Nergens in Friesland zijn de verveningen zo duidelijk zichtbaar in het landschap als in het gebied tussen Heerenveen en Akkrum. Hier, in het zogenaamde Lage Midden van de provincie, ligt het natuurgebied De Deelen. In dit schitterende gebied overheersen rust, ruimte, en natuur. Dat was in de eerste helft van de twintigste eeuw heel anders. Rond 1920 werd in het gebied begonnen met het afgraven van het laagveen en was het er een drukte van belang. Door het afgraven ontstonden de zogenaamde ’petgaten’; daartussen bleven kleine stukken land gespaard waar het afgegraven veen te drogen werd gelegd: de ’legakkers’. De turf werd afgevoerd via de speciaal daarvoor gegraven ringvaart, die bij Ulesprong aansloot op de Nieuwe Vaart en bij Haskerdijken op de Heerensloot, die al in de zestiende eeuw gegraven was ten behoeve van de turfwinning.

Na het beëindigen van de turfwinning heeft zich een uniek natuurgebied ontwikkeld, waar vele soorten watervogels zich uitstekend thuis voelen. Mede door de aanwezigheid van zeldzame soorten als de zwarte stern, de purperreiger en de bruine kiekendief heeft het gebied de internationale status van ’Wetland’ gekregen. Staatsbosbeheer heeft door het 500 hectare grote natuurgebied twee wandelroutes uitgezet (1,5 respectievelijk 3,5 km). Via museum It Damshûs in Nij Beets zijn speciale vaarexcursies naar en door het gebied te maken. Een route die in het teken staat van de verveningsgeschiedenis van het gebied is "Domela’s Paad", genoemd naar Domela Nieuwenhuis, de bekende dominee en politicus die zich bijzonder heeft ingezet om de erbarmelijke leef- en arbeidsomstandigheden van de veenarbeiders in het gebied te verbeteren. De 25 kilometer lange route voert door het gebied tussen Tijnje en Nij Beets en is geschikt om te fietsen of te wandelen.

In en rond Tijnje is van alles te doen. Autoliefhebbers kunnen bijvoorbeeld terecht in het "1e Nederlandse Opelmuseum" in het dorp zelf. Liefhebbers van streekproducten komen aan hun trekken bij "Kaasboerderij-De Deelen" (aan de weg richting Aldeboarn) en "Kaasboerderij-De Gelder" aan de weg naar Luxwoude. Ulesprong, ten noordwesten van Tijnje, is een paradijs voor kunstliefhebbers: hier vindt u galerie en beeldentuin "La Lanka" en kunt u (op afspraak) werk bekijken van beeldhouwster Lia Versteege. En aan de overkant van de Nieuwe Vaart staat het in 1924 gebouwde Sudergemaal waar wisselende exposities worden gehouden van kunstenaars die betrokken zijn bij het Friese landschap. Ook het in 1876 aan de Ringvaart gebouwde Tripgemaal wordt voor dat doel gebruikt. Tevens is hier een klein museum gevestigd dat een beeld geeft van de vervening en de visserij in het gebied.

Het Tripgemaal was onderdeel van het stelsel van molens, gemalen, dijken en sluizen dat diende om het gebied ten zuiden van De Deelen droog te leggen en droog te houden teneinde het weer in cultuur te kunnen brengen. In dit gebied, de vroegere gemeente Aegwirden, was de afgraving van het veen al in 1800 begonnen. Door de rigoureuze manier waarop dit gebeurde, bestond Aegwirden 30 jaar later voor meer dan de helft uit water en was het resterende land grotendeels ongeschikt geworden voor verder gebruik. Teneinde het zogenaamde ’onland’ weer geschikt te maken voor de landbouw was in 1833 de "Polder van het Vierde en Vijfde Veendistrict" opgericht.

Ten noorden van De Deelen stroomt De Boorne, een afwateringsriviertje van het Drents Plateau dat in vroeger tijden uitmondde in de Middelzee, een zeearm die Friesland verdeelde in een westelijk deel (Westergo) en een oostelijk deel (Oostergo). Net als de Nieuwe Vaart en de Heerensloot is de Boorne onderdeel van de (grote) Turfroute, een 230 kilometer lange vaarroute door Friesland, Drenthe en Overijssel. Het aan de Boorne gelegen Aldeboarn staat bekend om de jaarlijkse Aldeboarnse-gondelvaart in augustus. Dit evenement bestaat al sinds 1946 en heeft zich ontwikkeld van een optocht op het water tot een spektakel met 15 drijvende objecten die in feite volledige theaterproducties vormen. Niet voor niks komen hier jaarlijks vele duizenden bezoekers op af. Inmiddels is het uitgegroeid tot een van de belangrijkste jaarlijkse evenementen in Friesland.

Ten noordoosten en oosten van Leeuwarden ligt een zeer bijzonder gebied. Vrijwel nergens in Nederland zijn op zulke korte afstand van elkaar zulke verschillende landschappen te zien. Bossen, rietmoerassen, weidegebieden, veenplassen, boomsingels: de Trynwâlden bieden zeer veel afwisseling.

Volgens een legende ontleent het gebied zijn naam aan een rijke weduwe, Tryntsje. Deze liet haar zeven zonen elk een boerderij met veel grond na. Rond die boerderijen bouwden de zonen volgens het verhaal ieder hun ’eigen’ dorp. Zo werd Âldtsjerk (Oudkerk) vernoemd naar de oudste zoon, Oentsjerk naar zoon Oene, Gytsjerk naar Gieke, Roodkerk naar Rode, Ryptsjerk naar Rype, Tytsjerk naat Tiete en Wyns naar Wynse. Tegenover het dorpscafé in Oentsjerk staat een kunstwerk dat Tryntje en haar zeven zonen uitbeeldt.

De zes ’kerkdorpen’ liggen op een smalle, noord-zuid lopende zandrug. Dit bosrijke gebied was vroeger al in trek bij de adel, die er hun buitenverblijven lieten bouwen. Een aantal daarvan zijn bewaard gebleven: De Klinze, Stania State en Vijversburg. Alle drie worden ze omgeven door een 19e eeuws park in de Engelse landschapsstijl, ontworpen door de vermaarde Lucas Pieter Roodbaard.

In westelijke richting gaat het besloten landschap abrupt over in een weids polderlandschap. Hier leggen deelnemers aan de Elfstedentocht hun laatste kilometers af, voordat ze finishen op de Bonkevaart, die direct naast de westelijke toegangsweg van Leeuwarden loopt. De brug over het Ouddeel is omgetoverd tot een uniek monument voor de ’Tocht der tochten’.

Ten zuiden van Giekerk ligt het natuurgebied De Grote Wielen, dat bestaat uit plassen, rietmoerassen en laaggelegen weilanden. Tussen dit gebied en het verder naar het oosten gelegen Ottema-Wiersmareservaat is een ecologische verbindingszone aangelegd: de Bouwe Pet, een moerasachtig gebied.

Ten oosten van Oenstjerk is de overgang van de bossen naar het open veenweidegebied veel geleidelijker. Hier worden bospercelen afgewisseld door open plekken, hetgeen vanaf de kleine weggetjes, zandpaden en ruiterpaden prachtige doorkijkjes oplevert.

Het zal duidelijk zijn: de Trynwâlden hebben eigenlijk alles te bieden voor een aangenaam verblijf. Een prachtig, afwisselend landschap, gevarieerde natuur, water en een rijke cultuurhistorie. En dat alles binnen fietsafstand! Maar behalve voor fietsen leent het gebied zich ook uitstekend voor wandeltochten en is het een paradijs voor ruiters en de (kleine) watersport.

Liefhebbers van cultuurhistorie en traditionele kunst kunnen hun hart ophalen in het prachtige kustgebied tussen Makkum en Hindeloopen. Het gebied is de bakermat van het beroemde Makkumer aardewerk, de vermaarde Hindelooper schilderkunst en het iets minder bekende, maar ook zeer karakteristieke Workumer aardewerk. Twee van de Friese Elfsteden liggen hier: Workum en Hindeloopen. En wie Makkum bezocht heeft, zal het er over eens zijn dat er eigenlijk twaalf Friese steden hadden moeten zijn

Maar dit gebied heeft veel meer te bieden: een schitterend wijds landschap, schilderachtige dorpjes, rust, ruimte en een veelzijdige natuur. U kunt hier werkelijk prachtig fietsen, wandelen, skeeleren of paardrijden. En het IJsselmeer biedt grenzeloze mogelijkheden om te varen, zeilen, (kite)surfen, waterskiën, zwemmen of vissen.

Makkum is van oorsprong een vissersplaatsje, waar later wat industriële bedrijvigheid ontstond: scheepswerven, houtzaagmolens, steenfabrieken en kalkovens. De laatste decennia is het uitgegroeid tot een drukbezocht en bruisend dorp dat voornamelijk leeft van het toerisme. Een deel van de Makkumerwaard, een ingepolderd deel van het IJsselmeer, is omgetoverd in een recreatief gebied met een camping, een villapark, een zandstrand, een jachthaven en een boulevard met winkels. Ten noorden en zuiden daarvan liggen de Makkumerwaarden, een aantrekkelijk natuurgebied.

Het oude dorp heeft zijn authentieke en sfeervolle karakter behouden. Door de aaneengesloten bebouwing, die vooral bestaat uit voorname woningen, herenhuizen en pakhuizen heeft Makkum een stedelijke uitstraling. Aan de Turfmarkt is in twee achttiende-eeuwse panden met een moderne uitbreiding het wereldberoemde aardewerkbedrijf Koninklijke Tichelaar gevestigd, waar u (op afspraak) een rondleiding kunt krijgen. Kunstliefhebbers kunnen ook terecht bij Galerie Käller, Atelier In Beeld of in het atelier van Aart Cornelissen. Gaat u liever winkelen? Ook dan kunt u in Makkum uitstekend terecht. De stad, pardon: het dorp, heeft veel leuke winkels en voor tussendoor en na afloop zijn er zijn verschillende gezellige terrasjes, cafés en restaurants.

Tussen Makkum en Workum ligt het gebied van de Aldfaers Erf Route. Deze ruim 20 kilometer lange route verbindt een aantal schilderachtige dorpjes, voert door uitgestrekte weilanden, langs de IJsselmeerdijk en combineert cultuurhistorie, landschap en natuur. Tussen museumdorp Allingawier en Idsegahuizum ligt de Makkumer Súdmar, een veenpolder die eind negentiende eeuw is drooggelegd. Zuidelijk van Piaam loopt de route direct achter de dijk en langs de Dyksfearten. Gaast, de naam zegt het al, ligt wat hoger op een zandopduiking. De lieflijke, prachtige ligging direct achter de dijk doet op geen enkele wijze vermoeden dat hier vroeger, volgens de overlevering, ruig volk woonde: jagers, matrozen en walvisvaarders. Hier hebt u vanaf de dijk een werkelijk adembenemend uitzicht over het IJsselmeer, de Makkumerwaarden en de Workumerwaard.

De Workumerwaard werd na de afsluiting van de Zuiderzee (1932) bedijkt. Vanaf de weg over de oude Zuiderzeedijk hebt u een prachtig zicht op het oude en nieuwe land. Ten zuidwesten van Workum ligt het Workumer Nieuwland, dat ruim 300 jaar eerder al werd ingepolderd. De weg van Workum naar Hindeloopen ligt ook hier op de oorspronkelijke Zuiderzeedijk.

Workum en Hindeloopen zélf behoeven eigenlijk nauwelijks toelichting. Voor een beschrijving van de sfeer en het karakter: klik hierboven op één van beide steden. Workum dankt zijn bekendheid natuurlijk mede aan het Jopie Huisman Museum. Maar ook Museum Warkums Erfskip is een bezoekje waard. Verder telt dit gezellige stadje een behoorlijk aantal galeries, ateliers en pottenbakkerijen. U vindt ze op site www.workum.nl, die we van harte aanraden als u nog meer over Workum wilt weten.

Hindeloopen is beroemd vanwege de karakteristieke schilderstijl. Voorbeelden daarvan kunt u zien in verschillende winkels en ateliers én in het Hidde Nijland Museum. In het schilderachtige stadje vindt u ook het unieke Eerste Friese Schaatsmuseum. Is het meer weer voor op het strand? Dat vindt u aan de zuidkant van het stadje. Realiseer u dan dat u deel uitmaakt van een lange traditie. Het bijzondere, in 1913 gebouwde badpaviljoen getuigt van de lange historie van Hindeloopen als badplaats.

Bij de Deltawerken denkt iedereen direct aan Zeeland en Zuid Holland, waar in 1953 de Watersnoodramp plaatsvond. Maar ook de dijk die het Lauwersmeer scheidt van de Waddenzee is een uitvloeisel van de in 1955 aangenomen Deltawet. Die dijk werd, na acht jaar werk, op 25 mei 1969 gesloten.

De voormalige Lauwerszee, 9000 ha groot, viel voor het grootste deel definitief droog. De hoogste delen werden ingericht voor de landbouw, er kwamen recreatieve voorzieningen en een militair oefenterrein. Maar in het grootste deel kreeg de natuur de vrije hand om zich te ontwikkelen. Rond 1980 werd gestart met actief natuurbeheer. De resterende 2000 ha bleef open water en vormt sindsdien een aantrekkelijk watersportgebied. Het hele gebied heeft op 12 november 2003 de status van Nationaal Park gekregen.

Het Lauwersmeergebied biedt zijn bezoekers talloze mogelijkheden voor een aangenaam verblijf. Of u het gebied nu per fiets, te voet of vanaf het water verkent, in alle gevallen zult u verrast worden door de prachtige natuur, het afwisselende landschap, de schitterende vergezichten en de fascinerende wolkenluchten en zonsondergangen. En bovenal door de overweldigende rust, want die heerst hier nog. Natuurlijk kunt u uw eigen fiets, kano, surfplank of (zeil)boot meenemen. Maar het hóeft niet. Op meerdere plaatsen rond het meer kunt u terecht voor het huren van dergelijke zaken. Ook zijn er mogelijkheden om het gebied te verkennen onder leiding van deskundige gidsen.

Het gebied biedt eigenlijk te veel om op te noemen. Maar een paar highlights willen we u niet onthouden.

Er zullen maar weinig kinderen uit de noordelijke provincies zijn die er níet ooit op schoolreisje geweest zijn: Appelscha. Die naam heeft voor veel noorderlingen een welhaast magische klank. De bijzondere aantrekkingskracht komt bijvoorbeeld tot uiting in de naam ’Kobus gaat naar Appelscha’ (een succesvolle punkband uit de jaren tachtig van de vorige eeuw) en het programma ’Groeten uit Appelscha’ van Omrop Fryslân.

Al sinds de jaren twintig van de vorige eeuw vormen Appelscha en omgeving een toeristische trekpleister. En dat is niet zo vreemd: het grensgebied tussen Friesland en Drenthe is hier van een ongekende schoonheid. Akkerland, weiland, bos, heide en zandverstuivingen wisselen elkaar af en vormen het schilderachtige decor voor tal van fiets- wandel- en ruiterroutes. In 2007 was de conclusie van een wetenschappelijk onderzoek, waarbij duizenden mensen hun favoriete landschap samenstelden en wetenschappers daar de locaties bij zochten, dat Appelscha het mooiste landschap van Nederland heeft.

Het gebied omvat onder meer één van de grootste natuurgebieden van Nederland, het Nationaal Park Drents-Friese Wold: ruim 6000 hectare bos, heide, stuifzand en beekdalgraslanden. Het park wordt doorsneden door verschillende wandel-, fiets-, ATB-, ruiter- en menroutes en kent een aantal specifieke voorzieningen en attracties voor gezinnen met kinderen. Het Canadameer is geschikt om te zwemmen. Er is een bezoekerscentrum in Appelscha en een informatiecentrum in Diever.

Maar er valt meer te genieten als het gaat om natuur en landschap. Neem bijvoorbeeld het Fochteloërveen: één van de laatste restanten ’levend’ hoogveen in Nederland. In dit 2500 hectare grote gebied groeit de veenlaag nog steeds aan. Door het ontbreken van bebouwing en wegen in de wijde omtrek is hier nog écht sprake van rust en stilte. Die unieke omstandigheden leiden tot een zeer bijzondere en rijke flora en fauna. De kraanvogel, die zeer hoge eisen stelt aan zijn leefgebied, is daarvan misschien wel het meest sprekende voorbeeld.

Een kleiner, maar net zo interessant natuurgebied is de Schaopedobbe bij Elsloo, een heidegebied van 98 hectare met venen, een zandverstuiving en groepjes bomen.

Ook in cultuurhistorisch opzicht is het gebied meer dan de moeite waard. De ontginningsgeschiedenis is nog duidelijk in het landschap af te lezen. Vanuit de hoger gelegen gebieden werd het veen op systematische wijze afgegraven. Daarbij ontstond een zeer regelmatig landschap met kaarsrechte ’wijken’: sloten waarlangs de turf in kleine bootjes werd afgevoerd naar de grotere vaarten zoals de Opsterlandse Compagnonsvaart en de Drentse Hoofdvaart. Beide zijn onderdeel van de zogenaamde (grote) Turfroute, een 230 kilometer lange vaarroute door Friesland, Drenthe en Overijssel.

Het is duidelijk: dit gebied heeft werkelijk álles te bieden voor een onvergetelijk verblijf. Nergens is het cliché ’voor elk wat wils’ meer op zijn plaats dan juist hier: natuur, rust, cultuurhistorie, attracties, watersport, fietsen, wandelen, paardrijden...

De regio biedt letterlijk te veel om op te noemen. Een laatste ’highlight’ die echter niet ongenoemd mag blijven, is het unieke gevangenisdorp Veenhuizen, direct ten noorden van het Fochteloërveen. Het gevangenismuseum brengt niet alleen het verleden van de dwangkolonie tot leven, maar biedt ook een blik op het hedendaagse gevangenisleven. Niet voor niks is het museum in 2007 uitgeroepen tot het "Beste historische museum van Nederland".

Het gebied ten oosten van Dokkum is in landschappelijk en cultuurhistorisch opzicht één van de meest interessante stukjes Friesland. Het zeekleigebied wordt gekenmerkt door weidse vergezichten, schijnbaar willekeurig gelegen terpdorpjes, achter oude dijken verscholen boerderijen en een aantal natuurlijke en gegraven waterwegen.

Centraal in het gebied ligt het Dokkumer Grootdiep, het restant van een zeearm die tot in Dokkum reikte en de stad eeuwenlang een directe verbinding met open zee bood. Aanvankelijk konden de grootste zeeschepen Dokkum bereiken. Maar de zeearm slibde in de loop van de eeuwen steeds verder dicht. Uiteindelijk bleef alleen een sterk meanderende geul over. In 1729 werd de zeearm bij het huidige Dokkumer Nieuwe Zijlen afgesloten. In de dijk werd een sluis met drie spuikanalen gebouwd. Het complex wordt tot op de dag van vandaag gebruikt voor de afwatering van het Friese boezemwater. In 1969, toen de Lauwerszee werd afgesloten, werd iets ten zuiden van de oude sluis voor de scheepvaart een afzonderlijke schutsluis gebouwd.

Het Dokkumer Grootdiep is tegenwoordig onderdeel van de staandemastroute van de Friese meren naar de Waddenzee. Ten behoeve van de scheepvaart werden in de loop van de eeuwen de meeste bochten afgesneden, maar de oorspronkelijke loop van de geul is nog grotendeels aanwezig en voor een deel ook nog bevaarbaar. Ook de dijken die aan weerskanten van de zeearm lagen, zijn nog grotendeels intact. Ze vormen de stille en indrukwekkende getuigen van het verleden. Net buiten Dokkum bevindt zich de ’Schreiershoek’. Hier stonden vroeger vrouwen en kinderen te ’schreien’ als hun mannen en vaders weer voor lange tijd de zee op gingen.

Wat verder naar het noorden loopt de Súd Ie, die bij Ezumazijl in het Lauwersmeer uitkomt. Dit water heeft vooral een functie voor de afwatering van het gebied, maar leent zich ook prima voor een tocht per kano. Rijdend over de weg van Dokkum naar Lauwersoog zijn aan weerskanten duidelijk de afgesneden bochten van het van oorsprong sterk slingerende riviertje te zien. Zuidelijk van het Dokkumer Grootdiep ligt de Strobossertrekvaart. Deze vaart werd halverwege de zeventiende eeuw gegraven in opdracht en op kosten van de stad Dokkum, die graag een vaarverbinding met Groningen wilde. De kosten bleken echter veel hoger dan de opbrengsten en de stad dreigde failliet te gaan. Het eigendom van de vaart kwam toen in handen van een groep schuldeisers. Die liet langs het traject een aantal tolhuizen bouwen die er voor moesten zorgen dat de vaart zijn geld opbracht. Langs de vaart liep een jaagpad waarop de paarden konden lopen die de trekschuit moesten voortbewegen. Langs de huidige weg staan op verschillende plaatsen nog de zogenaamde ’rolpalen’, die bij bochten zorgden voor geleiding van de jaaglijn.

Om de afwatering te verbeteren werd eind negentiende eeuw tussen de Strobossertrekvaart en het Dokkumer Grootdiep de Nieuwe Zwemmer gegraven. De Oude Zwemmer ligt iets ten noorden daarvan.

Met al dat water is het een prachtig vaargebied voor met name de ’kleinere’ watersport. Maar ook voor grotere boten zijn er vele mogelijkheden. En voor de grootste schepen loopt dwars door het prachtige gebied de staandemastroute. van de Friese meren naar de Waddenzee. Die zeer druk bevaren route voert door Dokkum, één van de Friese elf steden en centrum van Noordoost Friesland. Dit prachtig bewaard gebleven vestingstadje móet u gezien hebben!

Ook ’op de wal’ laat het gebied zich overigens uitstekend verkennen. De vele kleine en rustige weggetjes zijn ideaal voor kortere en langere fietstochten. Daarnaast lopen door het gebied verschillende wandelroutes.

Lang geleden drong de zee via de Lauwers ver het land in. Tegenwoordig resteert van die inham van de zee nog slechts een riviertje, dat een deel van de grens tussen Friesland en Groningen vormt. Monniken van Gerkesklooster legden in de vijftiende eeuw een dijk in de monding van de Lauwers. Bij de afwateringssluis in die dijk, die in de loop van de eeuwen meerdere keren werd verlegd en vernieuwd, ontstond het dorp Munnekezijl (munneke = monniken; zijl = sluis). Ook aan de ’Groninger kant’ van de Lauwers liggen twee dorpjes die hun naam ontlenen aan de aanwezigheid van een sluis: Lauwerzijl en Pieterzijl. Laatstgenoemd dorp hoorde, net als Visvliet, tot 1637 bij Friesland.

Het gebied rond de Lauwers kent een prachtig, afwisselend landschap, dat zich uitstekend leent om te fietsen, te wandelen en/of te varen. Ten noorden van het Prinses Margrietkanaal ligt een typisch zeekleilandschap: prachtige vergezichten, oude dijken, slingerende watertjes en verspreid liggende dorpjes met altijd een kerktoren en vaak een molen. Bij Burum is in de jaren ’60 van de vorige eeuw een grondstation voor satellietcommunicatie gerealiseerd, in de volksmond ’It grutte ear’ genoemd (het grote oor). De locatie werd gekozen vanwege het feit dat het ontvangen en verzenden van radiosignalen in dit open en lege landschap niet of nauwelijks gestoord wordt. Over rust gesproken...

Even ten zuiden van Burum heeft vroeger het vrouwenklooster Galilea gestaan, dat hoorde bij het klooster in Gerkesklooster. Dat dorp ontleent zijn naam aan de stichter van het klooster, een zekere Gerke Harkema uit Augustinusga. De kerk, die tegenwoordig een beetje afzijdig staat van het dorp, is ontstaan uit een verbouwing van het brouwhuis van het klooster. Het dorp is in de loop van de eeuwen versmolten met Stroobos, dat tot 1993 bij de provincie Groningen hoorde. Het tweelingdorp wordt gedomineerd door de scheepswerf van Barkmeijer, die in 1850 aan het toenmalige Kolonelsdiep gevestigd werd.

In Stroobos kan men via een brug het kanaal oversteken. Daar, aan de overkant van het water, liggen de Surhuizumer Mieden. Deze ’mieden’, die ook voorkomen ten zuiden van Buitenpost, vormen een zeer specifiek landschap op de overgang van klei, zand en veen. Wie deze drassige gebieden te voet of per fiets verkent, ziet een zeer interessant cultuurhistorisch landschap (strookvormige veenverkaveling, petgaten, elzensingels, houtwallen) met een grote natuurlijke rijkdom (hooilanden, moerassen, weidevogels).

Het gedeelte van de Lauwers ten zuiden van het Prinses Margrietkanaal is niet bevaarbaar maar en in feite alleen nog herkenbaar als een slingerende ’verdieping’ in het landschap, die tot bij Surhuisterveen de provinciegrens vormt.

Tussen de oorsprongen van de Boorne en de Tsjonger, twee riviertjes die het water van het Drents Plateau in westelijke richting afvoeren, ligt een afwisselend landschap met bossen, heidevelden, zandverstuivingen, vennetjes en veenontginningen. Het is het grensgebied van de drie noordelijk provincies. Allardsoog is het "drie-provincie-punt". Hier ligt de "Landweer", een laat-middeleeuwse verdedigingswal met aan weerskanten greppels, die aangelegd werd tegen mogelijke aanvallen van Drenten en Groningers. Dit was het eerste natuurgebied dat de provinciale vereniging voor natuurbescherming, It Fryske Gea, vlak na de oprichting in 1930 in bezit kreeg. Tegenwoordig maakt het deel uit van het Mandefjild-Bakkeveen, een schitterend, afwisselend natuurgebied van 261 hectare, met fiets- en wandelpaden en een rolstoelvriendelijk pad.

De directe omgeving van Bakkeveen is van oudsher een trekpleister voor toeristen en dagjesmensen. Attracties in het gebied zijn onder meer een openluchtzwembad, een doolhofpad en een moderne "belvedère" (uitkijktoren). Ten noordoosten van het dorp ligt De Slotplaats, een landgoed dat oorspronkelijk stamt uit 1668. Het voormalige buitenverblijf doet thans dienst als restaurant, theehuis en vergaderlocatie en wordt omgeven door een klassieke tuin met slotgracht. Het hele landgoed vormt één van de grotere bosgebieden van Friesland. Zeer bijzonder is de stervormige (oefen)schans die rond 1995 in het bos ontdekt werd en begin deze eeuw gerestaureerd is.

Direct ten zuiden van landgoed De Slotplaats ligt de Heide-van-Duurswoude. Dit natuurgebied ontleent zijn naam aan het dorp Duurswoude, dat in 1973 met het naburige Wijnjeterp en Wijnjeterpstreek werd samengevoegd tot Wijnjewoude. Het is met een oppervlakte van 145 hectare het grootste aaneengesloten heidegebied binnen Friesland en wordt aan twee kanten begrensd door bos. Het gebied wordt gekenmerkt door een aantal kleinere en grotere, ronde poelen. Voor een deel gaat het daarbij om zogenaamde ’pingoruïnes’: restanten van ijsheuvels uit de laatste "kleine" ijstijd, waarin Nederland niet bedekt was door een ijskap, maar het wel zo koud was dat de ondergrond permanent bevroren was (permafrost). De ijsheuvels ontstonden doordat relatief warm grondwater door zwakke plekken in de bevroren grond omhoog sijpelde, vlak onder de oppervlakte bevroor en de bovenliggende grond omhoog duwde. Door de continue aanvoer van grondwater groeide de ijskern steeds verder en gleed de laag aarde op een gegeven moment naar beneden. Toen de temperatuur steeg, smolt het ijs en bleef een met water gevuld gat over, met een ringwal eromheen: de pingoruïne.

Een ander bijzonder gebied is het zogenaamde Blauwe Bos, dat ligt tussen Waskemeer, Haule en Haulerwijk en zo genoemd is naar de blauwachtige sparren die er groeien. Het naaldbos wordt afgewisseld door loofbos, grasland, water en heide. Kortom: een zeer gevarieerd gebied. Het hele complex is vrij toegankelijk en leent zich prima om te voet, te paard of per fiets te verkennen.

Met de expliciete vermelding van bovengenoemde gebieden wordt de rest van deze regio eigenlijk tekort gedaan. De bos- en heidegebieden liggen temidden van uitgestrekte veenontginningen, die landschappelijk en cultuurhistorisch ook zeer de moeite waard zijn. En waar op sommige plaatsen ook nog eens sprake is van belangrijke natuurwaarden, zoals in de Haulerpolder, ten zuiden van Haule.

De ontginningsgeschiedenis is af te lezen uit het zeer regelmatige landschap. Die regelmaat is het gevolg van de veelal kaarsrechte "wijken". Deze gegraven sloten waren van belang voor de afwatering en dienden voor de afvoer van de turf. De verdere distributie daarvan vond plaats via de Opsterlandse Compagnonsvaart. Die vaarverbinding is tegenwoordig onderdeel van de (grote) Turfroute, een 230 kilometer lange vaarroute door Friesland, Drenthe en Overijssel.

Al met al zijn het niet de afzonderlijke, bijzondere gebieden die deze regio zo aantrekkelijk maken, maar gaat het juist om de unieke combinatie van enerzijds de verschillende soorten landschappen en anderzijds de natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Nederland polderland: als die uitdrukking érgens letterlijk van toepassing is, dan is het wel in het gebied ten zuiden en westen van het Tjeukemeer. De Lemster Polders, de Veenpolder van Echten, de Veenpolder van Delfstrahuizen: het is allemaal heel praktisch en overzichtelijk. Overal in dit gebied is het land, nadat het veen was afgegraven, droog gemalen en netjes in cultuur gebracht. Wie daaruit de conclusie trekt dat er dan wel sprake zal zijn van een saai, weinig tot de verbeelding sprekend landschap, heeft het mis! Het grootste meer van Friesland en het vlakke en lege land, met hier en daar een boomsingel, een molen, een kerktoren, een boerderij of een oude dijk: die combinatie resulteert in een landschap met een monumentale allure. Hier wordt in het groot aangetoond: ’less is more’!

Over het ontstaan van het Tjeukemeer bestaat een mooie legende. Aan de zuidoever van het meer, bij Echten, staat een beeld van de hoofdrolspeelsters, Tsjûke en March. Hier staat ook het voormalige stoomgemaal uit 1913, dat de Polder van Echten droog moest houden.

Het meer is via de Pier Christiaansloot verbonden met de rivieren en vaarten in Zuidoost Friesland en de plassen in Noordwest Overijssel. En via de Follegasloot is zowel de rest van het Friese Merengebied als het IJsselmeer gemakkelijk en snel bereikbaar. Het Tjeukemeer zelf biedt uitstekende mogelijkheden om te zeilen, te surfen, te zwemmen en te vissen. Langs de oevers liggen jachthavens, trailerhellingen, strandjes, campings, hotels en groepsaccomodaties. De watersporter die op zoek is naar (meer) rust, kan aanmeren bij de ligplaatsen die recreatieschap De Marrekrite gerealiseerd heeft aan de oevers van de eilandjes in het meer.

Wie wat meer leven in de brouwerij wil, kan terecht in het bruisende toeristische centrum Lemmer. De stedelijke allure van dit grote dorp is het gevolg van de belangrijke handels- en havenfunctie die het in de zestiende en zeventiende eeuw had. Later ontwikkelde zich in het dorp, als alternatief voor de afnemende turfgraverij in de omgeving, een bloeiende visserij. Visrokerijen produceerden onder meer de beroemde ’Lemster Bokking’. Dat is tegenwoordig ook de naam van een prijs die eens in de twee jaar wordt uitgereikt aan een persoon of instelling die zich op bijzondere wijze heeft ingezet voor karakteristiek of historisch dorpsbehoud. En jaarlijks wordt de ’Lemster Bokking Race’ gehouden, een zeilwedstrijd voor verschillende typen boten. Een ander, zeer spectaculair zeilevenement is natuurlijk het beroemde Skûtsjesilen. Jaarlijks organiseren de SKS en de IFKS eind juli, begin augustus op het IJsselmeer en het Tjeukemeer meerdere races.

Maar Lemmer en Lemsterland is méér dan alleen watersport: ook echte landrotten komen in dit gebied prima aan hun trekken. Zo kunt u in Lemmer bijvoorbeeld een zeer interessante dorpswandeling maken. Ook een bezoekje aan het Duikmuseum is de moeite waard. De geschiedenis van Lemmer en omgeving wordt verbeeld in Streekmuseum/Oudheidkamer ’Lemster Fiifgea’.

Natuurlijk mag in de beschrijving van Lemmer het "Ir. D.F. Woudagemaal" niet ontbreken. Het grootste nog werkende stoomgemaal van de wereld bekroond met de status van UNESCO werelderfgoed. Niet te missen als u in het gebied bent!

Fietsers kunnen in het gebied hun hart ophalen dankzij het Fietsroutenetwerk Zuidwest Friesland. Dat wordt gevormd door een systeem van knooppunten, op basis waarvan u uw eigen route kunt samenstellen. Veel van de verbindingen waaruit het netwerk bestaat, zijn overigens ook toegankelijk voor motoren. Bent u niet alleen liefhebber van motorrijden, maar ook van oude motoren, dan is het Indian Motor Museum in Lemmer een must.

Op welke manier u zich ook verplaatst, dit gebied zal u aangenaam verrassen. Het weidse landschap, de prachtige vergezichten, de indrukwekkende wolkenluchten; de vele monumentale boerderijen, de molens, de kerkjes en de klokkenstoelen; en niet te vergeten de natuur: het Tjeukemeer en de landerijen er omheen vormen een paradijs voor vele soorten water- en weidevogels. Daarnaast is in een aantal verspreide percelen rietland in de in de Ychtenerfeanpolder sprake van een zeldzame flora en fauna.

Dat alles bij elkaar vormt het schitterende decor voor een verblijf zoals ú dat wenst.

De Dokkumer Ee, die van Leeuwarden naar Dokkum loopt, bestond lang geleden uit twee aparte afwateringsstroompjes. De kunstmatige, gegraven verbinding tussen beide stroompjes is nog herkenbaar in het rechte stuk van de (voor het overige bochtige) Ee tussen Burdaard en Tergracht. De naam van laatstgenoemd buurtschap duidt ook op de kunstmatige oorsprong van dit deel van de Dokkumer Ee. Na het verbinden van beide delen werd de scheepvaartfunctie steeds belangrijker. Ten behoeve van die scheepvaart moest men de waterweg regelmatig "slatten" (baggeren, uitdiepen). Tot op de dag van vandaag vormt de Dokkumer Ee, als onderdeel van de staandemastroute tussen de Friese Meren en de Waddenzee, een belangrijke verbinding, met name voor de recreatievaart.

Aan weerskanten van de Dokkumer Ee ligt het karakteristieke terpenlandschap: uitgestrekte weilanden, schijnbaar willekeurig neergezette molens, verspreide boerderijen, hier en daar wat bomen en natuurlijk de vele schilderachtige terpdorpjes. Een aantal daarvan ten westen van Dokkum staan bekend onder de naam ’Flieterpen’: Lichtaard, Reitsum, Ginnum en Jannum. In het dertiende eeuwse kerkje van laatstgenoemd dorp is het Kerkmuseum gevestigd. De collectie middeleeuwse sarcofagen is één van de grootste van Europa. Wat verder naar het noorden ligt de terp van Hegebeintum, de hoogste van Nederland (8.80m boven NAP). Bij de terp bevindt zich een informatiecentrum.

In het gebied lagen vroeger meerdere kloosters. Net ten westen van Sybrandahûs lag klooster Klaarkamp, het eerste cisterciënzer klooster in Noord Nederland, van waaruit tal van andere kloosters gesticht werden. Bij Bartlehiem, het roemruchte dorp aan de Elfstedenroute, stond het klooster Bethlehem, waar het dorp zijn naam aan ontleent. Van de kloosters zelf is niks overgebleven. Wel zijn de kloosterterreinen in sommige gevallen nog duidelijk herkenbaar in het landschap. Dat geldt bijvoorbeeld voor Klaarkamp en Foswert, een voormalig klooster ten zuiden van Ferwert.

Het gebied rond de Dokkumer Ee heeft veel te bieden voor iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van kerken en kloosters. Door de vele, kleine weggetjes is het bovendien een gebied dat prima fietsend verkend kan worden. Maar misschien ondergaat u het prachtige, weidse landschap met zijn terpen, molens en kerktorens nog wel het best te voet. Onder de naam Historische Wandelpaden zijn door Landschapsbeheer Friesland ook in dit gebied een aantal prachtige wandelroutes beschreven.

De meeste Elfstedenschaatsers zullen zich er niet van bewust zijn dat ze het eerste deel van de tocht, van Leeuwarden naar Sneek, door een gebied rijden dat rond het jaar 1200 nog zee was: de Middelsee. Dat was een inham van de Waddenzee diep het land in, die westelijk langs Leeuwarden liep, ter hoogte van Raerd naar het westen afboog en pas bij Bolsward eindigde. Bij Raerd mondde het riviertje De Boorne uit in de Middelsee. Iets ten noorden van dat dorp ligt het zeer bijzondere Park Jongemastate, ook wel het Raerder bosk genoemd.

De Middelsee verdeelde Friesland in Westergo en Oostergo. Toen de zeearm dicht begon te slibben, werd ze vanaf het midden van de elfde eeuw vanuit het zuiden ingepolderd. De polders werden genoemd naar de dorpen die op de oevers van de (voormalige) zeearm lagen: Weidumer Nieuwland, Mantgumer Nieuwland, Wytgaarder Nieuwland, etcetera. De bebouwing in de ’nieuwlanden’ is tot op de dag van vandaag beperkt gebleven tot wat verspreide boerderijen. Het gebied kent daardoor een enorme openheid en prachtige vergezichten: voor velen Fryslân op zijn mooist.

De grens tussen het ’nieuwland’ en het ’oudland’ is in het landschap duidelijk herkenbaar aan de wat hoger gelegen, slingerende wegen over de dijken langs de voormalige Middelsee. Die kende tussen Easterwierrum en Boazum een ’flessenhals’: de beide oevers lagen daar nog geen kilometer van elkaar. De dijk tussen beide dorpen vormt het begin (of het eind) van de beroemde, ruim 42 kilometer lange Slachtedyk, die in 2000 voor het eerst het parcours en sfeervolle decor vormde voor de Slachtemarathon. Deze wordt sindsdien eens in de vier jaar georganiseerd. Maar u hoeft niet tot de volgende editie te wachten: de dijk is vrij toegankelijk. En als u op eigen houtje op pad gaat, ervaart u het prachtige landschap, de rust en de stilte des te meer! En natuurlijk mag u dan ook best een klein stukje van het traject lopen...

Precies tussen de oevers van de voormalige Middelsee loopt de Zwette, die lange tijd de belangrijkste verbinding was tussen Leeuwarden en Sneek. Verschillende dorpen op de oevers van de voormalige zeearm waren via opvaarten verbonden met de Zwette. Tegenwoordig is de Zwette onderdeel van de Middelsee-route. Door die in 2005 geopende vaarroute is het gebied tussen Leeuwarden, Sneek, Bolsward en Franeker ontsloten voor watersporters.

Van de dorpen op de oevers van de voormalige Middelsee is een aantal per boot bereikbaar. Boazum, gelegen aan de Boazumer Feart, is een sfeervol, schilderachtig dorp met een authentiek dorpscafé. Easterwierrum, bekend van het jaarlijkse Berne-iepenloftspul, ligt vlakbij de Zwette. Ter hoogte van het dorp zijn aanlegplaatsen gerealiseerd, net als bij Dearsum. Dat dorp was vroeger befaamd vanwege de veefokkerij. De boerderij van de internationaal vermaarde veefokker Durk Schaap, die in 1913 bezoek kreeg van koningin Wilhelmina en prins Hendrik, heeft thans een bestemming als luxe recreatiewoning en minicamping.

Mantgum ligt wat verder van de Zwette af, maar is bereikbaar via de Mantgumer Feart en heeft een eigen haventje. Wanneer u een wandeling maakt door de schilderachtige kern van het dorp zal het u niet verbazen dat die de status van beschermd dorpsgezicht heeft. Minstens even mooi is de Seerp van Galamawei, de weg naar het station langs de in 1883 geopende spoorlijn Leeuwarden-Sneek. Tegenover Mantgum, aan de overkant van de voormalige Middelsee ligt Reduzum, dat vanaf de Zwette ook bereikbaar is voor de kleine pleziervaart en een jachthaven met 30 ligplaatsen heeft. Op www.reduzum.com is onder meer te lezen dat het van oudsher een vooruitstrevend dorp is.

Maar ook als u geen watersporter bent, heeft dit gebied zeer veel te bieden. De rustige wegen en stille landweggetjes lenen zich bijvoorbeeld uitstekend om fietsen. Op die manier liggen ook de overige dorpen binnen handbereik. Neem bijvoorbeeld eens een kijkje in Jellum, dat bekendheid geniet door het jaarlijkse pompoenfestival in het derde weekend van september. Het vlakbij gelegen Bears is een bezoekje waard vanwege Bezoekerscentrum Uniastate. Van die state is de oorspronkelijke poort bewaard gebleven en worden de vroegere contouren weergegeven door middel van een stalen frame.

Een echte aanrader tenslotte is Weidum: een schilderachtig, enigszins deftig dorp met in het midden een unieke, prachtige open ruimte. Het westelijk deel daarvan, aan de voet van de terp (met daarop één van de mooiste kerken van Friesland), wordt gebruikt als kaatsveld. Een plaatje!

Beesterzwaag kreeg landelijke bekendheid toen de pers er achter kwam dat landgoed Lauswolt de "geheime" locatie was voor de besprekingen die uiteindelijk leidden tot het kabinet Balkenende IV. De keuze van de politieke leiders voor deze omgeving is niet verwonderlijk: ver weg van alle hectiek, lommerrijk én met de nodige grandeur. Niet voor niets staat Beetsterzwaag bij ingewijden ook wel bekend als "het Wassenaar van het noorden".

Van oudsher was de omgeving van Beetsterzwaag al in trek bij de adel en het patriciaat, die er hun landgoederen met buitenverblijven realiseerden. Begin negentiende eeuw werd door de grootgrondbezitters begonnen met het op grote schaal aanplanten van bossen. Sindsdien ontwikkelde ook het dorp zelf zich tot een woonplaats die tot op de dag van vandaag geassocieerd wordt met "chique" en "deftig".

Het bosgebied rond Beetsterzwaag is in landschappelijk opzicht een juweeltje: naaldbos en loofbos wisselen elkaar af en worden onderbroken door stukken grasland, heidevelden en water. Behalve landgoed Lauswolt, waar ook een golfbaan aangelegd is, ligt hier ook het prachtige, in de landschapsstijl aangelegde Park-Olterterp. In het gelijknamige landhuis, dat in 1907 werd gebouwd ter vervanging van een ouder slot, zetelt It Fryske Gea, de provinciale vereniging voor natuurbescherming.

Langs de Boorne (ook wel Oud- of Koningsdiep), een afwateringsstroompje van het Drents Plateau, is sprake van een brede, open strook die het gebied van oost naar west doorsnijdt. Ten zuiden daarvan gaat het bosgebied verder en ligt ook de Liphústerheide, een uitgestrekt heideveld van 6 hectare. Nog verder naar het zuiden gaat het bosgebied over in het halfopen landschap rond Hemrik en Lippenhuizen. Hier is de verveningsgeschiedenis van het gebied nog duidelijk herkenbaar in de strakke, langgerekte verkaveling.

Dat laatste geldt ook voor het westelijk deel van de regio, tussen Gorredijk en de Wijde Ee (ten westen van Drachten). Hier is sprake van een afwisselend landschap dat bestaat uit uitgestrekte veengebieden, kleine stukjes bos en water. De Boorne vervolgt hier zijn weg, en daarnaast liggen hier de Nieuwe Vaart en het Polderhoofdkanaal, beide gegraven ten behoeve van de afwatering én de afvoer van turf. Het kaarsrechte Polderhoofdkanaal, dat bij Nij Beets een haakse bocht maakt richting de Nieuwe Vaart, stamt uit 1875 en werd in 1967 afgesloten voor de scheepvaart. Inmiddels is het ten behoeve van de recreatievaart heropend. Daarmee ontstaat een extra schakel tussen de Turfroute, waar de Nieuwe Vaart onderdeel van is, en het Friese Merengebied. Een prachtig beeld van de geschiedenis en de gevolgen van de verveningen in het gebied wordt geboden door museum It Damshûs in Nij Beets.

Tenslotte mag beslist niet onvermeld blijven de Wijnjeterper Schar, een natuurgebied ten oosten van de bossen van Beetsterzwaag dat bestaat uit bos, vennetjes, heide en ruig grasland. Door dit gebied loopt een drie kilometer lange ’poëzieroute’: een wandeling langs vijftien panelen met gedichten van verschillende dichters, in het Fries, Nederlands én Stellingwerfs, de streektaal die in Zuidoost Friesland gesproken wordt. De gedichten zijn ook, voorgelezen door de dichter zelf, te beluisteren met een mp3-speler. De geluidsbestanden en de teksten staan op de website van Staatsbosbeheer-MP3 en kunnen worden gedownload.

Het zal duidelijk zijn: de wijde omgeving van Beetsterzwaag is in alle opzichten een zeer aantrekkelijk gebied. Natuur, rust, landschapsschoon, cultuur en cultuurhistorie, sportieve mogelijkheden: deze regio heeft zeer veel te bieden. De op zich al afwisselende bossen lenen zich bij uitstek voor wandelen, paardrijden of mountainbiken. En voor wie de enorme gevarieerdheid van de héle regio wil ontdekken, is de fiets een prima vervoermiddel. Tenslotte kan één en ander ook nog worden gecombineerd met een vaartocht door het gebied.

Het gebied ten westen en noordwesten van Heeg wordt wel het ’Kleine Merengebied’ genoemd. Hier liggen, te midden van groene weilanden, vijftien meertjes en poelen die met elkaar verbonden zijn via bredere of smallere sloten. Dit is misschien wel het ultieme Friese landschap: water, weilanden, wuivend riet, monumentale boerderijen, hier en daar een molen, een kerktoren of een klokkenstoel en bovenal die typerende, adembenemende weidsheid. Het Kleine Merengebied is een paradijs voor degenen die op zoek zijn naar rust, ruimte, stilte en natuur. Grote delen zijn alleen toegankelijk voor de kleine watersport. Het gebied is bij uitstek geschikt om te kanoën. Bij de VVV’s in Heeg, Gaastmeer en Oudega zijn meerdere routes verkrijgbaar. Maar ook als u niet zo van varen houdt, kunt u het unieke karakter van deze streek ervaren: het is er ook prachtig wandelen, fietsen of skeeleren. En niet alleen in de zomer, maar eigenlijk in elk jaargetijde. Een mooie route loopt bijvoorbeeld langs de noordoever van de Oudegaaster Brekken. Het water, de rietkragen en de achterliggende polders vormen een prachtig decor met de naam Muntsebuorsterpolder.

Oudega en Gaastmeer liggen direct aan het water en zijn drukbezochte, maar niettemin rustige watersportdorpen. Idzega en Sandfirden zijn verstilde en idyllisch gelegen gehuchtjes die bestaan uit een paar boerderijen en een kerkje. Het kerkje van Sandfirden, waar regelmatig activiteiten plaatsvinden, heeft een eigen aanlegsteiger. Het gehuchtje ligt op de noordelijke oever van het Hop en het Ringwiel ook een natuurgebied vormt.

Tot 2014 werd zo nu en dan de rust even op prettige wijze verstoord door de stoomtrein die tot die tijd tussen Sneek en Stavoren reed. In het gebied ten noorden van de spoorlijn liggen tegenwoordig nog vijf poelen. De drie westelijke vormen samen natuurgebied de Blauhúster Puollen. De meeste meertjes hier werden vanaf de zeventiende eeuw drooggelegd. Een voorbeeld is het Sensmeer ten oosten van Dedgum. Ook Hieslum, tegenwoordig tussen de weilanden, lag in vroeger tijden te midden van water.

De slingerende Hemdijk beschermde het toch al zo natte land tegen het water van de Middelzee. Op en rond deze dijk ligt Blauwhuis. De beroemde architect P.H. Cuypers bouwde hier eind negentiende eeuw een neogotische kruisbasiliek, die samen met de pastorie, de tuin, het hekwerk en het kerkhof een prachtig geheel vormt. De toren domineert nog steeds het landschap. Iets naar het zuidwesten ligt het schilderachtige Greonterp, waar schrijver Gerard Reve een aantal jaren woonde en werkte. Het dorp heeft een unieke klokkentoren.

Voor wat meer levendigheid en drukte kunt u terecht in Heeg, dat van mei tot september een bruisend watersportdorp is. De veelal voorname bebouwing en het compacte karakter geven het dorp een zekere grandeur en een kleinsteeds karakter. Dankzij de directe ligging aan het Heegermeer én op een kruispunt van belangrijke vaarwegen is het dorp uitgegroeid tot één van de belangrijkste watersportcentra van Fryslân. Maar Heeg heeft ook niet-watersporters genoeg te bieden: leuke winkeltjes, verschillende restaurants en gezellige terrasjes. Liefhebbers van nautische en maritieme kunst kunnen hun hart ophalen in galerie "De Scheepskamer van Heeg". En in "Houtbouwmuseum De Helling" krijgt u een mooi beeld van de traditionele Friese houten scheepstypes en de rijke geschiedenis van het dorp.

Met Gaastmeer en Woudsend vormde Heeg vanaf het laatste kwart van de zeventiende eeuw het centrum van de Nederlandse palingvisserij en -handel. De paling werd onder meer verscheept naar Engeland. Tot 1938 was er aan de oever van de Theems in Londen zelfs een vrije ligplaats voor de Friese palingaken. Mét de palinghandel verdween na de Tweede Wereldoorlog ook dat scheepstype. Maar, in de zomer van 2019 heeft de Palingaak KYII na veel voorbereiding en de restaruatie van het prachtige schip de reis naar Londen weer gemaakt. Kijk op www.palingaaklondon.nl voor een verslag van deze bijzondere reis en de mogelijkheid om dit bijzondere project te sponsoren.

Sinds 2009 heeft Houtbouwmuseum De Helling echter de beschikking over een nieuw gebouwde palingaak, waarmee dagtochten gemaakt kunnen worden. Voor degenen die de voorkeur geven aan een zeiltocht op een skûtjse, is er het beurtveer Heeg-Woudsend-Balk. U kunt uw fiets meenemen aan boord!

De zuidelijke grensstreek van Friesland is een gebied vol afwisseling: open gras- en akkerland, houtwallen, bos, heide, moeras en water. Het gevarieerde landschap gaat hand in hand met een rijke natuur en een zeer boeiende cultuurhistorie. Hier lopen Friesland, Drenthe en Overijssel vrijwel ongemerkt in elkaar over. Het punt waar de provinciegrenzen elkaar raken, ligt ’in the middle of nowhere’ en is alleen herkenbaar aan een (overigens niet gemakkelijk te vinden) grenspaal.

Een zandrug tussen Oldemarkt en Noordwolde vormt de oudste ontginningsas in het gebied. De reeks dorpen langs deze as ontstonden eeuwen geleden al. Begin zeventiende eeuw werd begonnen met het afgraven van de veengronden. Ten behoeve van de afvoer van de turf werden vanuit Steggerda, Vinkega en Noordwolde vaarten gegraven naar de Lende. Het hoogtepunt van de vervening lag tussen 1650 en 1750; in 1800 was het rond genoemde dorpen vrijwel gedaan met de turfproductie. Na verloop van tijd werd een nieuwe bron van inkomsten gevonden in de rietvlechterij, die zich aan het eind van de negentiende eeuw ontwikkelde tot een serieuze bedrijfstak. In Noordwolde werd in 1912 de Rijksrietvlechtschool opgericht, waarin tegenwoordig het Nationaal Vlechtmuseum gevestigd is.

Evenwijdig aan de grens met Drenthe en Overijssel loopt een lange, rechte weg met de intrigerende naam Vierdeparten. In de tijd van de turfgraverij liep langs die weg een vaart die de Steggerdavaart, de Vinkegavaart en de Noordwoldervaart met elkaar verbond. Om van die dwarsvaart gebruik te maken, moest pacht betaald worden: éénvierde part (= deel) van de hoeveelheid per schip vervoerde turf. In de negentiende eeuw, toen de turfwinning beëindigd was, werd de grond aan weerskanten van de weg aangekocht door de ’Maatschappij van Weldadigheid’. Die organisatie was in 1818 opgericht om de armoede in met name de steden te bestrijden. Ver weg van die steden, in het grensgebied van Drenthe, Friesland en Overijssel, werden landbouwkolonies gesticht, waar de ’behoeftigen’ aan het werk konden, met als doel dat ze uiteindelijk op eigen benen zouden komen te staan. De Vierdeparten was onderdeel van de Wilhelminaoord-Kolonie. Iets verder naar het zuidwesten, in Overijssel, werd de Willemsoord-Kolonie gesticht.

De Maatschappij bestaat nog steeds en is gevestigd in de voormalige Frederiksoord-Kolonie. Tegenwoordig richt ze zich op het behoud van het rijke erfgoed, dat bestaat uit arbeidershuisjes, boerderijen, fabrieken, scholen, bejaardenhuizen (!), etc. In Frederiksoord is ook museum De Koloniehof gevestigd. Een ander, zeer bijzonder museum is het Miramar Zeemuseum in het nabijgelegen Vledder. In dat dorp bevindt zich verder Museums-Vledder, drie musea onder één dak: een museum voor hedendaagse grafiek, een museum voor hedendaagse glaskunst én, uniek in de wereld, een museum voor valse kunst.

Behalve een rijke en interessante cultuurhistorie kent het gebied ook een gevarieerde natuur. Direct ten zuiden van Noordwolde ligt het 100 hectare grote Spokebos, met daarin recreatieplas de Spokeplas. Verder naar het zuiden, in Drenthe en Overijssel, worden bosgebieden afgewisseld door grasland, akker en heide. De Noordwoldermeenthe is een heidegebied ten noorden van Noordwolde. Tussen dat gebied en het dorp ligt het Jeudse Karkhof, een door eiken omzoomde Joodse begraafplaats, die boven de afgegraven omgeving uitsteekt. Verder naar het westen ligt het natuurgebied Lendevallei, een gevarieerd moerasgebied aan weerskanten van de Lende. Dat riviertje leent zich uitstekend voor een prachtige kanotocht. Ook voor wandelaars en fietsers biedt het gebied talloze mogelijkheden. Als u een route plant in de buurt van Steggerda, raden wij IJsboerderij De Saks van harte aan als plek voor een korte of langere pauze. Deze Saksische boerderij werd gebouwd in 1731 en is één van de oudste boerderijen van Friesland.

Dit gebied was in 2006 het decor voor een gebeurtenis die wereldwjd aandacht trok. In het buitendijks gebied raakten in de nacht van 31 oktober op 1 november door storm en springvloed meer dan 200 paarden ingesloten door het water. Een paar dagen stond de kudde dicht opeen gepakt op een hoger gelegen stuk grond. Beelden daarvan én van de reddingsactie gingen de wereld rond en staan bij velen in het geheugen gegrift. Meer informatie is te vinden op de website van Micky Nijboer, die de reddingsactie bedacht en met vijf andere amazones uitvoerde. Daar (en ook op Youtube) staan ook de indrukwekkende beelden van de reddingsactie. Vijf jaar na het drama (er kwamen ook meer dan 20 paarden om het leven) werd op de dijk bij Marrum ter nagedachtenis een kunstwerk onthuld, gemaakt door Machiel Braaksma.

Het noorden van de gemeente Ferwerderadiel is een zeer interessant gebied. Op een kwelderwal die destijds min of meer de kustlijn vormde, ontstonden enkele eeuwen voor de jaartelling al de terpdorpen Blija, Ferwert, Marrum en Hallum. De doorgaande weg langs deze dorpen volgt het tracé van de dijk die in de elfde eeuw werd aangelegd om het land rond de dorpen te beschermen tegen de zee. Aan de buitenzijde van de zeedijk ontstond door opslibbing in de loop van de eeuwen nieuw kwelderland. Halverwege de achttiende eeuw werd die kwelder bedijkt. De huidige zeedijk is weliswaar een stuk hoger, maar ligt nog steeds op dezelfde plek als destijds.

In de achttiende eeuw kregen de vier dorpen elk een eigen vaarverbinding met de zuidelijker gelegen Dokkumer Ee. Aan het begin van de negentiende eeuw werd het gebied ook nog eens ontsloten door een spoorlijn. Deze werd aangelegd en geëxploiteerd door de Noord Friesche Lokaal Spoorwegmaatschappij (NFLS) en liep van Leeuwarden, via Dokkum naar Anjum. De lijn is al lang opgeheven en het spoor grotendeels verdwenen, maar het zogenaamde ’Dockumer Lokaeltsje’ doet bij velen het hart nog steeds sneller kloppen. Het tracé is hier en daar nog herkenbaar in het landschap en de meeste stations staan er nog, maar zijn vaak nog maar moeilijk als zodanig te herkennen. Dat laatste geldt niet voor het station van Marrum-Westernijkerk, dat volledig in originele staat teruggebracht is.

Terug naar de zeedijk. Daarop staat, ter hoogte van Marrum, een monumentaal kunstwerk van de hand van Ids Willemsma. Het is gemaakt ter gelegenheid van de afronding van het op Deltahoogte brengen van de Friese waddendijken tussen 1963 en 1993. De hoge dijk biedt een prachtig uitzicht op het buitendijkse gebied, het Noarderleech. Er was reeds een start gemaakt met het in cultuur brengen van dit opgeslibde gebied toen alsnog besloten werd om de zee er ’gecontroleerd’ vrij spel te geven. Sinds de buitenste zomerdijken (lage dijken) doorgestoken werden heeft zich op de grens van zout en zoet een uniek natuurgebied ontwikkeld dat vrij toegankelijk is van 1 juli tot en met 15 maart en waar twee wandelingen uitgezet zijn.

Behalve vanwege de natuur is het gebied ook interessant vanwege de nog duidelijke aanwezige sporen van het proces van inpoldering en cultivering: zomerdijken, sluisjes, prachtige ronde drinkwaterplaatsen (dobbes) omgeven door ringdijken en de resten van een spoorbaantje dat vroeger diende voor het vervoer van hout (en arbeidskrachten) voor de oude landaanwinningswerken. Ook staan er in het gebied twee bunkers uit de Tweede Wereldoorlog.

Noord Ferwerderadiel: een verrassend veelzijdig gebied en een perfecte combinatie van rust, natuur, cultuur en landschapsschoon.

Rond Bolsward ligt een schitterend gebied met een zeer interessante ontstaansgeschiedenis. Voor velen is dit Friesland ten voeten uit: adembenemende vergezichten, schilderachtige, verstilde dorpjes met eeuwenoude kerken op nog oudere terpen, restanten van oude dijken, voormalige zeeslenken De strijd tegen het water is hier duidelijk voelbaar en zichtbaar. Overigens was de zee niet alléén maar vijand. Want mede dankzij de zee kon Bolsward zich ontwikkelen tot een rijke handelsstad. En van die bloei profiteerde ook het omliggende gebied.

Waar tegenwoordig auto’s richting Afsluitdijk rijden, voeren 1000 jaar geleden schepen vanuit Bolsward naar de Zuiderzee. En verder: Engeland, Scandinavië, de Oostzee, Rusland. De stad lag aan de zuidelijke aftakking van de Marneslenk, een zeearm die ten noorden van de huidige Afsluitdijk het land binnendrong. De zuidelijke en noordelijke Marneslenk kwamen beide ten oosten van Bolsward uit in de Middelzee, een zeearm die Friesland uit noordelijke richting binnendrong. De stad lag daardoor eigenlijk op een eiland, dat vanwege de lage ligging beschermd werd door een ringdijk. Daarmee was het één van de eerste grotere gebieden die bedijkt werden: de zogenaamde ’moederpolders’. Van de vier moederpolders in Friesland is dit de grootste: de polder loopt van Hartwerd tot Witmarsum en van Burgwerd tot de A7.

Ook toen de Marne en de Middelzee al lang dichtgeslibd waren, bleef Bolsward nog lang een belangrijk handelscentrum. De stad had ook letterlijk een centrale positie, die op de kaart nog steeds zichtbaar is: vanuit Bolsward lopen in alle richtingen vaarten die vroeger de belangrijkste verbindingen vormden met Makkum, Workum, IJlst/Sneek, Harlingen en een aantal kleinere plaatsen in de omgeving. U kunt dit unieke gebied dan ook prima vanaf het water ontdekken. Maar per fiets kan natuurlijk ook. Of wandelend. De auto adviseren wij alleen bij echt slecht weer.

De naam van deze regio is ontleend aan de gelijknamige, voormalige gemeente, waarvan dit gebied grofweg de oostelijke helft vormde. Schoterland was in de negentiende eeuw ook de naam van één van de kiesdistricten in Friesland. Dit district koos in 1888 Ferdinand Domela Nieuwenhuis als eerste socialist ooit in de Tweede Kamer. Deze dominee, vrijdenker, socialist en anti-militarist had zich bijzonder ingezet om de erbarmelijke leef- en arbeidsomstandigheden van de veenarbeiders in het gebied te verbeteren. De ontginning van de veengronden heeft een belangrijk stempel gedrukt op de (sociale) geschiedenis van het gebied. En in het hedendaagse landschap is de afdruk van dat stempel nog steeds zeer duidelijk zichtbaar.

Ten behoeve van de afvoer van de turf was in het midden van de zestiende eeuw bij Heerenveen begonnen met het graven van de Schoterlandse Compagnonsvaart. Die vaart werd in de loop van de eeuwen stukje bij beetje in oostelijke richting doorgetrokken. Omdat het daarbij langzaam omhoog liep, waren sluizen nodig. De eerste sluis kwam bij het huidige Bontebok, de tweede ten noorden van Oudehorne en de derde bij het huidige Jubbega, dat tot ver in de twintigste eeuw werd aangeduid als Derde Sluis. Aan weerskanten van de hoofdontsluiting ontstond een regelmatig stelsel van kleinere vaarten en sloten en, in de hoger gelegen gebieden, weggetjes. Bij het geven van namen aan al die zogenaamde ’wijken’ was de vindingrijkheid niet overal even groot: in de Hoornsterzwaagstercompagnie, het gebied ten oosten van Jubbega, kwam men niet verder dan ’1e Wijk’, ’2e Wijk’ enzovoort, tot en met ’19e Wijk’.

Na het afgraven van het veen was het land op de meeste plaatsen niet direct geschikt om te gebruiken: in de lager gelegen gebieden was het te nat of stond het zelfs onder water, en de hoger gelegen zandgronden waren niet erg vruchtbaar. Het landschap lag er nogal desolaat bij en veel bewoners leidden een kwijnend bestaan. Stukje bij beetje werd het land in cultuur gebracht, veelal door de bewoners zelf. Doordat er sprake was kleinschaligheid en een langzame ontwikkeling, kreeg tegelijkertijd de natuur gelegenheid om zich te herstellen.

De ontstaansgeschiedenis heeft geresulteerd in een prachtig, gevarieerd landschap waarin enerzijds de invloed van de mens heel duidelijk zichtbaar is en anderzijds de natuur opnieuw een nadrukkelijke plek veroverd heeft. Een rechtlijnige infrastructuur en systematische verkaveling, open graslandgebieden, kleinschalige landerijen omgeven door boomwallen, bos, heideHet landschap kent hier vele smaken, die zich op meerdere manieren laten proeven: per fiets, te voet, te paard, per boot of kano.

Het gebied telt twee ’officiële’ natuurgebieden. Ten westen van Nieuwehorne ligt het Ketliker Skar, een zeer afwisselend, ruim 400 hectare groot natuurgebied dat bestaat uit heide, grasland, water en cultuurbos. Behalve enkele wandelroutes heeft beheerder It Fryske Gea hier ook een rondgaand rolstoelvriendelijk pad aangelegd van circa 2,5 kilometer. Ten zuidoosten van Oudehorne liggen de Kiekenberg en het Tolheksbos, die beide deel uitmaken van het natuurgebied Tjongervallei.

De dorpen Nieuwe- en Oudehorne organiseren jaarlijks, op de laatste zaterdag van september het zogenaamde Flaeijelfeest (Flaeijel = dorsvlegel). Tijdens dit traditionele oogst- en dorsfeest worden alle facetten van het vroegere leven op het platteland ten tonele gevoerd. Het evenement trekt jaarlijks tienduizenden bezoekers.

Deze unieke regio met haar sociaal bewogen geschiedenis, haar door mensenhanden gevormde structuur, haar voel- en zichtbare cultuurhistorie én haar landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten had eigenlijk ook in één woord samengevat kunnen worden: intrigerend! Want wie kan zijn nieuwsgierigheid en fantasie nog bedwingen bij het lezen van namen als Bontebok, Spekpôlledraai, Belgische Wijk, Luxemburg, Prikkedaam en Sing Sang (een weggetje tussen Bontebok en Jonkerslân).

Het gebied rond de Langweerder Wielen is een uniek stukje Friesland. Nergens in de provincie tref je in zo`n klein gebied zo`n groot landschappelijk contrast: de weidsheid en openheid van het veenweidegebied met de Wielen en het Koevordermeer, tegenover de intimiteit en beslotenheid van de bossen bij Sint Nicolaasga. Het verleden is hier nog duidelijk voelbaar en zichtbaar en het gebied ademt onmiskenbaar de nodige 'grandeur': het schilderachtige, enigszins chique Langweer; de bossen met hun statige lanen en monumentale landhuizen; het deftige Joure; maar óók de vele monumentale boerderijen in het buitengebied.

Zijn allure heeft het gebied te danken aan het verleden. Dankzij de gunstige ligging aan het water ontwikkelde Langweer zich rond 1600 tot markt- en havenplaats met een waag, een 'regtshuys' en verschillende luxe woonhuizen voor de gegoede burgerij, waaronder Osingastate. Een vergelijking tussen de prachtige oude foto's uit het boek 'Trije Swannen yn folle Flecht' en de huidige situatie leert dat het dorp zijn historische karakter grotendeels behouden heeft. Volgens velen is De Buorren de mooiste dorpsstraat van Friesland. Door zijn charme, in combinatie met de prachtige omgeving en de watersportmogelijkheden, mag het dorp ook tegenwoordig nog verscheidene notabelen en bekende Nederlanders tot zijn inwoners dan wel regelmatige gasten rekenen.

Het is tegenwoordig nog maar moeilijk voor te stellen, maar ook Joure was in het verleden een belangrijke havenplaats, van waaruit zelfs op Engeland en Scandinavië gevaren werd. Naast de handel ontstond ook de nodige nijverheid en industrie, zoals scheepswerven, meubelmakerijen, kopergieterijen, klokkenmakerijen en natuurlijk de koffiebranderij van Douwe Egberts. Het dorp ontwikkelde zich tot een zogenaamde 'vlecke', een plaats die het midden houdt tussen een dorp en een stad. De stedelijke trekjes en het rijke verleden verschaffen Joure een heel eigen gezicht.

Ook in het lommerrijke bosgebied bij Sint Nicolaasga staan verschillende statige woonhuizen. De Vegelinbossen zijn genoemd naar de man die ze in de achttiende eeuw aan liet planten, Johan Vegelin van Claerbergen. Deze man, wiens nazaten de bossen nog steeds in bezit hebben en beheren, was ook de drijvende kracht achter de inpoldering van de laaggelegen delen in het gebied. Het wandelbos Wilhelminaoord werd halverwege de negentiende eeuw aangelegd. De bossen werden vormden en (vormen nog steeds) een attractie voor dagjesmensen uit de wijde omgeving. Bij herberg 'Huis ter Heide' werd een kolfbaan aangelegd. Beide zijn inmiddels verdwenen. Veel later kwam even verderop de huidige 18-holes golfbaan.

Het gebied is natuurlijk in de eerste plaats een walhalla voor de watersporter. Langweer is een watersportdorp met stijl en traditie. De plaatselijke zeilclub werd al in 1859 opgericht en is daarmee één van de oudste van Nederland. De Langweerder Wielen staan in directe verbinding met de rest van het uitgestrekte Friese Merengebied. Ze vormen ieder jaar het decor voor verschillende zeilwedstrijden, waaronder het beroemde skûtsjesilen. Wilt u zélf leren zeilen dan kunt u terecht bij zeilschool Neptunus in Idskenhuizen, de geboorteplaats van Egbert Douwes, grondlegger van Douwe Egberts. Blijft u toch maar liever op de wal? Geen probleem: ook per fiets, op de motor, te voet of op skeelers laat het gebied zich prima ontdekken. Neem bijvoorbeeld eens de 'pontjesroute' (zie op Route Zuidwest Friesland.nl bij Langweer). Of stippel op die site een eigen route uit met behulp van het uitgekiende systeem van (fiets)knooppunten.

In Joure is zoveel te zien en te doen dat u er gemakkelijk een hele dag voor uit kunt trekken. Combineer bijvoorbeeld een ochtendje winkelen met een bezoek aan Museum Joure, dat gevestigd is in een prachtig industrieel complex uit het eind van de negentiende eeuw. Ook het in 2008 geopende, unieke Puzzelmuseum is een bezoekje meer dan waard. Of doe het Jouster Kuierke, een cultuurhistorische wandeling door het dorp, onder leiding van een gids. Kunstliefhebbers hebben de keus uit meerdere galerieën.

Een paar keer per jaar, tijdens een aantal grote, spectaculaire evenementen, is het in het dorp extra gezellig: de Boerebrulloft, de Ballonfeesten (beide eind juli) en de Jouster Merke (eind september). Vooral in de zomermaanden worden ook nog tal van andere, kleinere activiteiten georganiseerd. Wilt u zélf een zeer bijzondere activiteit doen, dan bevelen wij een cursus fierljeppen bij de plaatselijke fierljepvereniging van harte aan.

Voor de meesten is de Afsluitdijk niet meer en niet minder dan een gemakkelijke, snelle verbinding tussen Friesland en Noord Holland. Slechts weinigen realiseren zich dat de tussen 1927 en 1932 aangelegde dijk één van ’s werelds grootste waterstaatswerken ooit is. De realisering van een 30 kilometer lange dam als afsluiting van een binnenzee was, zeker voor die tijd, een ongekende prestatie.

De Afsluitdijk vormt niet alleen een verbinding tussen bestemmingen; de dijk is zelf ook een aantrekkelijke bestemming. Hier ervaart u de overtreffende trap van het begrip weidsheid. Bij mooi weer is het uitzicht op de Waddenzee en het IJsselmeer adembenemend. En bij wat minder weer bent u hier echt één met de elementen.

Kornwerderzand is, net als Breezanddijk, een voormalig werkeiland. Hier werd in mei 1940 de Duitse opmars lang tegengehouden. De zogenaamde ’kazematten’ (bunkers) bestaan nog steeds en vormen tegenwoordig een interessant Kazemattenmuseum. Verder ligt hier een groot sluizencomplex, dat bestaat uit een spuisluis en twee schutsluizen. Het complex is een rijksmonument en is genoemd naar Hendrik Lorentz, die in 1902 de Nobelprijs voor natuurkunde kreeg en een belangrijke rol speelde bij de aanleg van de Afsluitdijk.

Ook het gebiedje rond de aansluiting van de Afsluitdijk op het vasteland is de moeite waard. Cornwerd, geboorteplaats van de dichter Obe Postma, is een beschermd dorpsgezicht en in Wons staat een zeer zeldzame ’centraalbouwkerk’. Zürich is bekender vanwege hotel-café-restaurant, vernoemd naar het nabij staande monument "De Steenen Man", waar veel dijkwerkers vertier zochten en waar het er naar verluidt ruig aan toe kon gaan.

Friesland op zijn mooist: dat vinden veel mensen van het gebied rond het Bergumermeer. En hoewel natuurlijk subjectief, voor die kwalificatie valt veel te zeggen. Het gebied ten oosten en noordoosten van het Bergumermeer vormt het kerngebied van het Nationaal Landschap De Noordelijke Friese Wouden. Lang geleden werden hier vanaf de noordwestelijke helling van het Drents Plateau de heide en het lager gelegen veengebied in langgerekte stroken ontgonnen. Rond de percelen werden "dykswallen" aangelegd, aarden dijkjes waarop bomen geplant werden. Zo ontstond een karakteristiek heide- en veenontginningslandschap, dat nergens in Nederland zo mooi bewaard gebleven is als hier. En nergens in Fríesland tref je binnen zo’n kleine afstand de combinatie van een dergelijk kleinschalig, halfgesloten coulissenlandschap met de wijdsheid van twee meren, het Bergumermeer en De Leijen.

Het Bergumermeer is een natuurlijk meer dat in de ijstijd ontstaan is. Het leent zich uitstekend voor verschillende vormen van watersport. Het meer wordt gekruist door het Prinses Margrietkanaal. Dit Friese deel van de belangrijke scheepvaartverbinding van Lemmer naar Delfzijl werd gegraven tussen 1949 en 1952. De Kuikhornstervaart, de Petsloot en de Nieuwe Zwemmer vormen voor de pleziervaart een belangrijke verbinding met het Lauwersmeer.

De Leijen is een veenafgraving uit de zeventiende eeuw. Vanwege de geringe diepte was het meer lange tijd alleen van betekenis voor de kleine watersport. In het kader van het grootscheepse Friese Merenproject is het meer volledig heringericht. Daarbij zijn zowel de recreatiemogelijkheden als de natuurwaarden vergroot. Er zijn geulen gegraven naar Rottevalle en tussen Opeinde en Eastermar. De veenafgraving maakt nu onderdeel uit van de Lits-Lauwersmeerroute, een aantrekkelijke alternatieve vaarroute van de Friese Meren naar het Lauwersmeer, die geschikt is voor grote motorboten.

Ook voor de niet-watersporter en de watersporter die ook wel eens de wal op wil heeft het gebied zeer veel te bieden. De vele kleine, rustige weggetjes en onverharde paden door het schitterende coulissenlandschap maken het gebied tot een paradijs voor wandelaars, hardlopers, fietsers, ruiters, mountainbikers en skeeleraars. De cultuurhistorie is zichtbaar en voelbaar in het ongerepte landschap en de authentieke dorpjes. En wie meer te weten wil komen over de vroegere heideontginningen en leefomstandigheden in het gebied, kan terecht in themapark De Spitkeet bij Harkema.

Het Bergumermeer en zijn omgeving heeft kortom alles te bieden voor een aangenaam verblijf; zowel aan natuurliefhebbers en rustzoekers als aan degenen die op zoek zijn naar wat meer actie.

Heerenveen geniet internationale bekendheid vanwege het schaatsen. Thialf was wereldwijd de tweede overdekte 400 meterbaan en geldt nog steeds als één van de snelste ijsbanen ter wereld. Daarnaast is Heerenveen natuurlijk bekend van de gelijknamige voetbalclub en het naar de legendarische voetballer Abe Lenstra genoemde stadion. Maar deze ’sportstad’ en haar omgeving hebben meer te bieden, veel meer!

Heerenveen is van oorsprong een veenkoloniale nederzetting. In 1551 werd door de notabelen Van Dekema, Van Cuijk en Foeyts, de ’heeren van het veen’, de Schoterlandse Veencompagnie opgericht, de oudste Nederlandse hoogveenkolonie en de op één na oudste Naamloze Vennootschap van Nederland. Men begon met het graven van de Heerensloot, waarlangs de turf afgevoerd zou worden. Haaks daarop werd in oostelijke richting de Schoterlandse Compagnonsvaart gegraven, waarvan het eindpunt, mét de ontginning van het veen, steeds verder opschoof. Heerenveen is ontstaan bij het kruispunt van deze turfvaarten. Die vaarten werden de definitieve grenzen van de bestaande ’grietenijen’ (gemeenten). Totdat er in 1934 een grotere gemeente kwam met de naam ’Heerenveen’, die bestond uit de vormalige gemeenten Schoterland, Aengwirden en een deel van Haskerland, lag Heerenveen eeuwenlang in drie verschillende gemeenten. Het verleden én heden van Heerenveen en omgeving wordt op boeiende wijze verteld en verbeeld in Museum Willem van Haren. Een afzonderlijk deel daarvan is geheel gewijd aan de dominee, vrijdenker, socialist, anarchist en anti-militarist Ferdinand Domela Nieuwenhuis, die zich bijzonder heeft ingezet om de erbarmelijke leef- en arbeidsomstandigheden van de veenarbeiders in het gebied te verbeteren.

Die leefomstandigheden stonden in schril contrast met die van de notabelen die zich in de loop van de eeuwen vestigden in het inmiddels ontgonnen gebied ten zuidoosten van Heerenveen. In 1676 lieten de Friese stadhouder Willem Frederik en zijn vrouw, Albertine Agnes van Oranje, hier een landgoed aanleggen. Zij werden gevolgd door tal van andere notabelen die in het gebied landhuizen bouwden en parkachtige tuinen aanlegden. Zodoende is een zeer bijzondere concentratie ontstaan van buitenplaatsen met bijbehorende dienstwoningen en boerderijen, eeuwenoude bossen, statige lanen en prachtige parken. Het geheel vormt het tegenwoordige landgoed Oranjewoud, een gebied van 400 hectare dat wordt beheerd door Staatsbosbeheer. De bijnaam ’Pronkzaal van Friesland’ zegt eigenlijk alles.

Een deel van het landgoed werd ontworpen door Daniël Marot, die ook de tuinen van paleis Het Loo ontwierp. Dat deel is in 2004 in zijn oorspronkelijke, barokke stijl gereconstrueerd. Daarbij werd het gebied tevens uitgebreid met een nieuwe tuin, waarin het nieuw gebouwde, strak vormgegeven gebouw van Museum Belvédère (museum voor moderne Friese kunst; een aanrader!), op prachtige wijze geïntegreerd is. Landgoed Oranjewoud laat zich het best te voet verkennen. Door Staatsbosbeheer is een wandelroute uitgezet van maar liefst 19 kilometer.

De wijdere omgeving vormt een schitterend, zeer afwisselend decor voor fietstochten. Ten noorden van het bosgebied liggen de architectonisch en stedenbouwkundig interessante woonwijk Skoatterwâld en het reeds genoemde Museum Belvédère. In zuidelijke richting gaat het bosgebied vrij abrupt over in het open landschap dat gevormd wordt door grasland aan weerszijden van het riviertje de Tjonger. Naar het oosten toe is sprake van een geleidelijke overgang naar een halfopen landschap.

Het Friese Haagje (met een knipoog naar het deftige Den Haag), zoals Heerenveen en omgeving ook wel genoemd worden, heeft alles te bieden voor een aangenaam verblijf. De levendigheid van sport- en winkelstad Heerenveen, de rust, de natuur en de cultuurhistorie van Oranjewoud, de cultuur, architectuur en stedenbouw van Museum Belvédère en Skoatterwâld én het zeer gevarieerde landschap van de wijdere omgeving.

Tussen Leeuwarden en Drachten ligt een wel heel bijzonder stukje Friesland. Hier gaan de Friese Wouden over in het Lege Midden, het laaggelegen deel van de provincie waar de Friese Meren liggen. Die overgang levert een prachtige combinatie op van verschillende landschappen: het halfopen coulissenlandschap van de Wouden, een wijds en open veenweidelandschap, ingepolderde meren, een enkele terp, moeras- en rietlanden en water, heel veel water. Dat laatste maakt het gebied natuurlijk bij uitstek aantrekkelijk voor de watersporter. Maar ook voor landrotten heeft dit schitterende gebied zeer veel te bieden.

Het gebied wordt doorsneden door twee belangrijke verbindingen voor de beroepsvaart: het Prinses Margrietkanaal en de aftakking daarvan richting Leeuwarden en Harlingen, het Van Harinxmakanaal. Beide werden gerealiseerd tussen 1949 en 1952. Daarbij werden reeds bestaande vaarten uitgediept en gekanaliseerd. De plek waar het Prinses Margrietkanaal de vroeger druk bevaren route tussen Leeuwarden en Drachten kruist, heet heel toepasselijk ’Krúswetters’ (Kruiswaters). Ten zuiden daarvan ligt Nationaal Park De Alde Feanen, een 4000 hectare groot gebied dat bestaat uit open water, uitgestrekte rietvelden, bloemrijke graslanden en moerasbossen. Een groot deel is in beheer bij It Fryske Gea. Van oudsher wordt het gebied ook wel ’De Princenhof’ genoemd, naar het deel dat vroeger door het Huis van Oranje als jachtgebied werd gebruikt. Het werd begin twintigste eeuw al ontdekt als recreatiegebied en biedt de bezoeker van nu talloze mogelijkheden: varen, zeilen, wandelen, natuurexcursies, rondvaarten.

Earnewâld is onlosmakelijk verbonden met het verleden en heden van De Alde Feanen. Nadat de turfgravers het landschap een ander aanzien hadden gegeven, werd het een dorp van vissers, schippers en rietsnijders. Tegenwoordig is het een recreatie- en watersportdorp én het toeristische hart van het Nationaal park. Behalve het bezoekerscentrum van het Nationaal Park zijn ook ooievaarsstation It Eibertshiem, Museum Het Kokelhûs en het Skûtsjemuseum een bezoekje waard. Voor kunstliefhebbers is Galerie Koopmans een aanrader.

Maar de regio heeft meer te bieden dan Earnewâld en de Alde Feanen! Steek bijvoorbeeld eens het Prinses Margrietkanaal over naar Warten. Dit typische waterdorp aan de oude scheepvaartroute van Leeuwarden naar Drachten kreeg pas in 1865 een ontsluiting over land. In het dorp staat de enig overgebleven ’langhuisboerderij’ van Friesland die, net als het voormalig armenhuis, nu een museumfunctie heeft.

Wat verder naar het westen ligt Wergea, dat is ontstaan op een terp tussen drie meren die in de zeventiende en achttiende eeuw drooggelegd werden. Het dorp groeide flink dankzij de ligging aan de vroeger druk bevaren vrachtroute van Leeuwarden, via Grou naar Sneek. De inwoners stonden bekend als de ’Brêgebidlers’ (brug-bedelaars), vanwege de tol die de schippers moesten betalen bij het passeren van de brug in het dorp. In 1886 werd in Wergea de eerste coöperatieve zuivelfabriek van Nederland opgericht, die is uitgegroeid tot het huidige internationale zuivelconcern Friesland Foods. Het mooie dorp vormt ook het decor voor het beroemde boek van Nynke van Hichtum, ’Afkes Tiental’. Het oude slot dat daarin voorkomt, huisvestte tot 2019 het Museum Ald slot. Via de www.wergea.com kunt u een wandelroute en twee fietsroutes downloaden.

Oostelijk van de Alde Feanen ligt Oudega. Via de Oudegaster Zanding, een meer dat in 1922 werd drooggemalen, was dit dorp vroeger verbonden met de Wijde Ee. Aan de overkant van dat water ligt het gehucht Smalle Ee, dat vroeger een belangrijke handelsplaats was. Tegenwoordig is het meer te doen in De Veenhoop, dat vooral gericht is op de watersport. Rond de dag waarop hier de wedstrijd van het beroemde Skûtsjesilen gehouden wordt, vindt ook het meerdaagse Veenhoopfestival plaats.

Een prachtige fietsroute door het overgangsgebied tussen de Friese Wouden en het Lege Midden is het Healânspad. De route voert onder meer langs Garyp. Dat dorp kent van oudsher een sterke binding met het aan de overkant van het Prinses Margrietkanaal gelegen Suwâld. Al in 1645 was er een ’overzet’, die in 1995 in ere hersteld werd met de ingebruikname van een (fiets)pontje dat vaart op zonne-energie. Ten zuiden van Suwâld staat nog het oude veerhuis uit 1727.

De streek tussen Veenklooster en Veenwouden is een geheel eigen stukje Friesland. Nergens in de provincie tref je in zo’n klein gebied zoveel dorps- en streeknamen die verwijzen naar het (oorspronkelijke) landschap. Het gebied ligt grotendeels op de ’zwaag’ van Kollum (Kollumer-zwaag), een keileemrug op de grens van een hoger gelegen gebied en lagere veengebieden ten noorden en westen daarvan. In dat veengebied is, op een hoger gelegen zandrug, Veen-wouden ontstaan. Zwaag-westeinde ligt op op het westelijke einde van de zwaag. Iets ten zuidoosten daarvan ligt Zwager-bosch en ten zuiden dáárvan Twijzeler-heide. Ook de naam Zandbulten laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Helemaal in het oosten ligt tenslotte Veen-klooster.

De naam Veenklooster verwijst naar een vrouwenklooster dat hier in de dertiende eeuw vanuit Dokkum gesticht werd, De Olijfberg. In de zeventiende eeuw is op het kloosterterrein Fogelsanghstate gebouwd en een groot park aangelegd. De boerderijen en dienstwoningen rond de state hoorden van oorsprong ook bij het landgoed. Het dorp is één van de zeer weinige in Friesland zonder kerk. Ook de structuur van het dorp is uiterst zeldzaam in Friesland: je waant je bijna in een Drents brinkdorp. Al met al is deze, nog onontdekte, toeristische parel een bezoek meer dan waard.

Ten westen van het bosrijke Veenklooster ligt het voor de Noordelijke Friese Wouden kenmerkende coulissenlanschap: een kleinschalig, halfopen landschap waar de percelen worden begrensd door elzensingels en zogenaamde ’dykswallen’. Hier en daar staan nog de karakteristieke, miniscule ’wâldhúskes’, die eind negentiende, begin twintigste eeuw langzamerhand de plaggenhutten van de turfstekers vervingen.

Door het gebied loopt de spoorlijn van Groningen naar Leeuwarden, die in 1866 in gebruik werd genomen. De trein stopt onder meer in Veenwouden, dat ook een bezoekje waard is. Hier staat de rond 1300 gebouwde Schierstins, een versterkte stenen woontoren. Het is de de enige bewaard gebleven middeleeuwse torenstins in Friesland.

En als u dan toch in de buurt bent, neem dan ook even een kijkje in het schilderachtige Veenwoudsterwal, dat net ten zuidwesten van Veenwouden ontstaan is als veenkolonie. Hier is de sfeer van de negentiende eeuw nog bewaard gebleven. De vaart door het dorp is de grens tussen de gemeenten Dantumadeel en Tytsjerksteradiel. Het dorpje is een prima uitvalsbasis voor kanotochten in het veengebied ten noorden van Veenwouden.

Het gebied rond de Fluessen wordt in de eerste plaats gekenmerkt door zijn enorme weidsheid: temidden van uitgestrekte, laaggelegen landerijen met hier en daar een zandrug die zorgt voor een glooiing in het landschap, ligt een groot, langgerekt meer. Vanwege zijn omvang en diepte is de Fluessen vooral bij zeilers zeer geliefd. Maar het gebied is niet alleen een walhalla voor de watersporter; ook op de wal heeft het zeer veel moois te bieden, zeker voor degenen die houden van rust en natuur.

Duizenden jaren geleden, tijdens de één na laatste ijstijd, werd door het schuivende landijs een dal uitgeslepen. Dat gletsjerdal liep later vol water en zo ontstonden het Heegermeer en de Fluessen. Doordat de ijsmassa de grond voor zich uit geduwd had, waren stuwwallen gevormd die tegenwoordig als zandruggen boven de rest van het landschap uitsteken. Hemelum ligt op zo’n zandrug. Hier stond sinds het midden van de dertiende eeuw een vrouwenklooster dat anderhalve eeuw later plaatsmaakte voor een mannenklooster. Ook dat is al lang verdwenen. Maar in 2001 vestigde zich opnieuw een klooster in het dorp: het Russisch Orthodox klooster van de Heilige Nikolaas van Myra. De ligging van Hemelum aan de Morra én vlakbij de bossen van Gaasterland maakt het tot een uitstekende uitvalsbasis voor vaar-, fiets- of wandeltochten. Kijk bijvoorbeeld eens op "Route Zuidwest Fryslân".

Ook Koudum is ontstaan op een hoger gelegen zandrug. In het dorp woonde vroeger een aantal voorname families. Eén daarvan was de familie Galama, die zich inzette voor de ontginning van de laaggelegen gronden. Als beloning daarvoor kregen de Galama’s in 1628 van de Friese Staten het recht om tol te heffen bij de smalle doorvaart tussen de Fluessen en de Morra. Toen in 1732 tussen Hindeloopen en Hemelum de Koudumer Slaperdijk aangelegd werd, kwam bij de ’Galama-dammen’ een sluis. Het tolrecht werd pas in 1942 afgekocht door de toenmalige gemeente Hemelumer Oldeferd. Sinds in 2007 het aquaduct in gebruik werd genomen, is het oponthoud voor de scheepvaart en het wegverkeer verleden tijd.

Vanwege de tuinbouw die zich bij Koudum ontwikkelde, kregen de inwoners de bijnaam ’Koudumer Beantsjes’ (boontjes). Sinds 2005 vindt jaarlijks de Koudumer Beantsjedei plaats ter ere van de pluk van de eerste boontjes (eind juni). Twee jaar later werd dat feest voor het eerst gecombineerd met een nostalgische race voor zeilpramen van Koudum naar Gaastmeer en terug. Opvallend is het aantal galeries en ateliers in het dorp: Singel 19, Beeldhouwcentrum Koudum, Galerie Hekker, Wigle Engelsma en Hanshan Roebers.

Eeuwenlang stonden de lager gelegen gebieden een groot deel van het jaar deels onder water. Dat gold bijvoorbeeld voor het gebied ten noordwesten van de Fluessen. Hier liggen buurtschappen met namen als It Heidenskip en De Hel, die verwijzen naar de voorheen slechte natuurlijke omstandigheden. Het droogmalen van het land betekende een grote verbetering. De naam ’Polder De Vooruitgang’ is wat dat betreft veelbetekenend. Tegenwoordig is het een prachtig, weids gebied met schitterende vergezichten en indrukwekkende wolkenpartijen.

Het bemalen van de polders gebeurt nog steeds voor een deel met molens. Een karakteristiek type is de zogenaamde Amerikaanse Windmotor, die wordt gekenmerkt door een lichte, ijzeren constructie, een windrad met ijzeren schoepen en één of twee ijzeren windvanen. Tussen Koudum en Molkwerum staat één van de grootste exemplaren van Friesland.

Aan de zuidoostkant van het meer ligt de streek Noordwolde. Na het bedijken van de Grote Noordwolder Veenpolder in 1835 werd hier turf gewonnen. Langs de weg door de hier gelegen dorpen staan verschillende monumentale boerderijen, met in veel gevallen onder het woonhuis een melkkelder, waar vroeger kaas en boter gemaakt werd. De thuisproductie verdween grotendeels toen in 1910 in Elahuizen een zuivelfabriek gebouwd werd. Tegenwoordig herbergt de fabriek een groepsaccommodatie. Het dorp kent daarnaast twee zeilscholen.

Ook Oudega had voorheen een eigen haventje aan de Fluessen. Het sluisje in de Grote Turfvaart, de verbinding tussen het meer en het dorp, bestaat nog steeds. In Kolderwolde staan langs de weg een aantal vrouwenbeelden, de Famkes van Kolderwolde.

Sneek behoeft eigenlijk geen toelichting: het is één van de Friese Elfsteden en hét watersportcentrum van de provincie. Hoogtepunten van het watersportseizoen zijn de finale van het skûtsjesilen en natuurlijk de Sneekweek, die wordt geopend met de traditionele vlootschouw.

Maar het bruisende Sneek heeft meer te bieden dan alleen de watersport: tal van winkels, gezellige cafés, goede restaurants, muziek, theater en het hele jaar door verschillende evenementen. En dat alles in een prachtige, historische ambiance. Iedereen kent de beroemde Waterpoort, maar de stad telt nog vele andere monumenten. In een aantal daarvan zijn musea gevestigd. Het Fries Scheepvaartmuseum biedt een veelzijdig beeld van de geschiedenis van de Friese scheepvaart van de 17de tot de 20ste eeuw. In het NS-station zit het Nationaal Modelspoormuseum. Hier kon u tot 2014 ook de stoomtrein naar Stavoren nemen. Aan het schilderachtige Kleinzand vindt u het bezienswaardige winkeltje van de beroemde distilleerderij Weduwe Joustra.

Kunstliefhebbers kunnen hun hart ophalen in verschillende galeries, waaronder Galerie Het Lam en Galerie Peter Bax. Kijk ook eens op www.kunstkast.nl.

Wilt u de relatieve drukte van Sneek even ontvluchten? In het gebied ten oosten en noordoosten van de stad treft u een oase van rust! Deze streek wordt wel aangeduid als de "Lege Geaën", de lage gebieden. Geniet hier van de stilte en het typisch Friese landschap met zijn prachtige vergezichten en indrukwekkende wolkenluchten.

De nabijheid van de Snitsermar geeft het gebied nog een extra dimensie, in landschappelijk opzicht, maar ook voor natuurliefhebbers. Samen met de aangrenzende polders vormt het een interessant en rijk natuurgebied van zo’n 1200 hectare. Het is onder meer van groot internationaal belang voor veel watervogels.

Dwars door het gebied slingert de Snitser Âldfeart. De meeste dorpen zijn daarmee verbonden door middel van zogenaamde ’opvaarten’. Een ander karakteristiek landschapselement is de Griene Dyk. Deze dijk, die loopt van Sneek naar Jirnsum, werd in de 12e eeuw aangelegd om het laaggelegen gebied te beschermen tegen overstromingen vanuit het zuidoosten.

Scharnegoutum, Gauw, Goënga, Loënga en Offingawier staan ook wel bekend als de "Snitser Fiifgea". Gauw, Goënga en Offingawier zijn verstilde, authentieke dorpjes die de weidsheid van het landschap even onderbreken. In Offingawier is in een oud pand met een moderne aanbouw een galerie gevestigd. Niet te missen als u door het dorp rijdt. Ten oosten van het dorp, aan de Snitsermar, ligt het drukbezochte recreatiecentrum De Potten.

Het grootste dorp van de Snitser Fiifgea is Scharnegoutum, dat is ontstaan op de oostelijke oever van de voormalige Middelsee. Het dorp is mooi gelegen aan De Swette, die lange tijd de belangrijkste verbinding was tussen Leeuwarden en Sneek en tegenwoordig, als onderdeel van de Middelseeroute, vooral van belang is voor de pleziervaart. Op de vlag en het wapen van het dorp staat een vijfpuntige ster, die de vijf dorpen van de Snitser Fiifgea symboliseert.

Loënga is nog net niet opgeslokt door Sneek. Om deze bijzondere enclave te beschermen tegen de oprukkende verstedelijking is een landschapsplan gemaakt en uitgevoerd. Onderdeel daarvan was het graven van een haventje en een vaarverbinding met De Swette.

In het noordelijk deel van de Lege Geaën liggen de charmante dorpjes Sibrandabuorren, Tersoal en Poppenwier. Het laatste is een beschermd dorpsgezicht en zeer schilderachtig. In Sibrandabuorren staat nog de voormalige zuivelfabriek "De Lege Geaën", die van 1891 tot 1975 in bedrijf was. Over de Sibrandabuorsterfeart, de verbinding met de Snitsermar, ligt een prachtige brug uit 1865. Ook Tersoal heeft een vaarverbinding met het meer. Alle drie dorpen zijn via een opvaart verbonden met de Snitser Âldfeart. Het vele water is jaarlijks het toneel voor het zogenaamde "preamkeskowen" nemen zes dorpen in het gebied het tegen elkaar op in een wedstrijd met karakteristieke pramen.

Het best bewaarde geheim van Friesland ligt waarschijnlijk ten westen van Wolvega: een schitterend gebied dat bij het grote publiek nauwelijks bekend is en mede daardoor zijn authentieke karakter heeft weten te behouden. Uitgestrekte veenpolders, sloten, vaarten, riviertjes, petgaten, moerassen, oude dijken, sluizen, gemalen, molens: liefhebbers van rust, natuur en cultuurhistorie kunnen hier hun hart ophalen. Houdt u van wandelen? Of meer van fietsen? Varen? Paardrijden? Kanoën? Skeeleren? Het kan hier allemaal!

De Grote Veenpolder, zo staat het gebied ten zuidwesten van de Helomavaart bekend. Aan de andere kant van die vaart bestaat het landschap uit een aantal kleinere veenpolders, waarvan de namen in de meeste gevallen niet getuigen van erg veel fantasie: Polder De Ontginning, Hoekstra’s Polder, Polder Oldelamer

In laatstgenoemde polder ligt, tegen de Tsjonger aan, natuurgebied "Het Braandemeer", dat bestaat uit een meertje, graslandpercelen, moeras, petgaten en rietlanden. Iets naar het zuiden ligt nog zo’n schitterend natuurgebied: de Rottige Meenthe. Dit gebied beslaat de oostelijke helft van de Grote Veenpolder die, in tegenstelling tot het westelijk deel, na de afgraving van het veen niet drooggemalen en in cultuur gebracht is. Dat heeft ook hier geresulteerd in een afwisseling van petgaten, rietvelden en moerassen en een zeer bijzondere flora en fauna. Het gebied kan te voet, per fiets of per kano verkend worden. Wilt u een deskundige toelichting, dan bevelen wij de regelmatig door Staatsbosbeheer georganiseerde excursies aan.

Kunst en cultuur speelt een belangrijke rol in de Rottige Meenthe. Het gebied vormt onder meer het decor voor twee, jaarlijks georganiseerde opera’s: Opera-Nijetrijne en Opera-Spanga. In laatstgenoemd dorp bevindt zich ook het (op afspraak te bezoeken) atelier met galerie van keramiste en plateelschilderes Alie Jager en kunstnijverheidsatelier Zink en Zilver.

De Grote Veenpolder is ook in cultuurhistorisch opzicht een zeer interessant gebied. Eeuwen vóór de veenontginning werd hier (door monikken?) de Scheene al gegraven, die het gebied tussen de benedenloop van de Tsjonger en De Linde in tweeën verdeelde. Later werd deze grenssloot verbreed ten behoeve van de turfvaart. Tegenwoordig vormt De Scheene een idyllisch, schijnbaar natuurlijk landschapselement. Waar de Scheene uitmondt in de Helomavaart ligt de Scheenesluis. Vlak daarbij staan twee van de vele watermolens die het gebied van de Grote Veenpolder droogmaalden.

De al eerder genoemde Helomavaart verbindt De Tsjonger en De Linde met elkaar en werd in 1748 aangelegd om de turf per schip af te kunnen voeren. De vaart is genoemd naar de familie Van Heloma, die in 1704 in bezit kwam van de "Weststellingwerfsche geoctrooieerde Veencompagnie". Op de plaats waar de vaart in de Lende uit kwam, werd in 1927 de Driewegsluis gebouwd. Deze in Nederland unieke sluis was nodig vanwege de waterstaatkundige noodzaak om in de Helomavaart, de bovenloop van De Lende én de benedenloop drie verschillende waterstanden te realiseren. Het complex is in 1994 in oude staat gerestaureerd.

De Lende en de Tsjonger komen bij elkaar bij Slijkenburg. Van de oorsprong van dit dorp als verdedigingsschans tegen de Spanjaarden in de Tachtigjarige Oorlog is niets meer te herkennen. Wel herinneren hier de oude dijken aan de tijd dat het dorp nog aan de kust van de Zuiderzee lag. Langs het dorp loopt de N351, die genoemd is naar Peter Stuyvesant, de directeur-generaal van de voormalige Nederlandse kolonie Nieuw-Nederland, waarvan Nieuw-Amsterdam (het tegenwoordige New York) de hoofdstad was. Bij Scherpenzeel, het dorp waar hij opgroeide, staat aan de N351 een monument ter ere van deze belangrijke historische figuur. Een standbeeld van hem staat aan de Tjerk Hiddesweg in Wolvega. Die plaats is onder meer een bezoek waard vanwege Museum Het Kiekhuus en de in molen Windlust gevestigde Oudheidkamer. Nog meer informatie over de lokale geschiedenis wordt geboden door het in de Openbare Bibliotheek gevestigde Historisch Informatie Punt. En als u daar dan toch bent, neem dan ook eens een kijkje in de Kijkzaal, waar wisselende kunstexposities gehouden worden.

Vaak wordt gezegd dat Friesland eigenlijk eindigt bij het riviertje de Tsjonger: ten zuiden daarvan liggen de Stellingwerven, een gebied met een geheel eigen karakter en cultuur. Hier praat men ook geen Fries, maar "Stellingwarfs", een nedersaksisch dialect dat ook in het aangrenzende deel van Overijssel en Drenthe gesproken wordt. Alles over de geschiedenis van dit bijzondere gebied vindt u op www.stellingwerven.dds.nl.

De Tsjonger (Kuunder in het Stellingwerfs) en de Lende zijn twee riviertjes die bijdragen aan de afwatering van het Drents Plateau. Precies tussen deze stroompjes, waar het land hoger en dus droger was, is een aantal dorpen ontstaan. De bij de dorpen behorende landerijen (de ’dorpsgebieden’) strekten zich in noordelijke en zuidelijke richting uit tot aan de genoemde riviertjes. Beide riviertjes vormden in de Tachtigjarige Oorlog samen de Lende-Kuunderlinie, die deel uitmaakte van de Friese Waterlinie die dwars door Zuidoost Friesland loopt. Ten zuidoosten van Oldeberkoop, bij het Stuttebosch, lag de Bekhofschans, waarvan de contouren in 2007 weer zichtbaar gemaakt zijn.

Oldeberkoop, in de eerste helft van de negentiende eeuw hoofdplaats van Weststellingwerf, is niet alleen letterlijk het middelpunt van deze regio; het mooie, een zekere grandeur uitstralende dorp is ook het toeristische centrum. Het ligt midden in het 340 hectare grote natuurgebied de Tsjongervallei van Staatsbosbeheer. Ook It Fryske Gea bezit in de omgeving van Oldeberkoop een aantal natuurgebieden: het Meulebos, de Delleboersterheide, de Diakonievene en de Bekhofschaans. Vanuit het dorp zijn wandelroutes uitgezet naar de verschillende natuurgebieden. Bij het VVV-foldersteunpunt zijn daarnaast beschrijvingen verkrijgbaar van een wandelroute door het dorp en een aantal fietsroutes in de wijdere omgeving.

Het zeer actieve dorp kent een groot aantal evenementen. Om er een paar te noemen: de voorjaarsfair, eind juni een ’kuierweekend’, gedurende vier weken in de zomer een Kunst- en Kijkroute en op de laatste woensdag van juli een jaarmarkt. Verder bevinden zich in het dorp een internationale school voor textieltechniek, kunst en vormgeving (met een galerie; zie www.hawar.nl), een galerie die zich heeft gespecialiseerd in ’honden- en paardenkunst’ (Nimrod), een schaakmuseum, een hertenkamp, een kaasboerderij en een ’1000-dierenboerderij’.

Het landschap tussen de Lende en de Tsjonger is een typisch coulissenlandschap dat karakteristiek is voor het grootste deel van de Stellingwerven: langgerekte, door houtwallen omzoomde percelen grasland en akkers, afgewisseld door heidevelden, water en bos. Een prachtig decor om in te wandelen, te fietsen of paard te rijden. Maar ook vanaf het water kan het gebied verkend worden. De Tsjonger, onderdeel van de Turfroute, is bevaarbaar voor motorboten en is via een opvaart verbonden met Oldeberkoop, waar een passantenhaven is. De Lende is geschikt om te kanoën. Een kano kunt u bijvoorbeeld huren op de camping van Oldeholtpade, die eigendom is van de Vereniging Plaatselijk Belang. Door die vereniging zijn drie wandeltochten uitgezet in de omgeving van het dorp. Voor de routebeschrijvingen, inclusief interessante informatie over de omgeving, gaat u naar www.oldeholtpade.com. In het gebied ten noordwesten van Oldholtpade werd rond 1840 begonnen met de afgraving van het veen. De zogenaamde "Holtwolder akkerturf", genoemd naar de dorpjes Oldeholtwolde en Nijholtwolde, was naar verluid van uitzonderlijke kwaliteit.

In het noordoosten van deze regio ligt Makkinga, dat bekend is om de vlooienmarkt die van maart tot en met oktober elke laatste zaterdag van de maand gehouden wordt. Deze openluchtmarkt wordt ook wel aangeduid met "Waterlooplein van het Noorden". In het dorp bevindt zich "Museum Oold Ark", waar allerlei handgereedschappen uit vervlogen tijden tentoongesteld zijn. In dit museum is ook een routebeschrijving verkrijgbaar voor een cultuurhistorische wandeling door het dorp. Meer informatie over de vlooienmarkt en het museum vindt u op de site van de VVV-Makkinga.

"Hier op `e wadden, wereld fan water en slik, won hij lând út see in weer en wyn, skep foor skep, monnikewerk".

Deze tekst op het monument "De Slikwerker", dat bij Zwarte Haan op de dijk staat, typeert de geschiedenis van dit bijzondere gebied in Friesland. Het is nog maar relatief kort geleden dat hier het water van de Middelzee stroomde. Vanaf de zestiende eeuw is het Bildt stukje bij beetje op de zee veroverd. De opeenvolgende inpolderingen zijn duidelijk herkenbaar in het wijdse landschap, dat wordt gedomineerd door oude, minder oude en nieuwe dijken. Daartussen is, vanaf de tekentafel, een zeer regelmatig landschap uitgezet met rechte en haaks op elkaar staande wegen en vaarten.

Bij het inpolderen van de Middelzee kregen de Friese bewoners hulp van grote aantallen slikwerkers uit onder meer Zeeland en Zuid Holland. Veel daarvan bleven in het gebied wonen en vermengden zich met de lokale bevolking. Daardoor is een geheel eigen taal ontstaan, het Bildts. De Hollandse invloed blijkt ook uit de vroegere namen voor Sint Jacobiparochie, Sint Annaparochie en Vrouwenparochie: Wijngaarden, Altoenae en Kijfhoek, drie (voormalige) dorpen in de buurt van Rotterdam.

Langs de Oudebildtdijk (uit 1505) en de Nieuwebildtdijk (uit 1600) is een zeer karakteristiek bebouwingspatroon ontstaan. Aan de noordkant staan, tegen en op de dijk, de arbeiderswoningen en ten zuiden van de dijk, achter de dijksloot, de vaak monumentale boerderijen van de herenboeren die het destijds nieuwe land in bezit hadden. Op sommige plaatsen is de lintbebouwing verder uitgegroeid tot een dorp. De dorpen Westhoek en Oude Bildtzijl meegerekend, ligt langs de Oudebildtdijk het langste, min of meer gesloten bebouwingslint van Nederland (11,5 kilometer).

Het Bildt kent dus een rijke cultuurhistorie. Maar met name achter de huidige zeedijk kunnen ook natuurliefhebbers hun hart ophalen. Daar ligt het Noarderleech. Oorspronkelijk zou ook dit gebied ingepolderd worden ten behoeve van de landbouw; er waren al lage dijkjes (zomerdijken) aangelegd. Op aandringen van natuurorganisaties krijgt nu de zee weer meer de ruimte en worden de zomerpolders langzamerhand omgevormd tot kwelders.

Rust, ruimte, prachtige vergezichten, spectaculaire wolkenluchten, cultuur en natuur... . Het Bildt heeft veel te bieden! Niet voor niets heeft ook Nederlands beroemdste schilder, Rembrandt van Rijn, het Bildt bezocht. Hij ontmoette er Saskia van Uylenburgh, met wie hij in 1634 trouwde in de hervormde kerk van Sint Annaparochie.


0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | 34 | 35 | 36 | 37 | 38 | 39 | 40 | 41 | 42 | 43 | 44 | 45 | 46 | 47 | 48 | 49 | 50 | 51 | 52 | 53 | 54 | 55 | 56 | 57 | 58 | 59 | 60 | 61 | 62 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | 73 | 74 | 75 | 76 | 77 | 78 | 79 | 80 | 81 | 82 | 83 | 84 | 85 | 86 | 87 | 88 | 89 | 90 | 91 | 92 | 93 | 94 | 95 | 96 | 97 | 98 | 99 | 100 | 101 | 102 | 103 | 104 | 105 | 106 | 107 | 108 | 109 | 110 | 111 | 112 | 113 | 114 | 115 | 116 | 117 | 118 | 119 | 120 | 121 | 122 | 123 | 124 | 125 | 126 | 127 | 128 | 129 | 130 | 131 | 132 | 133 | 134 | 135 | 136 | 137 | 138 | 139 | 140 | 141 | 142 | 143 | 144 | 145 | 146 | 147 | 148 | 149 | 150 | 151 | 152 | 153 | 154 | 155 | 156 | 157 | 158 | 159 | 160 | 161 | 162 | 163 | 164 | 165 | 166 | 167 | 168 | 169 | 170 | 171 | 172 | 173 | 174 | 175 | 176 | 177 | 178 | 179 | 180 | 181 | 182 | 183 | 184 | 185 | 186 | 187 | 188 | 189 | 190 | 191 | 192 | 193 | 194 | 195 | 196 | 197 | 198 | 199 | 200 | 201 | 202 | 203 | 204 | 205 | 206 | 207 | 208 | 209 | 210 | 211 | 212 | 213 | 214 | 215 | 216 | 217 | 218 | 219 | 220 | 221 | 222 | 223 | 224 | 225 | 226 | 227 | 228 | 229 | 230 | 231 | 232 | 233 | 234 | 235 | 236 | 237 | 238 | 239 | 240 | 241 | 242 | 243 | 244 | 245 | 246 | 247 | 248 | 249 | 250 | 251 | 252 | 253 | 254 | 255 | 256 | 257 | 258 | 259 | 260 | 261 | 262 | 263 | 264 | 265 | 266 | 267 | 268 | 269 | 270 | 271 | 272 | 273 | 274 | 275 | 276 | 277 | 278 | 279 | 280 | 281 | 282 | 283 | 284 | 285 | 286 | 287 | 288 | 289 | 290 | 291 | 292 | 293 | 294 | 295 | 296 |
Archivering van erfgoedinformatie met het ErfgoedCMS™

Bent u geïnteresseerd in erfgoedinformatie en hoe u dit op een professionele en duurzame manier kunt ontsluiten op het internet, dan is het volgende voor u van belang.

Sinds kort is er namelijk het ErfgoedCMS™ van DeeEnAa. Met dit op maat gemaakte ErfgoedCMS™ kan ieder dorp of iedere stad haar erfgoedinformatie registreren, rubriceren en ontsluiten. Daarnaast kan het ErfgoedCMS™ worden ingezet als webshop voor lokale producten en kan het de basis vormen voor dorps- of stadswandelingen compleet met QR-code bordjes.

Voor meer informatie over dit onderwerp verwijzen wij u graag naar de pagina over het ErfgoedCMS™ op de ErfgoedCMS-website via onderstaande knop.