Witmarsum - dorp in
Witmarsum
Witmarsum is een terpdorp dat is ontstaan in de vroege Middeleeuwen en waaromheen flinke buurten zijn gegroeid. Het komt voor het eerst in de bronnen voor in 1270, maar archeologische vondsten wijzen op een veel oudere bewoningsgeschiedenis.
Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 is het al een flink dorp en in de Tegenwoordige Staat van Friesland werd dat in 1788 bevestigd: ‘een schoon en groot dorp …, gelegen aan ’t Zuidelyk einde der Pingjumer Halsband. Men vindt hier eene groote binnenbuuren met eenige Straaten ten Zuidwesten, Zuidoosten en Noordoosten der Kerk. In den jaare 1663, werd het spits van den toren, door een Onweder, vernield, en een nieuw van veel grooter hoogte daar voor in de plaats gesteld.’ Voorts werd een aantal staten behandeld waarvan geen enkele meer bestaat en natuurlijk werd gewag gemaakt van Menno Simons, een van de leiders der doopsgezinden die met de geschiedenis van Witmarsum en het nabijgelegen Pingjum verbonden is. Op de kaart in de atlas van Eekhoff uit 1854 is het dorp in omvang toegenomen.
Op oude kaarten valt in het zuiden van het dorp de Aylvastate met het grote park op. Daar resideerden de Aylva’s, een familie die eeuwenlang grietmannen voor Wûnseradiel en andere grietenijen en bestuurders voor de provincie heeft voortgebracht en een aantal excellente krijgskundigen leverde. De state is verschillende malen vernieuwd, maar het gebouw is afgebroken om plaats te maken voor een seniorencentrum.
Aanvankelijk kreeg Witmarsum langs de Aylvaweg en Arumerweg aan weerszijden van de terp tot ver in de 20ste eeuw een streekdorpachtig karakter. Na de oorlog werden de nieuwbouwbuurten ten noorden en vooral ten zuiden van de streek ontwikkeld.
Witmarsum is sinds 1880, toen het gemeentehuis vanuit Bolsward naar de oostzijde van deze weg werd verplaatst, hoofdplaats van Wûnseradiel. Het gemeentehuis is een rijzig gebouw in een plechtige mengstijl, dat eerst in 1980 en aan het begin van de 21ste eeuw nogmaals aanzienlijk is uitgebreid. Hiernaast staat café Kuperus in een kleurige uitdossing en rondpasgevel die past bij de vernieuwingen rond 1900.
Aan de overzijde rijst de aan H. Nicolaas Tolentius gewijde neogotische kerk op, in 1903 gebouwd naar ontwerp van A.J. van Schaik, bij het augustijner klooster Vinea Domini. Het is een torenloze, eenbeukige kruiskerk met een vijfzijdig gesloten koor, een dubbel transept, met een dakruiter op de viering. De belangrijkste geloofsrichtingen waren in dit dorp met een kerk vertegenwoordigd. In het midden de hervormde kerk en verder de genoemde r.k.-kapel, een gereformeerde (een intussen niet meer in gebruik zijnde zaalkerk uit 1927) en een bescheiden doopsgezinde kerk. En juist Witmarsum is de geboorteplaats van Menno Simons, een van de stichters van de doperse beweging. Hij wordt met een obelisk even buiten het dorp herdacht.
Aanvankelijk had Witmarsum een kerk met een kloeke zadeldaktoren. Die is in 1633 door storm verwoest. Toen is de huidige kerk gebouwd en die had een ‘fraaye ende spitse toren’. De kerk is gebleven, de toren niet. Die is in 1819 vervangen door een opengewerkte koepeltoren op de naald van het dak. Daarin hangen de in 1433 door Johannes van Boomen en de in 1565 door Jurien Balthasar gegoten klokken. De westgevel, aan de zijde waar de toren stond, is in 1819 driezijdig gesloten. De kerk staat op de met een gietijzeren hek en lindebomen omzoomde terp.
Tegenover de kerk zijn op het plaveisel de perken voor het straatkaatsen aangegeven. Daar is ook café De Gekroonde Roskam uit 1861 te vinden, dat een gevel heeft met een overstekende verdieping die op kolommen rust. Daarnaast staat een pand met een ingezwenkte halsgevel uit 1739. De Witmarsumervaart maakt een lus door het midden van het dorp en zo kwam de in 1889 gestichte en nog vrij gave zuivelfabriek – die thans een andere bedrijfsbestemming heeft – in het vrij compact gebouwde en schilderachtige centrum terecht. Daar staat ook de voormalige smederij van Menagie.
Colofon
Uitgeverij: NoordBoek - Auteur: Peter Karstkarel
FYP: Gemeente Sudwest Fryslân