord. Het is aan twee zijden beschilderd en vermeldt op de keerzijde de vernieuwing van de kerk van het nabijgelegen Schettens (een vrij jonge kerk met een excellente collectie renaissancegrafzerken). Een tweede bord met een vermaning heeft een empire omlijsting.

Bij de restauratie in 1985 zijn onder het koor belangrijke fragmenten van een 14deeeuwse tegelvloer in mozaïek gevonden. Kleine fragmenten van dergelijke vloeren zijn tot nu toe in het nabijgelegen Exmorra en in Rinsumageest, Wijnaldum en Burgum gevonden, terwijl enkele jaren geleden ook iets grotere stukken in de kerk van Oosterbierum zijn aangetroffen. De vierkante, drie- en rechthoekige tegels hebben glazuren in verschillende kleuren en de centrale tegels in de patronen laten voorstellingen zien van een ruiter, Franse lelies, een adelaar, een hert, een rozet en een gelaat, vrij zeker dat van Christus.

De Gertrudiskerk staat sinds 1557 als hoogtepunt in het midden van het schilderachtige terpdorp Lytsewierrum. In 1514 was door brand de van tufsteen gebouwde voorgangster verwoest. In de zuidelijke muur geeft de stichtingssteen te lezen dat de kerk op 31 maart 1557 is gebouwd, toen het brood twaalf stuivers kostte (vergelijk Visvliet in Groningen). Het extreem dure brood moet het gevolg van een epidemie of een andere crisis zijn geweest. De onderbouw van de kerk is van gele moppen. Dan volgt een rondgaande cordonlijst waarboven het muurwerk van kleine steen is. De kerk is aan de zuidzijde geleed geweest door grote spitsboogvensters met neggen in de dagkanten. Enkele vensters zijn later dichtgemetseld. De middelste nis met een vorktracering is waarschijnlijk oorspronkelijk. Even westelijker is in zo’n nis een fraaie ojiefvormige maar wel dichtgemetselde ingang te zien waarin de stichtingssteen is geplaatst. Aan de westelijke zijde van de noordmuur staat een vrij jonge ingang onder een segmentboog. Even oostelijker zit tussen de twee vensters een hoge, tot de grond toe doorlopende nis die waarschijnlijk een ingang heeft bevat en veel oostelijker is een rondboogspoor te zien dat ook wijst op een voormalige ingang. In de vijfzijdige koorsluiting staan twee vensters. De ongelede zadeldaktoren dateert waarschijnlijk uit de 15de eeuw en is in 1722 gedeeltelijk beklampt met kleine steen. Hij heeft rondbogige galmgaten en in de geveltoppen zitten spitsbogige, klimmende nissen. De windvaan heeft de vorm van een ruiter.

De kerkruimte wordt gedekt door een houten tongewelf dat in 1928 een beschildering ontving in art déco-vormen. Op het warmrode fond zijn golfrandjes langs de ribben en een brede band langs de voet geschilderd. Tussen visblaas-achtige ornamenten staan christelijke symbolen op helderblauwe medaillons. Binnen het doophek met balusters staat de preekstoel met klankbord tegen de oostelijke sluitmuur. Voor het koorhek staan twee overhuifde herenbanken tegenover elkaar. Het vormt een ingetogen 18de-eeuws geheel. L. van Dam & Zn. bouwden in 1870 het orgel. De kerk bezit nog haar mooie collectie petroleumlampen.

Hoewel het aan de buitenkant moeilijk af te lezen is dateert de kerk grotendeels uit begin 15de eeuw. Zij is in 1865-’67 verhoogd, van spitsboogvensters voorzien en gepleisterd. Het schip en het vijfzijdig gesloten koor worden door beren in traveeën verdeeld. In elk muurvak staat een groot venster met een tracering in neogotische stijl. De koorvensters zijn smaller. De drieledige toren met spaarvelden onder rondbogen en met een ingesnoerde spits is naar ontwerp van de plaatselijke architect J.K. Boorsma in 1868 gebouwd. Rondom het ruime kerkhof is in 1863 een monumentaal gietijzeren hek geplaatst, vervaardigd door de Leeuwarder ijzergieterij Mohrmann en met veel neoclassicistische details ontworpen door mogelijk Hermann Rudolf Stoett.

Het interieur wordt gedekt door een tongewelf dat met de moerbalken en korbeelstellen decoratief is gestukadoord, vergelijkbaar met het interieur van Baaium waar J.D. Fast werkzaam was. Onder dit aardige gewelf is een grote rijkdom uitgestald. Het meubilair, in de jaren 1779-’81 aangebracht door de Leeuwarder timmerman Teeke Sentjes, is van prachtig snijwerk voorzien door Hermannus Berkebijl. Brandpunt is de ronde preekstoel met een rond klankbord. De panelen verbeelden een aantal ontmoetingen met Christus: het gesprek met Nicodemus, de genezing van de waterzuchtige, de overspelige vrouw, de twaalfjarige Jezus in de tempel en de Samaritaanse vrouw. Op de stijlen ertussen is allerlei symboliek te vinden. Het doophek is opengewerkt met krullend loofwerk en bekroond met siervazen die ook te vinden zijn op de van decoratief snijwerk voorziene wangstukken van de banken. De puiwand onder het orgel is versierd met trofeeën van muziekinstrumenten. Op het orgel, in 1879 gebouwd door L. van Dam & Zn., zijn beelden geplaatst van het orgel van 1844.

In het nabijgelegen voormalige dorp Skillaert staat op een kerkhofterp een bijzondere toren; de kerk is in 1880 gesloopt. De toren is gebouwd in 1576, vlak voor de hervorming. De zadeldaktoren heeft op een renaissance wijze in de hoogste twee geledingen ionische pilasters en nissen en lager consoles met engelen- en saterkoppen in maniëristische trant.

De midden in het terpdorp gelegen kerk, gewijd aan Godehardus, heeft geen aantrekkelijk westelijk front. De muren van schip en koor hebben evenwel veel interessants te vertellen. De kerk is goeddeels in de eerste helft van de 13de eeuw gebouwd, zij kan als romano-gotisch bouwwerk worden gekarakteriseerd. Dat beeld wordt door veel sporen van eerder en later verstoord en verrijkt. Zo is in beide muren tufsteen verwerkt van de vorige kerk uit de 11de eeuw. In de noordmuur zit vrij veel grijze tufsteen tussen de rode baksteen verwerkt. Laag staat een rondboogvenster van de voorkerk. Dan volgt een dichtgemetselde, rondbogige ingang met een ovaal venstertje. Verder oostwaarts staan drie flinke rondboogvensters uit 1802, soms met sporen van gotische vensters erbij. Rond het middelste zijn bovendien sporen van een verdwenen aanbouw te vinden. Het vijfzijdig gesloten koor heeft op de hoeken vrij complete, van baksteen gemetselde rondstaven.

De koormuren laten sporen van middelgrote rondboogvensters zien, alleen aan de zuidzijde zit een grote spitsbogige nis van een voormalig gotisch venster. Ook de zuidelijke muur heeft drie rondboogvensters uit 1802 en sporen van gotische vensters, tufsteenvelden, sporen van een verdwenen aanbouw en aan de westzijde een dichtgemetselde rondbogige ingang met ovaal venstertje. De westelijke gevel heeft met lisenen een driedeling. In het torenelement staat de omlijste ingang met halfrond bovenlicht, een gedenksteen en hoog een roosvenster. In de vleugelmuren staan grote rondboognissen. In de toren met ingesnoerde spits zitten gemetselde rondbooglijsten en dubbele galmgaten.

De kerkruimte wordt gedekt door een tongewelf met trekbalken. De in 1658 door Dirk Sydtses vervaardigde preekstoel met klankbord heeft een kuip die versierd is met gegroefde hoekzuilen en gecorniste panelen. De ertegenover staande overhuifde herenbank is in 1723 gesneden door Jacob Sydses Bruinsma voor Dieuke Wielinga-Westerhuis. Hij heeft getordeerde en omrankte zuilen en een opengewerkte kuif met wapens. Het orgel is oorspronkelijk van J.A. Hillebrand (1831); de kas is nog origineel maar het instrument is al in 1833 en daarna ook nog een paar keer verbeterd.

De Pontianuskerk staat midden in het radiale terpdorp Marssum. De noordelijke muur met veel tufsteen maakt duidelijk dat de bouw van de kerk tot de 12de eeuw teruggaat. In dit muurgedeelte zitten duidelijke romaanse sporen: twee dichtgemetselde rondboogvensters en laag een spoor van een rondbogige ingang. De muur is in de 15de eeuw met baksteen verhoogd en oostelijker is de kerk in de 13de eeuw verlengd. Aan de torenzijde staat een ingang onder een korfboog in een spitsbogige nis, in gotische trant, maar van latere tijd. De zuidelijke muur bestaat uit gemêleerd gele kloostermoppen, maar in enkele muurdammen tussen de vijf grote spitsboogvensters zijn ook nog veldjes tufsteen te zien. Aan de westzijde staat de 17de-eeuwse ingang, korfbogig in een spitsbogige nis van kleine rode baksteen en met neggen, lijstkapitelen en een sluitsteen met engeltje. Het koor met een vijfzijdige sluiting van kleine gele steen is waarschijnlijk in het derde kwart van de 18de eeuw gebouwd. De koorsluiting kreeg op de hoeken penanten en korte spitse vensters. De 13de-eeuwse toren is ongeleed gebouwd van geel gemêleerde baksteen. De zuidelijke en westelijke zijden kregen in de 18de eeuw een beklamping van gele klinkertjes en in 1848 is de zadeldakbekroning vervangen door een ingesnoerde spits.

Inwendig heeft de kerk een licht spitsbogig houten tongewelf met trekbalken op korbelen en muurstijlen. In de jaren-1660 hebben de twee Leeuwarder timmerlieden Ede Karstens en Biense Wybes de inrichting van het interieur grondig aan moeten pakken. Lambrisering, banken met knoppen en sommige zelfs met gesneden wangen, doophek en preekstoel zijn toen vernieuwd. De preekstoel met klankbord heeft getordeerde hoekzuilen en panelen met bloemenvazen. Tegenover de preekstoel staan twee op getordeerde en omrankte zuilen overhuifde en van kuifstukken voorziene herenbanken. Links die van Goslinga-Andringa (ongeveer 1670) en rechts de grote van Eysinga (1671). In de koorsluiting vinden we de 18de-eeuwse overhuifde herenbank van Bouwmeester-Jongestal. Daarnaast staat de uit Leeuwarden overgebrachte grafzerk van de familie van Popta. Het orgel is in 1803 gebouwd door Albertus van Gruisen.

De grote Martinuskerk is in laatgotische stijl gebouwd. De oude 13de-eeuwse kerk is in de 15de eeuw verlengd en verbreed, grotendeels opnieuw opgetrokken en van het vijfzijdig gesloten koor voorzien. Gedeelten van de noordmuur zijn hergebruikt en door een ommetseling aan het oog onttrokken. Het metselwerk is buitengewoon decoratief uitgevoerd door afwisselende lagen rode en gele steen. Ook de verfijningen van profielen bij ingangen en dagkanten van vensters hebben deze kleurrijke afwerking. Schip en koor hebben eenmaal versneden beren waarover de waterlijst doorloopt. In schip en koor staan aan beide zijden grote spitsboogvensters met natuurstenen traceringen in dubbele vorkvorm.

In de derde travee van de noordmuur staat een fraaie ingang in een rechthoekige omkadering met getordeerde rondstaven. Daarbinnen zit een geprofileerde spitsboognis met kepervormig siermetselwerk en een spoor van een beeldnis. Bij de overgang van schip en koor zijn in deze muur sporen van een aankapping en een dichtgemetseld groot lancetvenster te zien: herinneringen aan de in 1669 gesloopte sacristie. De zuidmuur heeft geen ingang; de westelijke twee traveeën hebben in het basement wel twee brede, rechthoekige vensters. De kloeke, ongelede toren is getuige een stichtingssteen van roze Bremer zandsteen in 1505 gebouwd. De spits werd in 1818 vervangen door een sterk verjongde opbouw met zadeldak.

De kerk brandde in 1947 geheel uit; het muurwerk bleef staan, maar de kap en vrijwel het volledige interieur gingen verloren. De herbouw vond van 1951 tot 1955 plaats.

De grote kerkruimte heeft een nieuw houten tongewelf waarvoor A. Bergman de gewelfschotels vervaardigde met afbeeldingen van de evangelistensymbolen, een profeet, de bijbel, het Lam Gods, een wapenuitrusting en een pelikaan. De vrij kleine preekstoel is afkomstig uit de doopsgezinde vermaning van Blije. De nieuwe doopvont van de hand van beeldhouwer Meefout is voorzien van de evangelistensymbolen. De tekstborden zijn in 1781 vervaardigd door Jan Willem Smits. In de vloer ligt een grote collectie grafzerken waaronder belangrijke uit de renaissancetijd. Een deel daarvan is afkomstig uit de gesloopte Galileërkerk in Leeuwarden.

De kerk, gewijd aan Johannes de Evangelist, staat midden in het kleine, gave terpdorp. De kerk is met koor in de tweede helft van de 13de eeuw gebouwd. Het muurwerk is rondom bekroond door een zaagtandlijst. De muren hebben steunberen in verschillende vormen. Het eerste vak van de noordmuur is blind. Het volgende heeft een groot spitsboogvenster en een klein exemplaar met een kraalprofiel in de dagkant. Daaronder zit laag een spoor van een dichtgezette ingang. Weer oostelijker staat bij een groot rondboogvenster een fraaie dichtgemetselde ingang: sleutelgatvormig en met rondstaven versierd binnen een spitse nis. Boven in het daaropvolgende vak zit een stukje rondboogfries en onder het rondbogige venster zit een rondbogig spoor, wellicht een vroegere hagioscoop. Daarna volgt het vijfzijdig gesloten koor met enkele rondboogvensters met kraalprofielen. In de zuidmuur staan spitse vensters. In het westelijke vak staan bovendien een smal rondboogvenster en daaronder sporen van twee toegemetselde ingangen. De westelijke gevel is met de toren in 1843 vernieuwd. De elegante, neoclassicistische houten torenopbouw, waarschijnlijk ontworpen door Roelof Boorsma, heeft twee geledingen met pilasters, segmentpassen, lijstwerk met consoles en andere sier.

De sfeervolle kerkruimte wordt gedekt door een gedrukt houten tongewelf. De kerkbanken hebben gedraaide knoppen. De uit 1849 daterende onversierde preekstoel met klankbord staat binnen een doophek met balusters. Ertegenover staat een 18de-eeuwse herenbank met boven het rugschot een wapen met korenaren, mogelijk van de familie Sluijterman. Ten oosten van de preekstoel staat een herenbank uit 1622 met in het timpaan het alliantiewapen van de familie Botma. Boven de herenbank in de sluitwand zit een zandstenen, in marmerimitatie beschilderd maniëristisch epitaaf voor Wopke van Scheltema en Frouck Roorda uit 1625. Tegen de noordwand bij het orgel staat de renaissancegrafzerk uit 1627 van hun zoon Scipio van Scheltema en ook de barokke zerk uit 1755 voor Gerrit Botma en Jantje Nannes. De laatste dame was in 1740 de schenkster van het door Johan Michaël Schwartsburg gebouwde orgel.

De Johanneskerk staat ruim in het centrum van het dorp. De toren is aan het einde van de 12de eeuw gebouwd, waarna de bouw van het schip spoedig volgde. En in en bij die toren vinden we nog oudere herinneringen. De zadeldaktoren heeft pinakels op de toppen, schouders en een rondbogig galmgat aan elke zijde. In de romp zitten wat rondbogige lichtsleuven. De toren wordt op de hoeken gesteund door beren. De westelijke ingang is met een klein venster geplaatst in een hoge rondboognis. In de gevels aan weerszijden van de toren zitten liseen-achtige vermetselingen die met die in de oostelijke gevel van de toren erop zouden kunnen wijzen dat er een midden 12de-eeuws gereduceerd westwerk zou hebben gezeten. Tegen dit muurwerk zijn steunberen geplaatst. In de noordmuur staan twee spitsboogvensters uit de 16de eeuw maar ook sporen van twee dichtgemetselde romaanse venstertjes met opvallende rondboogjes van gele steen in verder rood muurwerk. Er zit bovendien een rondbogige, dichtgemetselde ingang. Even verderop zien we een hoog, smal rondboogvenster, eveneens dichtgezet. Dichtbij het koor zijn laag een rondboogje en een rechthoekige nis te zien, mogelijk herinneringen aan een hagioscoop en een piscina. In de zuidmuur staan vier 16de-eeuwse spitsboogvensters en een ingang binnen een jonge spitsboognis. Iets ten oosten van het midden zitten de moeten van een vrij hoog rondboogvenster. Het vierzijdig gesloten koor dateert uit het midden van de 13de eeuw. Het is later verhoogd en het bezit op de hoeken lisenen en een bekroning van een rondboogfries met een zaagtandlijst.

Binnen is de kerkruimte gedekt met een houten tongewelf uit 1604. De preekstoel met klankbord binnen het eenvoudige doophek, mogelijk het werk van Yge Rintjes, dateert van 1775 en laat snijwerk in rococovormen zien. Op de panelen zien we rocaille-lofwerk en op de hoekpilasters vruchtenfestoenen. De herenbank, voorzien van een kuifstuk met familiewapen, dateert ook van 1775. Het orgel is in 1906 gebouwd door Mart Vermeulen uit Woerden.

De kerk staat aan de oostzijde van de rechthoekige, niet zeer hoge dorpsterp. Het gebouw is in 1678 opgetrokken uit voornamelijk middeleeuws rood moppenmateriaal, ongetwijfeld afkomstig van de vorige kerk. De zaalkerk heeft een driezijdige sluiting en een houten geveltoren die met leien is bekleed en een ingesnoerde spits heeft. De westelijke frontgevel, opgemetseld uit kleine rode baksteen, dateert waarschijnlijk uit 1817 toen de kerk werd gerepareerd. In het midden staat een klein rondboogvenster. De ingang zit aan de noordzijde. Het is een grotendeels van kleine rode steen gemetselde rondbogige poort, geflankeerd door gemetselde pilasters, maar zonder bekroning. In het gevelveld erboven staat een klein rondboogvenster. Er zitten twee gedenkstenen, waarvan de ene de eerste steenlegging in 1678 door Cornelis Bosman memoreert. In de noordmuur staan drie, in de zuidmuur vier flinke rondboogvensters en in de koorsluiting vinden we er twee.

Onder de dakvoet zit een blokfries, waarvan de strekken bij de koorpartij rond zijn geslepen. In deze koorsluiting zijn sporen van de bouwers te vinden. Een plat verwerkte steen met hoekornamenten draagt de naam Geert Hendriks, zijn huismerk en 1678. Daarnaast zijn twee stenen ingekrast met: 1996 en T.H. en weer verder zien we een platte steen met een oud merk van: Douwe Roelifs, een troffel en een rad.

Inwendig heeft de kerkruimte een gedrukt tongewelf met trekbalken in blauwe kleuren. In de koorsluiting staat de preekstoel met klankbord binnen een doophek met dichte panelen en gedraaide knoppen. De kanselkuip uit 1678 heeft gecanneleerde hoekzuilen en getoogde panelen. In de vloer ligt een aantal gebeeldhouwde zerken uit de 17de eeuw. Twee tekstborden met elegant gesneden lijstwerk dateren uit de tweede helft van de 18de eeuw. Het orgel staat op de westgalerij, gedragen door zuilen en pilasters die in vrolijke kleuren zijn gemarmerd. Het instrument is in 1818 gebouwd door J.A. Hillebrand waarbij de 17de-eeuwse beelden van de harpspelende David en bazuinstekende engelen van een vroeger orgel zijn hergebruikt.

Het kerkje van het oude streekdorp Nieuweschoot is nabij de vrij grote plaats Heeren veen middelpunt geworden van een funerair park. Het heeft een vrij klein kerkhof, waaromheen geleidelijk een zeer grote, goed verzorgde begraafplaats is gegroeid en waarbij bovendien een crematorium is gesticht.

De kerk heeft een voorgangster gehad; in de bronnen blijkt de kapel van Nieuweschoot onderhorig aan de kerk van het oostelijk gelegen dorp Oudeschoot. De kleine kerk is in laatgotische stijl gebouwd in de 15de eeuw. Er zijn ook meningen die de bouwtijd met hergebruik van oude kloostermoppen op de 17de eeuw houden. De noordelijke muur bevat drie niet oorspronkelijke grote rondboog-vensters in vrij diepe dagkanten met enig profiel. Nabij het koor is naast een venster een smalle, licht spitsbogige nis te zien, mogelijk een dichtgemetseld venster. Een vergelijkbare nis, maar daar spitsbogig, van vorm zit ongeveer in het midden van de zuidelijke gevel. Het koor is driezijdig gesloten waarbij de hoeken zijn geschraagd door eenmaal versneden steunberen. In de noord- en zuidoostelijke muurdelen staan rondboogvensters; in de sluitmuur zit een grote rondbogige nis geflankeerd door twee kleine, ronde vensters.

De zuidelijke schipmuur bezit drie rondboogvensters en in het midden de genoemde nis. De westelijke frontgevel wordt op de hoeken geschoord door eenmaal versneden steunberen en aan weerszijden van de rondbogige ingang steunen uitgemetselde penanten de gevel. De geveltop met schouders en toppinakel is opnieuw gemetseld vlak voor of na de laatste wereldoorlog. Daarvoor heeft er een afwolving van het dak gezeten die een eerdere topgevel verving.

Ten zuidwesten van de kerk staat een kleine klokkenstoel. De huidige dateert uit omstreeks 1930, maar hij heeft zeker een voorganger gehad. De klok die hij onder het zadeldak bergt, stamt uit de 15de eeuw, maar bezit noch datering noch nadere aanduiding.

De kerk in het begraafpark functioneert al tientallen jaren als aula. Liturgische elementen ontbreken. In de vensters zijn glasappliqués met symbolische voorstellingen aangebracht, in 1976 vervaardigd door Hank Niemeher.

De Nicolaaskerk lijkt wat buiten het streekdorp te staan, maar oorspronkelijk stond zij er strategisch bij de overgang van de interlokaal belangrijke wegen Middelweg en Buitenweg. De kerk is aan het begin van de 16de eeuw totstandgekomen en heeft de karakteristieken van de late gotiek. De muren hebben een travee-indeling tussen eenmaal versneden steunberen met afdekplaten. De noordelijke schipmuur bezit in de westelijke travee een moderne dubbele deur in een rechthoekig kozijn, waarvoor het venster moest worden ingekort.

Het is een voor de kerk onwaardige ingang. In de travee ernaast heeft een ingang gezeten die is dichtgemetseld met deels rode en deels gele baksteen en waarboven een ingekort venster zit. De volgende vier venstertraveeën bezitten gebruikelijke spitsboogvensters, waarbij het opmerkelijk is dat deze vensters, net als aan de zuidzijde, door een zandstenen waterlijst zijn gebroken. Even opmerkelijk zijn de dagkanten die omlijstingen van gele baksteen binnen rood bakstenen profielen kregen. In de zuidelijke muur vinden we een vergelijkbare aanpak. Daar is wel de vormgeving van de ook hier dichtgemetselde ingang duidelijker. De hoge, geprofileerde spitsboognis is verlevendigd met zandstenen neggen en daarin staat de met geel gemêleerde baksteen dichtgezette, afgeplatte korfbogige poort, die ook weer neggen kreeg.

De slanke toren met ingesnoerde spits gaat onversneden op, maar op tweederde van de hoogte is een zandstenen waterlijst aangebracht. Beneden heeft de toren in de drie vrijstaande zijden hoge spitsbogige openingen gekend die alledrie later zijn dichtgemetseld. Aan de westkant kwam zelfs een forse, wigvormige steunbeer.

Het schip wordt binnen gedekt door een hoog tongewelf waardoor de van buiten laag ogende kerk inwendig toch allerminst een gedrukte aanblik biedt. Het doophek met getordeerde balusters is van omstreeks 1660. De merkwaardige, als brede lezenaar met gietijzeren balusters en trapvleugels gevormde preekstoel is veel jonger. Hij staat onder een gestukadoord tussenplafond dat als klankbord werkt. Het orgel is in 1883 gebouwd door J.F. Kruse van de firma W. Hardorff en Zoon.

De grote kerk met kloeke toren is bijzonder mooi gelegen op een ruim, ovaal en geheel omgracht kerkhof. Het schip met het vijfzijdig gesloten koor is kenmerkend laatgotisch. De kerk werd in het begin van de 16de eeuw grotendeels gebouwd van hergebruikte gemêleerd gele moppen van de oude 13deeeuwse kerk. Het schip is zeven traveeën diep tussen eenmaal versneden steunberen. Inclusief de boven de ingangen ingekorte vensters staan er dan ook zeven spitsboog-vensters in de zuidmuur, maar de noordmuur heeft slechts drie grote vensters. Ze hebben kozijnen en roeden uit het begin van de 19de eeuw. In het zuidoostelijke koorvak is de oorspronkelijke zandstenen vorktracering in een dichtgezet venster te zien. Onder de vensters loopt rondom een zandstenen waterlijst. In de zuidelijke muur staat in het westelijke vak een meervoudig geprofileerde korfbogige ingang uit ongeveer 1600 die in 1664 een barokke bekroning kreeg. In de noordelijke muur staat een niet al te oude rondbogige ingang in het westelijke travee en in het volgende vak een fraaie, dichtgemetselde ingangspartij: een poort gedekt door een segmentboog en daarboven een korfbogige nis met een diepe beeldnis. Het geheel is rechthoekig omkaderd. De toren is in de late 13de eeuw ongeleed gebouwd en is in de 17de eeuw een stuk verhoogd. De oude galmgaten zijn dichtgezet en er zijn nieuwe gemaakt in de nieuwe geleding.

Inwendig is het koor in de 19de eeuw van het schip afgescheiden. Het schip is gedekt door een houten tongewelf dat in dezelfde periode gestukadoord is. In de kerkvloer ligt een aantal belangrijke gebeeldhouwde zerken, waaronder een portretzerk voor de priester Kempo Hottinga die in 1536 mogelijk door de meester Benedictus Gerbrandtsz. is gehouwen en een zerk voor Sydts van Botnia die Vincent Lucas in 1550 met veel renaissancesier maakte. De preekstoel met klankbord en getordeerde hoekzuilen en gekorniste panelen aan de kuip is in 1659 vervaardigd. De fraaie afscheidingswand onder het orgel lijkt in dezelfde tijd gemaakt te zijn. Het orgel is in 1840 door Willem van Gruisen gebouwd.

De kerk is omstreeks 1230 van rode kloostermoppen gebouwd. De laat-romaanse karakteristiek kan aan de noordzijde worden afgelezen. Daar zitten sporen van dichtgemetselde middelgrote rondboogvensters en, heel onduidelijk, ook herinneringen aan de rondbogige ingang. De aan de westzijde vreemde inbreuk van een rechthoekig venstertje en het hoog zittende radvenster zijn van jongere datum. Bovendien is aan de oostzijde een grote rondboog te zien die wijst op een vroegere aanbouw. De profielen van deze aanbouw zijn binnen duidelijk zichtbaar. Ook in de zuidelijke muur zit op dezelfde plaats zo’n rondboog in het metselwerk. Het zijn aanbouwen van laatmiddeleeuwse kapellen die in de 17de eeuw zijn gesloopt. De zuidelijke muur bezit drie grote rondboogvensters en aan de westzijde een brede ingang onder een korfboog. De hoek van het schip wordt sinds de 19de eeuw gestut door een wigvormige beer. Het vijfzijdig gesloten koor is in de 19de eeuw vernieuwd. Daarin is een bronzen, door Hildo Krop vervaardigde herinneringsplaquette geplaatst voor de filantroop Theo van Welderen baron Rengers (1867-1945). Tegen het koor ligt de grafkelder van de familie van Heemstra. De 14de-eeuwse toren, voorzien van enkele kleine rondboogvensters, is in het midden van de 17de eeuw deels beklampt. Toen heeft hij waarschijnlijk ook de huidige zadeldakbekroning gekregen.

Binnen is de kerkruimte met een segmentvormig gebogen houten gewelf gedekt. De preekstoel met klankbord is in 1632 door Dirck Claesz. vervaardigd. De donker geschilderde kuip is tot de vloer doorgetrokken en versierd met gouden biezen en zilveren hoekzuilen. Hiertegenover staat een herenbank uit 1641 met dubbele voorbank met balusters. De huif wordt gedragen door gecanneleerde zuilen en bekroond door obelisken en een opzetstuk met wapens. Aan de wanden hangt een aantal rouwkassen en –borden, waarvan vooral de van krijgstrofeeën voorziene kas van Feijo van Heemstra opvalt. De stokken van de vanen steken als lansen de kerk in. In de sluitmuur zit een zandstenen, fraai gepolychromeerde epitaaf in renaissancevormen voor Jelle van Eysinga. Het orgel op de westgalerij is in 1871 gebouwd door P. van Oeckelen.

De hoog-romaanse kerk staat op een ruim, door een muur omgeven kerkhof bij de brinkachtige open ruimte midden in Oldeberkoop. Het van tufsteen gebouwde schip dateert uit het midden van de 12de eeuw. Aan noord- en zuidzijde zit in de bovenzone een prachtig schema van spaarnissen tussen lisenen, afwisselend gedekt met twee en drie rondbogen. Alleen in de driepasnissen staat in het midden een klein rondboogvenster. In de 14de eeuw is het schip van gemêleerd rode en gele baksteen op gotische wijze verlengd en in het begin van de 16de eeuw is het oorspronkelijk in steen overwelfde koor vervangen door het huidige met driezijdige sluiting. Aan de noordzijde staat in het oude schip een dichtgemetselde, geprofileerde rondbogige ingang.

In het verlengde schip is nogmaals zo’n dichtgezette ingang te zien en bovendien zitten er een lancetvenster en een breed rondboogvenster met vorktracering. Aan de zuidzijde staat in het oude gedeelte een dichtgemetselde ingang in een spitsboognis van gotisch model. In de verlenging staan een nog steeds bruikbare rondbogige ingang, een groot venster en een lancetvenster. Het koor van donkerrode steen en verlevendigd met ‘speklagen’ van gele en helderrode steen en een zandstenen waterlijst, wordt op de hoeken gesteund door eenmaal versneden beren. De toren, in het begin van de Tachtigjarige Oorlog vernield, is in 1608 herbouwd in kleine gele steen met sieraccenten van rode steen op de hoeken en rond de galmgaten en met een zadeldak.

Het inwendige is door een gedrukt houten tongewelf, dat mogelijk al uit de 17de eeuw dateert, met trekbalken gedekt. In de wanden van het schip is het metrum van spaarvelden van de buitenkant herhaald. In de vloer lig-gen gebeeldhouwde zerken. De achtzijdige zandstenen doopvont op schacht en voetstuk dateert uit de 14de eeuw. De preekstoel met klankbord, hoekzuiltjes en gekorniste panelen op de kuip is 17de-eeuws, evenals de tegen de noordwand geplaatste herenbank. Het orgel heeft een kas uit 1858 en een instrument van Van Gruisen uit 1919 met ouder pijpwerk.

De Stephanuskerk is een grote laatgotische kerk met een kloeke toren waarvan het silhouet de wijde omgeving beheerst. Op deze plaats was in 1204 al een gebouw tot parochiekerk verheven. De huidige kerk is in 1545 totstandgekomen. Het schip van zeven traveeën, geritmeerd door steunberen en een rondlopende zandstenen waterlijst, wordt driezijdig gesloten. De beren zijn in de basementen versierd met zandstenen hoekblokken. Aan de zuidzijde staan zes grote rondboogvensters; de voorkerk is op een klein rondboogvenstertje na gesloten. De noordzijde heeft zeven vensters waarvan de westelijke boven de ingang in een rechthoekig kozijn is ingekort. De vensters hebben houten ramen en roeden die waarschijnlijk niet oorspronkelijk zijn. Mogelijk zijn er stenen traceringen geweest, zoals een nis, wellicht een dichtgezet venster, in de koorsluiting laat zien. De ongelede toren is in 1608 opgetrokken van een klein formaat gele steen.

Aan de zuidzijde is een traptoren met kleine vensters half uitgebouwd. Boven zitten aan elke zijde twee hoge rondbogige galmgaten. De toren heeft rond de ingesnoerde spits, met een balvormige verdikking aan de top, een ruime omgang met hek.

De kerkzaal wordt inwendig gedekt door een tongewelf met trekstangen. Rondom zitten in de muurzone onder de vensters grote en diepe spaarnissen. De preekstoel met klankbord en toognissen tussen gegroefde hoekpilasters op de kuip dateert uit het midden van de 17de eeuw. Hij staat binnen een doophek met balusters en gedraaide knoppen. Ook een van de twee overhuifde herenbanken is uit die tijd; de andere is van iets later. De van natuursteen gehouwen doopvont in kubistische vormen, spreuken en symbolen is in 1985 vervaardigd. De orgelkas door de Gebr. Scheuer uit 1858 kreeg in 1919 een instrument van de N.V. Orgelfabriek P. van Dam. In het koor staat een bijzonder kabinetorgel. Het instrument is in 1800 in empirestijl voor een particulier gebouwd, in 1844 voor de Janskerk in Haarlem door B.J. Gabry voorzien van een schijnorgelfront en in 1883 in deze kerk geplaatst.

De laatmiddeleeuwse Hippolytuskerk is on gewoon gesitueerd tussen de bossen van Olter terp. Zij was sinds de 18de eeuw min of meer een privékapel voor de patricische familie Van Boelens, die hier een buiten had, en de aan hen geparenteerden. De kerk is omstreeks 1500 gebouwd van gemêleerd gele en rode baksteen van groot formaat. Mogelijk is de kerk kort na de bouw naar het oosten uitgebreid, want in de noordmuur is een duidelijke bouwnaad zichtbaar. Rondom heeft het muurwerk een samengestelde tandlijst, die op enkele plaatsen is doorbroken door sluitingen van de vensters. Waarschijnlijk is de kerk eens verlaagd. De kerk wordt verlicht door smalle spitsboogvensters, aan de noord- en zuidzijde drie en in de rechte koorsluiting een klimmend stel van drie. In het midden van het schip staat aan beide zijden bovendien een breed spitsboogvenster met een bakstenen vorktracering. Alle vensters zijn voorzien van glas-in-lood. De sluitgevel wordt beëindigd met een traptop waarbij de trappen van ezelsruggen zijn voorzien. Ook de westelijke muur heeft een trapbeëindiging. De kerk is in 1912-’13 in opdracht van mevrouw B.W.T. Sandberg van Boelens op een vrijmoedige, romantische wijze gerestaureerd. In 1744 heeft de kerk een toren gekregen, ongeleed en met een ingesnoerde spits.

Boven de rondbogige ingang zit een stichtingssteen van de schenkers van 500 gulden – toen een fiks bedrag – voor de torenbouw: Ayzo van Boelens en Rinske Lycklama à Nijeholt. Zij overleden in 1782 en 1750. Hun rouwborden hangen tegen de westelijke wand in de kerk.

Inwendig wordt de kerk gedekt door een tongewelf met trekbalken en volledige gebintstellen. De preekstoel uit 1780 met klankbord staat tegen de noordwand. Hij heeft gesneden evangelisten op de kuippanelen en de kuip rust op een grote adelaar. Het doophek staat bij de koorsluiting; het bezit balusters in laat 18de-eeuwse Lodewijk XVI stijl. Tegenover de preekstoel staat een eenvoudige overhuifde herenbank en tegen de sluitmuur van het koor hangen ook nog twee grote rouwkassen. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.


0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | 34 | 35 | 36 | 37 | 38 | 39 | 40 | 41 | 42 | 43 | 44 | 45 | 46 | 47 | 48 | 49 | 50 | 51 | 52 | 53 | 54 | 55 | 56 | 57 | 58 | 59 | 60 | 61 | 62 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | 73 | 74 | 75 | 76 | 77 | 78 | 79 | 80 | 81 | 82 | 83 | 84 | 85 | 86 | 87 | 88 | 89 | 90 | 91 | 92 | 93 | 94 | 95 | 96 | 97 | 98 | 99 | 100 | 101 | 102 | 103 | 104 | 105 | 106 | 107 | 108 | 109 | 110 | 111 | 112 | 113 | 114 | 115 | 116 | 117 | 118 | 119 | 120 | 121 | 122 | 123 | 124 | 125 | 126 | 127 | 128 | 129 | 130 | 131 | 132 | 133 | 134 | 135 | 136 | 137 | 138 | 139 | 140 | 141 | 142 | 143 | 144 | 145 | 146 | 147 | 148 | 149 | 150 | 151 | 152 | 153 | 154 | 155 | 156 | 157 | 158 | 159 | 160 | 161 | 162 | 163 | 164 | 165 | 166 | 167 | 168 | 169 | 170 | 171 | 172 | 173 | 174 | 175 | 176 | 177 | 178 | 179 | 180 | 181 | 182 | 183 | 184 | 185 | 186 | 187 | 188 | 189 | 190 | 191 | 192 | 193 | 194 | 195 | 196 | 197 | 198 | 199 | 200 | 201 | 202 | 203 | 204 | 205 | 206 | 207 | 208 | 209 | 210 | 211 | 212 | 213 | 214 | 215 | 216 | 217 | 218 | 219 | 220 | 221 | 222 | 223 | 224 | 225 | 226 | 227 | 228 | 229 | 230 | 231 | 232 | 233 | 234 | 235 | 236 | 237 | 238 | 239 | 240 | 241 | 242 | 243 | 244 | 245 | 246 | 247 | 248 | 249 | 250 | 251 | 252 | 253 | 254 | 255 | 256 | 257 | 258 | 259 | 260 | 261 | 262 | 263 | 264 | 265 | 266 | 267 | 268 | 269 | 270 | 271 | 272 | 273 | 274 | 275 | 276 | 277 | 278 | 279 | 280 | 281 | 282 | 283 | 284 | 285 | 286 | 287 | 288 | 289 | 290 | 291 | 292 | 293 | 294 | 295 | 296 |