De Scheiding (in het Fries ’Skieding’) is de toepasselijke naam van de weg die van Surhuisterveen naar het zuiden loopt. Die weg vormt namelijk de provinciegrens tussen Groningen en Friesland. Het landschap aan weerskanten is het resultaat van veen- en heideontginningen. Het dichte patroon van kleine weggetjes, de grote hoeveelheid verspreide bebouwing langs die weggetjes en de typerende houtwallen en elzensingels geven het gebied een kleinschalig, besloten karakter. De kavels zijn over het algemeen langgerekt; alleen rond de heidedorpen Boelenslaan en Houtigehage is de verkaveling meer blokvormig.

De dorpen in het gebied zijn relatief jong en hebben door hun ontstaansgeschiedenis als ontginningsdorpen vaak geen duidelijk herkenbare kern. Ook Drachten, inmiddels uitgegroeid tot de tweede stad van Friesland, bestond tot ver in de zeventiende eeuw nog niet als kern. De aanzet voor de groei werd gevormd door het contract dat de Drachtster Compagnons in 1641 sloten om het hoogveen ten noorden en oosten van het huidige centrum van de stad te ontgraven.

Dat het hier om een grensgebied gaat, blijkt onder meer uit het feit dat een groot deel van de inwoners van het (Groninger) dorp Opende Friestalig is. Behalve in cultureel opzicht lopen beide provincies ook landschappelijk gezien ’in elkaar over’. Dat geldt ook voor het grensgebied ten zuiden van de A7. Daar liggen onder meer Frieschepalen en De Wilp, dorpen waarvan de ’uitlopers’ in de buurprovincie liggen.

Het gebied rond de Skieding biedt een vriendelijk, karakteristiek en afwisslend landschap. Het leent zich bij uitstek om per fiets of te voet te verkennen. Bij mooi weer is Strandheem een prachtige bestemming: een recreatieplas waar u kunt zwemmen, surfen en op het strand kunt liggen. En wilt u een dagje winkelen? Drachten ligt naast de deur!

Het gebied ten zuiden van Dokkum staat bekend als de Dokkumer Wâlden (wâlden = wouden). Hier ligt een zandrug waarop zich in de loop van de eeuwen een bijzonder landschap heeft ontwikkeld. Kenmerkend zijn de elzensingels die de afscheiding vormen tussen de percelen. Het weidse, open landschap van het zeekleigebied ten noorden van Dokkum maakt hier plaats voor een halfgesloten, zogenaamd coulissenlandschap.

De afwisseling tussen open stukken, boomsingels en kleine stukjes bos geeft het gebied een geheel eigen charme. Niet voor niets maakt het deel uit van het Nationaal Landschap ’De Noordelijke Friese Wouden’.

Op de hoger gelegen zandrug was al rond 4000 voor Christus sprake van bewoning. Door stijging van de zeespiegel veranderde het gebied in de loop van de eeuwen echter in een ontoegankelijk hoogveengebied. Vanaf ongeveer het jaar 1100 werd dat vanuit het noordelijk kleigebied ontgonnen. Dwars op de noord-zuidgerichte verkaveling ontstond zo op de oorspronkelijke zandrug een reeks dorpen: Driesum, Wouterswoude, Dantumawoude, Murmerwoude, Akkerwoude en Rinsumageest. De voorlaatste drie zijn in 1971 samengevoegd tot Damwoude. ’Dam’ is daarbij niets anders dan de eerste letters van de drie oorspronkelijke dorpen in een leesbare volgorde.

De Dokkumer Wâlden vormen een paradijs voor iedereen die houdt van rust, natuur en landschapsschoon. Niettemin zijn alle voorzieningen voor een aangenaam verblijf aanwezig. Ook in cultuurhistorisch opzicht heeft het gebied het nodige te bieden: kerken, molens, het nabijgelegen vestingstadje Dokkum, Cihoreimuseum De Sûkerei etc. De Dokkumer Wâlden lenen zich bij uitstek om per fiets of te voet verkend te worden. Kanoliefhebbers kunnen terecht op de Valomstervaart, die de zuidelijke grens van het gebied vormt en toegang biedt tot het veengebied ten westen van de De Dokkumer Wâlden.

Bijzondere aandacht verdient het gebied tussen Broeksterwâld en Feanwâlden. De laatste jaren is hier veel energie gestoken in de ontwikkeling van het natuurgebied De Houtwiel. Het is een drassig veengebied met hier en daar kleinere en grotere plassen. Het is een ideaal gebied voor insecten zoals libelles en vlinders en daarnaast voor water- en weidevogels. Het fiets- en wandelpad van Feanwâlden naar Broeksterwâld is een aanrader!

Het zuidwestelijke puntje van het vasteland van Friesland is een intrigerende regio. Met de auto is het een uithoek waar je niet snel komt. En het boemeltje Sneek - Stavoren vervoert ook geen grote drommen mensen. Het is dan ook een prachtig, verstild gebied. De weldadige rust van tegenwoordig staat in schril contrast met het roerige en bedrijvige verleden.

Al in 991 werd Stavoren geplunderd door de Noormannen. Blijkbaar was het in die tijd al een welvarende, rijke stad. Dankzij de strategische ligging aan de Zuiderzee was Stavoren in de dertiende eeuw zelfs uitgegroeid tot de belangrijkste stad van Friesland. Toen de Hollandse graaf Willem IV in 1345 Stavoren wilde veroveren, liet hij een deel van zijn vloot ten noorden van de stad landen. De rest van het leger landde bij Laaksum en zou via Warns naar Stavoren oprukken. De veldslag die daarop volgde, is later beroemd geworden als de Slag bij Warns, die eindigde in een jammerlijke nederlaag voor de Hollanders en de dood van graaf Willem. De weg van Scharl naar Warns, waarlangs de Hollandse ridders hun ondergang tegemoet gingen, heette tot ver in de twintigste eeuw nog ’de ferkearde wei’ (de verkeerde weg) en wordt in de volksmond nog steeds zo genoemd. Bij het monument op het Rode Klif, een zwerfkei met de tekst "Leaver dea as slaaf" (liever dood dan slaaf), wordt de slag ieder jaar op de laatste zaterdag van september herdacht.

Stavoren kende perioden van grote bloei, maar ook van neergang en verval. Dat is ook het onderwerp van de prachtige sage van Het Vrouwtje van Stavoren. Bij de oude haven staat een beeld van deze hooghartige, rijke weduwe die, zo wil het verhaal, het ontstaan van het Vrouwenzand op haar geweten heeft: een ondiepte voor de kust die de scheepvaart hinderde en zo de oorzaak zou zijn voor de neergang van het stadje.

Aan het begin van de negentiende eeuw was Stavoren niet veel meer dan een onbetekenend vissersdorp. Een nieuwe impuls was de spoorverbinding met Sneek (1885) en vooral de veerdienst op Enkhuizen die een jaar later van start ging. In 1888 vond een botsing plaats tussen de twee stoomraderboten "Friesland" en "Holland". Díe ’slag’ was voor Holland: de "Friesland" verdween jammerlijk in de golven. In 1899 werd de eerste van drie stoomponten in gebruik genomen waar treinwagons op konden worden gereden. In 1916, het topjaar, werden maar liefst 340.000 passagiers en 43.000 goederenwagons overgezet.

Tegenwoordig is Stavoren een sluimerend, prachtig IJsselmeerstadje dat vooral in de zomer tot leven komt dankzij het watersporttoerisme. Maar ook voor niet-bootjesmensen is het stadje een bezoek meer dan waard. Proef al wandelend de unieke sfeer. Stap eens binnen bij Atelier Basalt, Kunsthuis Stavoren of Galerie De Staverse Jol. Of neem een kijkje in Toankamer ’t Ponthûs. En wilt u toch het water op, maak dan met de huidige, toeristische veerdienst een oversteek naar Enkhuizen.

Ook Molkwerum en Warns waren vroeger, dankzij de handel en zeevaart, welvarende plaatsen. Vanwege de eilandjes waarop het gebouwd werd, stond Molkwerum lang bekend als het ’Friese Doolhof’ of ’Venetië van het Noorden’. Een andere bijnaam was ’Heksenhol’, waarmee gerefereerd werd aan de vrouwen van wie de mannen vaak lang op zee verbleven. Het dorp stond bekend om de handel in zwanenpekelvlees en had een eigen vertegenwoordiging in Amsterdam. Sinds 1916 wordt in het dorp de beroemde Molkwarder Koeke gemaakt, een specifiek Friese lekkernij. In de oorspronkelijke bakkerij is tegenwoordig een Oudheidkamer met theeschenkerij gevestigd.

Warns kent nog een aantal zogenaamde ’grootschipperwoningen’. Tegenwoordig zijn het vooral schippers van pleziervaartuigen die het dorp als thuishaven hebben. Er zijn verschillende toeristische overnachtingsmogelijkheden en een aantal ateliers en galerieën.

Behalve vanwege de rijke en roerige geschiedenis en de huidige toeristische faciliteiten is het gebied ook, en misschien wel vooral, een bezoek waard vanwege het prachtige landschap, de natuur en de rust. Het hooggelegen Rode Klif, het schilderachtige haventje van Laaksum, de laaggelegen Sudermarpolder, de voormalige zeedijk, de buitendijkse natuurgebieden Mokkebank en de "Bocht van Molkwar" en het weidse IJsselmeer, dat door de plaatselijke bevolking niet voor niks nog steeds ’de See’ (de zee) genoemd wordt Dat alles vormt het schitterende decor waarin u heerlijk kunt fietsen, wandelen of skeeleren.

Een uurtje met de boot, en je bent in een heel andere wereld. Dat is  het Friese Waddeneiland Schiermonnikoog. Het meest oostelijk gelegen (bewoonde) Nederlandse waddeneiland heeft sinds 1989 in zijn geheel de status van Nationaal Park. Een walhalla voor de natuurliefhebber dus. Maar ook voor de rustzoeker: auto's zijn niet toegestaan op het eiland, behalve voor de eilanders zelf. En kun je in het hoogseizoen bij het vertrek van Lauwersoog nog wel eens het idee hebben dat het druk wordt op het eiland, een half uurtje na aankomst heeft iedereen zich over het eiland verspreid.

Behalve de prachtige natuur en het afwisselende landschap heeft het eiland ook in cultuurhistorisch opzicht het nodige te bieden. In de Middeleeuwen was het eiland eigendom van de 'schiere' (grijze) monniken van het klooster Claercamp bij Dokkum. In de zestiende eeuw werd de provincie Friesland eigenaar van alle kloostergoederen en dus ook van het eiland. Vanwege geldgebrek verkocht de provincie het eiland in 1638. Niet veel later kwam Schiermonnikoog in handen van de familie Stachouwer, die zo'n 200 jaar eigenaar bleef.

De laatste privé-eigenaar was de adellijke Duitse familie Bernstorff, die het eiland in 1893 kocht. In 1945 werd het eiland na de tweede wereldoorlog als vijandelijk vermogen in beslag genomen en kwam het in handen van de Nederlandse Staat.

Met de bouw van het huidige dorp Schiermonnikoog, ook wel Oosterburen genoemd (en in het Schiermonnikoger dialect 'Aisterbun'), werd rond 1720 begonnen. Het dorp diende ter vervanging van het verder naar het westen gelegen dorp Westerburen (Wasterbun). Doordat het eiland langzaam maar zeker in oostelijke richting 'wandelt' verdween dat dorp langzamerhand in zee. Door toedoen van de familie Stachouwer kreeg het nieuwe dorp een zeer regelmatige opzet.

Eeuwenlang waren de zeevaart en visserij de belangrijkste bestaansmiddelen op Schiermonnikoog. Van 1872 tot 1934 was er op het eiland een zeevaartschool. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen veel eilanders terecht in de walvisvaart. De walviskaken in het dorp herinneren aan die periode. Tegenwoordig is het toerisme de belangrijkste inkomstenbron. De ongeveer 1000 inwoners verwelkomen ieder jaar zo'n 300.000 toeristen op het eiland, dat ze zelf liefkozend ook wel 'Lytje Pole' noemen (klein stukje grond, polletje).

Schiermonnikoog heeft nog een laatste onverwachte troef in handen die meewerkt aan de bekendheid van het mooie eiland. Het levert over het algemeen de eerste verkiezingsuitslag bij landelijke en gemeenteraadsverkiezingen.

Geheel in lijn met het karakter van het eiland zijn er veel georganiseerde activiteiten op Schiermonnikoog die een relatie hebben met natuur, flora en fauna. Onthaasten, wandelen, excursies, veel teveel om hier op te noemen. Voor een actueel overzicht gaat u het best naar de evenementenagenda van de VVV-Schiermonnikoog.  

Vlieland: een Fries waddeneiland met een 'Hollandse inslag'. Nadat het aanvankelijk toebehoorde aan de Friese Staten, is het eeuwenlang bestuurd door de Staten van Holland en later de provincie Noord Holland. Het eiland was daardoor lange tijd sterk gericht op Holland, en andersom.

Zo was er op het eiland een 'dependance' van de admiraliteit van Amsterdam (het huidige museum Trompshuys). En de post werd bijvoorbeeld bezorgd via het buureiland Texel. Door de relatie met het (rijke) Holland kwam het toerisme naar Vlieland al vroeg op gang. Al in 1906 werd op het eiland een VVV opgericht! De Hollandse invloed blijkt tenslotte uit het feit dat het oorspronkelijke dialect meer verwant is aan het Nederlands dan aan het Fries. In 1942 werd Vlieland (weer) bij Friesland gevoegd.

Ook landschappelijk gezien is Vlieland anders dan de overige Friese waddeneilanden. Zijn de oostelijk delen van Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog leeg, ruig en onbewoond, op Vlieland ligt juist aan de oostkant het enige dorp. Daar heeft zich ook het hoogste duin van de waddeneilanden gevormd: het bijna 40 meter hoge Vuurboetsduin, waar de vuurtoren op gebouwd is. Naarmate je verder naar het westen gaat, wordt het eiland leger, ruiger en onherbergzamer. De Vliehors (zie foto), het meest westelijke deel van het eiland, is een grote zandvlakte die voor een deel wordt gebruikt als militair oefenterrein. Ten noordwesten daarvan moeten in zee nog de resten liggen van het dorp West-Vlieland, dat in de achttiende eeuw definitief in de golven verdween.

Een ander verschil met de overige waddeneilanden is dat Vlieland vrijwel volledig bestaat uit duinen, bos en strand. Er is dan ook nauwelijks sprake (meer) van landbouw. Het enige vee op het eiland zijn geiten, Schotse Hooglanders en paarden, die vooral een functie hebben in het kader van het natuurbeheer.

Vlieland: anders dan de andere waddeneilanden. Maar in veel opzichten ook weer niet: de rust, de natuur, het licht, de zee, het strand, de duinen, de wolkenluchten, het onvermijdelijke vakantiegevoel...

ps. ben je benieuwd naar de vele activiteiten die georganiseerd worden op Vlieland kijk dan even op de evenementenkalender van VVV-Vlieland.

Het Friese Waddeneiland Terschelling is natuurlijk bekend vanwege Oerol, het theaterfestival dat sinds 1981 ieder jaar in juni plaatsvindt op het eiland. Het is uitgegroeid tot één van de grootste festivals voor straat- en locatietheater in Europa en trekt ieder jaar vele duizenden bezoekers. Maar Terschelling is meer dan alleen Oerol. Veel meer!

Het grootste van de Friese waddeneilanden biedt in elk jaargetijde alles voor een korter of langer verblijf. Het vakantiegevoel begint al bij het vertrek uit Harlingen. En dat gevoel groeit naarmate het silhouet van het eiland, met de eeuwenoude Brandaris, zich steeds scherper tegen de horizon begint af te tekenen.

De boot meert aan in het levendige West. Van daaruit loopt, via een groot aantal dorpen, gehuchten en buurtschappen, de weg die voor auto's de enige verbinding is met de rustige en ruige oostkant. Van oorsprong worden op het eiland maar liefst drie dialecten gesproken: het 'Westers' (of 'Westerschylgers') in West-Terschelling, het 'Midslands' (of 'Meslônzers') in Midsland en het 'Aasters' in de dorpen ten oosten daarvan.

Het eiland kent een grote diversiteit aan landschappen. Uitgestrekte stranden, beschutte bosgebieden, het steeds wisselende duinlandschap, de agrarische polder en het schilderachtige wad. Tachtig procent van het eiland bestaat uit natuur. De 'topper' op dat gebied is de Boschplaat, een uniek natuurgebied dat bestaat uit strandvlaktes, duinen en kwelders die door slenken doorsneden worden. Als één van weinige gebieden in Nederland heeft de Boschplaat al sinds 1970 het predikaat 'Europees Natuurreservaat'.

In de laaggelegen, vochtige duinvalleien, de zogenaamde 'plakken', groeit de cranberry. Deze uit Amerika afkomstige plant is op het eiland terecht gekomen nadat in 1845 een vat met bessen van de plant was aangespoeld. De cranberry wordt gebruikt bij het maken verschillende producten, waaronder jam, wijn en azijn.

Voor elk wat wils. Dat is Terschelling. Natuur, cultuur, cultuurhistorie, rust, vertier. Het noemen van een paar highlights zou de rest tekort doen. Dat doen we dus niet. Bovendien is veel leuker om het eiland zélf te ontdekken en je eigen, persoonlijke highlights te bepalen.

Nou vooruit, misschien toch goed om de goed gevulde evenementenagenda van VVV-Terschelling er even op na te slaan als je een bezoek aan Terschelling overweegt. 

Ameland, een van de vier Friese Waddeneilanden heeft zeer veel te bieden. Een prachtige natuurlijke omgeving waar je eindeloos kunt fietsen en wandelen. Maak eens een tocht naar Het Oerd of nog verder, De Hon, en ervaar de ruimte, de leegte en de stilte. Bezoek de dorpjes Nes (Ameland), Buren, Ballum en Hollum en proef de rijke historie en eigenzinnige Amelander cultuur. Beklim de vuurtoren van Hollum en geniet van het geweldige uitzicht. Of zoek het nóg hoger op en maak vanaf het vliegveld van Ballum een rondvlucht boven het eiland. Een parachute-sprong behoort ook tot de mogelijkheden. En met beide benen weer op de grond kun je vervolgens op de golfbaan een balletje slaan. Of je gaat kitesurfen, of paardrijden, of gewoon lekker op het strand liggen. Op Ameland hoef je je niet te vervelen!

De Amelanders zelf doen dat ook niet: er is geen eiland waar zoveel evenementen georganiseerd worden. Op cultureel gebied bijvoorbeeld: het Midzomerfeest, het Rôggefeest, Zydeco at Sea, de Horizontoer en de Amelander-Kunstmaand. Daarnaast mag Ameland zich met recht het sportiefste waddeneiland noemen. Ieder jaar is er een nationaal beachvolleybal-toernooi, een internationaal strandrugby-toernooi, de Advent-ure Run en de Tri Ambla, Nederlands mooiste cross-triatlon (in 2008 het officiële ETU Europees Kampioenschap!).

Ameland in een notedop: er gebeurt van alles, er kán van alles, maar er móet niks! Hoewel... Wat u eigenlijk niet mág missen, is de tewaterlating van de paardenreddingboot. Gemiddeld één keer per maand wordt gedemonstreerd hoe in vroeger dagen bij "schip in nood" de reddingboot door tien paarden over het strand en door de branding werd "gelanceerd". Een spectaculair gezicht!

Ooit, aan het eind van de negentiende eeuw, is het eiland door middel van een dam verbonden geweest met het vasteland. Maar de zee besliste destijds dat Ameland een eiland moest blijven: de dam verdween grotendeels in de golven. Het eerste deel vormde de basis voor de huidige veerdam bij Holwerd. Bij eb zijn de restanten van het overige deel nog zichtbaar.

In de twintigste eeuw zijn plannen gemaakt om Ameland door middel van twee dijken te verbinden met het vasteland en het gebied tussen die dijken in te polderen. Dit keer was het de mens zelf die besliste dat het eiland een eiland moest blijven. Gelukkig maar...

Friesland: ongetwijfeld de meest eigenzinnige provincie van Nederland. En volgens velen ook de mooiste. Niet voor niks wordt Friesland jaarlijks door honderdduizenden toeristen bezocht. Hoewel het in de zomer op sommige plaatsen best druk kan zijn, staat Friesland in het algemeen synoniem voor ruimte en rust. Nergens in Nederland treft u zo’n grote afwisseling in landschappen als juist in Friesland. Het indrukwekkende getijdengebied van de Wadden, de Waddeneilanden met hun eindeloze stranden, het schitterende, nog grotendeels onontdekte terpengebied, het unieke coulissenlandschap van de Noordelijke Friese Wouden, de bossen in Zuidoost-Friesland en in het prachtig glooiende Gaasterland, de schitterende IJsselmeerkust en natuurlijk de beroemde Friese Meren.

Het prachtige, afwisselende landschap gaat hand in hand met een rijke en gevarieerde natuur. Vier van de in totaal twintig Nationale Parken liggen (deels) in Friesland: Schiermonnikoog, het Lauwersmeergebied, de Âlde Feanen en het Drents Friese Wold. En het hele waddengebied is in 2009 zelfs door de UNESCO erkend als werelderfgoed. Behalve die grote gebieden telt Friesland ook tal van kleine landschappelijke juweeltjes, die worden beheerd door It Fryske Gea of Natuurmonumenten.

Vrijwel overal in Friesland is de rijke cultuurhistorie zichtbaar en voelbaar: terpen met eeuwenoude kerkjes, oude dijken, molens, gemalen, veenafgravingen, kanalen, vaarten en de vermaarde Friese Elfsteden. Daarnaast telt Friesland tal van kleinschalige en vaak zeer charmante musea die de lokale geschiedenis op originele wijze belichten.

Maar Friesland heeft meer te bieden dan alleen het verleden! Musea voor hedendaagse kunst, galeries, beeldentuinen, etc. Festivals in Friesland? Kiest u maar: muziek, theater, opera… Evenementen in Friesland? Wie kent niet de Elfstedentocht, de Sneekweek, het Skûtsjesilen of de PC, het Wimbledon van het kaatsen… Maar er zijn in Friesland nog tal van andere evenementen, groot en klein.

Friesland: de meest complete provincie van Nederland. Friesland heeft iedereen iets te bieden: jong, oud, gezinnen met kinderen, liefhebbers van ruste en ruimte maar ook degenen die wat meer actie willen. Friesland ís alles: schitterende landschappen, prachtige natuur, een rijke cultuur, volop activiteit en een gemoedelijke sfeer. En in Friesland kán alles: fietsen, wandelen, winkelen en lekker eten; grenzeloos varen, zeilen, skeeleren of paardrijden; luieren op het strand, vliegeren, strandzeilen en zwemmen; schaatsen, ijszeilen, ijsje eten, terrasje pakken.

Welkom in Friesland!

Hindeloopen is een opmerkelijke stad in Friesland. Zij dankt haar rijkdom aan de zeehandel en dat is nog steeds af te lezen aan de excellente interieurkunst. Toch had de stad geen haven. De nederzetting ontwikkelde zich tot stad dankzij de koopvaardij voor vooral Amsterdamse kooplieden. Hindeloopen nam deel aan het Hanze-verbond en in de 14de eeuw bestond er al bloeiende handel met Skandinavië, de Baltische landen en Engeland.

Hindeloopen wordt voor een belangrijk deel omvat door de oude Zuiderzeedijk. Bij de huidige kleine voorhaven met een havenlicht op het hoofd staat een reddingloods van de KNRM. Bij de sluis is in 1619 het sluishuis gebouwd: het Sylhues. De open dakruiter kwam er pas in de 19de eeuw op, de Oostertoren voor de Hindeloopers. Aan de zijde van dijk en haven is een leugenbank neergezet. De luifel dateert uit 1785. Daarboven zit een gevelsteen met een voorstelling van Petrus’ visvangst. Toch was het eerder een schippers- dan een vissersstad. Vanaf de sluisbrug, de Sylsbrêge, is er naar het zuiden goed zicht op de dubbele wipbrug met de naam Skoelebrêge. Het is een brug met een oorgat, een inventieve sleuf tussen de twee flappen, om aken en botters met staande mast doorgang te verlenen zonder dat de brug ‘gewipt’ hoefde te worden. Verderop ligt de onregelmatige bebouwing aan een wirwar van straten, stegen en watertjes.

De Hindelooper commandeurswoningen bezitten sierlijke tuitgevels met in de geveltop meestal twee horizontale friezen met vlechtingen, siermetselwerk van gele en rode steen. In die geveltop staan een of meer ovale vensters. De deuromlijsting is ook bijzonder: de deur staat in een zwaar kozijn en het kalf dat de deuropening afdekt is gesneden met een accolade- vorm en als de versiering compleet is: met nog twee rozetten. Het mooiste commandeurshuis staat op de hoek van de Buren en het grachtje van de Nieuwe Weg. Aan de Nieuwstad en andere straten zijn ook dergelijke woningen te vinden. Bijvoorbeeld op de hoek van de Nieuwstad en de Meenscharsteeg: gebouw Irene dat in 1714 is gebouwd en in de jaren dertig gerenoveerd.

Aan de Meenscharswiken staan nog enkele ‘likhuzen’, kleine zomerhuizen op het achterterrein waar de gezinnen gingen wonen als kapiteins en schippers op zee waren.

Op tal van plaatsen kan de Hindelooper interieurschilderkunst bewonderd worden. Op Nieuwe Weide 14 bijvoorbeeld, waar in de winkel een oude betimmering op overdadige wijze is beschilderd met onder meer de deugden in de Hindelooper klederdracht. Het is een en al traditie in Hindeloopen.

De stad was tot het einde van de 18de eeuw meer gericht op de zee dan op het Friese achterland. De inwoners hebben een eigen taal met invloeden van het Fries, maar met ook een eigen woordenschat. Er zijn dus tweetalige straatnaambordjes. De klederdracht wordt nog gedragen bij speciale gelegenheden. De voorname, ingetogen mannenkleding en de kleurige sitsen kleding van de vrouwen.

De cultuur van Hindeloopen kan vooral in het Hidde Nijland Museum in het voormalige stadhuis uit 1682 bewonderd worden. De traditie van snij- en vooral schilderkunst is hier bewaard gebleven. Hoewel het krullerige niet zonder buitenlandse inspiratie is, is de stijl vooral gebaseerd op decoratieve renaissancepatronen.

De hervormde kerk staat aan de westelijke rand van de stad, een gevolg van afslag van land aan de zeezijde. Zij is in 1593 gebouwd en maakte in 1632 al weer plaats voor een groter gebouw. In de 17de eeuw groeide Hindeloopen dusdanig dat er een volledige beuk bijgebouwd moest worden. Die verdween in 1892, toen de bevolking weer gekrompen was. Tegen de westzijde van het schip staat een markante toren, de mooiste van de Friese IJsselmeerkust.

Het grootste huis van Hindeloopen staat aan de Nieuwe Weide op een hoek van twee grachten: een voormalig stadhuis. Het statige huis is als woning gebouwd in de Lodewijk XVI-stijl in de late 18de eeuw. De naoorlogse stadsuitbreidingen hebben in het zuiden plaatsgevonden. In het noorden is een grote recreatiehaven aangelegd.

Harlingen is de enige echte zeehavenstad van Friesland. Toen de Zuiderzee  grotendeels afgesloten werd met de afsluitdijk en veranderde in het IJsselmeer hadden de "concurrerende" zeehavensteden zoals Makkum, Workum, Hindeloopen en Stavoren het nakijken. Harlingen heeft zich daarna destemeer ontwikkeld als zeehaven. Het is de vertrekplaats van de boot naar Terschelling en Vlieland. Hierdoor is het sowieso in Harlingen het hele jaar rond druk met vakantiegangers. Veel daarvan zijn op doorreis naar de eilanden maar ze zouden net zo goed iets langer aan de vaste wal in Harlingen kunnen blijven. Wat te denken van de fantastische monumentale binnenstad met historische wandelroutes. De nieuwe en de oude haven. De tientallen historische schepen van de "bruine vloot". De ambachtelijke bedrijven zoals Havenbrouwerij het Brouwdok. De evenementen zoals de Kerstmarkt in de Zoutsloot of de Tallships-Races-Harlingen.

Kortom, plan je een reisje naar Terschelling of Vlieland, blijf dan ook gerust even hangen in Harlingen. Je krijgt er geen spijt van.

Hieronder nog veel meer informatie over Harlingen.

De stad Harlingen heeft groei en bloei aan de zee te danken. Het was aanvankelijk een buurschap van vissers en schippers die bij het kerkdorp Almenum hoorde. In 1234 zou Harlingen stadsprivileges hebben gekregen. Handel op Engeland, Hamburg, Scandinavië en andere Oostzeelanden bracht voorspoed. In 1500 werd een eerste haven gegraven.

In de tweede helft van de 16de eeuw groeide de stad explosief: zij verviervoudigde in oppervlak, er kwam een vesting omheen en werd voorzien van een tweede ruime binnenhaven. De rijkdom drukte de stad uit in fraaie stadspoorten in renaissancestijl en een stadhuis. De poorten zijn in de 19de eeuw gesloopt. Er kwam een reeks eveneens indrukwekkende ijzeren bruggen voor in de plaats. Aan de Voorstraat staat de 16de-eeuwse raadhuistoren die vaak is vernieuwd. Hij draagt de patroonheilige van de stad, Sint-Michaël. De aartsengel staat ook in de voorgevel van het stadhuis aan de Noorderhaven dat in 1730 door stadsbouwmeester Hendrik Norel in barokstijl is verbouwd.

Aan de zuidzijde van de Noorderhaven staat een aantal pakhuizen, zoals het in oorsprong 17de-eeuwse pakhuis Java, met een fraaie tuitgevel uit de 17de eeuw, en een huis met een trapgevel uit 1694. Het pronkje is het pakhuis bij de Roepersteeg met een trapgevel en gevelstenen met Venus, Ceres, Bacchus en Aeolus. Aan het einde van de Noorderhaven ligt de Grote Sluis die oorspronkelijk uit 1524 dateert, maar daarna verschillende malen is vernieuwd. Op de landhoofden vier schildhoudende leeuwen met stadswapen geplaatst. Aan de noordzijde van de Noorderhaven staan veel voorname woonhuizen en indrukwekkende pakhuizen. Een pand heeft een verrassing op het dak, want de dakkapel wordt geflankeerd door Neptunus en Mercurius. Verder staat er een pand met een bekroning met een gevelbreed fronton waarop voorstellingen van handel en scheepvaart.

Ten noorden van de Noorderhaven ligt de kleine Zoutsloot als waterader van de regelmatige stadsuitbreiding uit het einde van de 16de eeuw. De schilderachtige grachtenhuizen uit de 17de en vooral 18de eeuw zijn systematisch gerestaureerd, ook de bescheidener exemplaren. Aan de oostelijke binnenstadsrand ligt de Engelse Tuin, het stadspark dat vanaf 1843 werd aangelegd op de deels afgegraven vestingwallen, want die waren als werkgelegenheidsproject ontmanteld. Het Franekereind bezit op de kaden een keur aan gevarieerde monumentale panden, onder meer het Heerenlogement en het hoekpand aan de William Boothstraat met een 18de-eeuwse ingangspartij, de fraaiste van Harlingen.

De oudste toren van Harlingen, die van de Grote Kerk of de Dom van Almenum dateert al uit het einde van de 12de eeuw. Het is de tufstenen toren van het oude dorp Almenum. De kerk werd in de 18de eeuw op initiatief van het stadsbestuur afgebroken. Er kwam in 1772- "75 een nieuwe kerk achter de toren, een zeer hoge kruiskerk. Het eenvoudige gebouw is gemetseld van gele steentjes, ongetwijfeld uit een Harlinger steenbakkerij. Inwendig is in een groots versieringsschema in Lodewijk XVIstijl de excellente kansel- en orgelpartij van A.A. Hinsch met snijwerk van J.G. Hempel het hoogtepunt.

Voorbij de oude (gedempte) waterlopen Lanen en Schritsen strekt zich de in 1597 gegraven Zuiderhaven uit. Aan de zuidzijde lagen ooit de werven van de Friese admiraliteit. De noordzijde wordt gedomineerd door de Sint-Michaëlskerk, een grote neogotische kruisbasiliek (1881) met een hoge toren die het silhouet van de stad samen met die van de Grote Kerk in sterke mate bepaalt. Aan de Grote Bredeplaats prijkt een van de mooiste pakhuizen: ‘De Blauwe Hand’. Aan de Voorstraat staat een verscheidenheid aan monumentale panden, onder meer dat van museum het Hannemahuis waarin de geschiedenis van de stad wordt gepresenteerd.

Harlingen heeft lang gevangen gezeten binnen de stadsgrachten, maar in de 20ste eeuw zijn er stadsuitbreidingen gekomen. Eerst in het oosten (begin van de eeuw) en noordoosten (vanaf jaren twintig) en later ook in het zuiden (meteen na de oorlog), spoedig gevolgd met uitgestrekte wijken aan de andere zijde van de autoweg N31. Aan de zeezijde kwamen achtereenvolgens Voorhaven, Nieuwe Willemshaven, Visserijhaven en Industriehaven tot stand. Recent kon een tweede, grote industriehaven in de Riedpolder worden gegraven.

Franeker was vroeger het intellectuele centrum van Friesland. Het was vanaf 1585 een heuse universiteitsstad. De tweede notabene in Nederland boven de grote rivieren. Jan Hendrik Oort is geboren in Franeker. Hij was de ontdekker van de naar hem vernoemde Oortwolk. Een wolk van vele miljarden komeetachtige objecten rond het zonnestelsel. In 2018 is hij geeerd met een fontein die naast het belangrijkste monument van de stad staat opgesteld. Dit monument is de Martinikerk. Deze moet je van binnen zien als je in Franeker bent. Een tweede must in Franeker heeft te maken met de jaarlijkse PC-kaatswedstrijd. In Franeker bevindt zich het Sjûkelân, de heilige grond van het Friese kaatsen. Sinds 1853 wordt hier de PC (Permanente Commissie) gespeeld.

Toeval of niet, in Franeker staat ook het vermaarde Planetarium van Eise Eisinga. Het is bijzonder dat je van een woonkamerplafond een toeristenattractie van wereldfaam kunt maken. Dat was overigens niet de gedachte van Eise Eisinga destijds, hij deed het uit hobby en als uitdaging van zijn intellect. Mooi dat het de tand des tijds heeft doorstaan. Nu staat het planetarium op de nominatie voor een UNESCO-werelderfgoed status en draagt het het "Koninklijk" predikaat.

Tel hierbij op een monumentale stad met sfeervolle straatjes, grachtjes, winkels en winkeltjes, monumentale gebouwen en voldoende mogelijkheden om te eten, drinken en te slapen en je zou zeggen dat je volgende bestemming voor een korter of langer verblijf voor de hand ligt.

Hieronder nog veel meer informatie over de Friese stad Franeker.

Franeker was in de Middeleeuwen de belangrijkste stad van noordelijk Westergo. Veel belangrijke adellijke lieden stichtten in Franeker hun stinsen en staten. Albrecht van Saksen vestigde in 1498 vanuit Franeker zijn gezag.

Op de Voorstraat torent het Martenahuis boven de overige bebouwing uit. De stadsstate is kort na 1498 gesticht door Hessel van Martena, de belangrijkste vazal van Albrecht van Saksen. De state bestaat uit twee vleugels, gemetseld van afwisselende lagen rode en gele baksteen met in de oksel een hoge, achtzijdige traptoren. Het Martenahuis is altijd deftig bewoond en het is ook lang het raadhuis geweest van de grietenij en plattelandsgemeente Franekeradeel die de stad omvatte. De Martenatuin is vooral in de vroege lente, als de stinsenflora in bloei staat, de moeite van een bezoek waard. Een kleine eeuw later (1585) stichtte stadhouder Willem Lodewijk van Nassau een universiteit in Franeker, na Leiden de tweede van de Republiek. Dat Franeker ook een gewone stad is laat het Waaggebouw uit 1657 zien. Het eenvoudige wit gepleisterde gebouw is thans de publieksingang van Museum ’t Coopmanshûs, dat is gevestigd in de twee representatieve professorenhuizen naast de Waag. Daar wordt onder meer de geschiedenis van de stad en van de Academie gepresenteerd.

Franeker was de eerste Friese stad die na de Opstand een nieuw stadhuis bouwde en daarmee de toon zette voor de representatieve overheidsbouw. Franeker lijkt tussen 1591 en 1594 de eruditie van de academiestad in dit stadhuis te hebben willen uitdrukken. Op de hoek kwamen aan beide zijden hoge trapgevels. Op de plaats waar de vleugels elkaar sneden verrees een hoge, achtzijdige lantaarntoren. Het rijk versierde stadhuis is het werk van Franeker bouwmeesters en steenhouwers.

Er zijn verder tal van bijzondere gebouwen aan de straten en grachten te vinden. In de Eise Eisingastraat is in 1910 een winkel in elegante Jugendstil ondergebracht in een pand met een halsgevel uit 1745. Achter het onmiddellijk hiernaast staande eenvoudige klokgeveltje is een waar wonder te vinden: het Planetarium van Eise Eisinga. De Franeker wolkammer, goed op de hoogte van de wis- en sterrenkunde, heeft de loop der planeten van ons zonnestelsel aanschouwelijk gemaakt. In 1781 was Eise zijn heelal aan de zoldering van zijn woonkamer gereed. Bij de bruggen van Eise Eisingastraat en Zilverstraat staat het kleine, uit 1634 daterende Korendragershuisje. Het Noorderbolwerk toont hoe Franeker vanaf ongeveer 1600 met hoge bolwerken werd beschermd. Daar bouwden welgestelde inwoners hun zomer- of theehuizen.

De Martinikerk kwam in de 11de eeuw tot stand maar is vanaf 1421 vernieuwd en vergroot. Het is een pseudo-basiliek met een breed en hoog schip en aangekapte zijbeuken die zich rond het verhoogd liggende koor tot een omgang voortzetten. De grote toren heeft een ingesnoerde naaldspits. Inwendig is de Martinikerk zeer rijk bedeeld, vooral met een schat aan magnifieke zerkhouwkunst. Schuin tegenover de kerk staat het Klein Botnia-huis aan de Bredeplaats, een zaalstins uit de 15de eeuw. Er staat ook nog het wit gepleisterde Dekemahuis. Vóór de kerktoren is het Camminghahuis te vinden, een derde zaalstins en de oudste: er is muurwerk uit de 14de eeuw. Achter de Academiestraat staan de herinneringen aan de Franeker Universiteit. Om het binnenplein, ooit de ‘hortus botanicus’, staan indrukwekkende gebouwen. Het restant van het Kruisherenklooster, later verbouwd tot hoofdgebouw van de Academie en er tegenover de fraaie orangerie, het botanisch laboratorium.

De heilige grond van de Friese kaatssport, het Sjûkelân, ligt in het westen, sinds 2003 geaccentueerd door twee frêle torens. Hier worden de belangrijkste wedstrijden van dit oude balspel gespeeld. Naast het goed onderhouden sportveld staat de oudste studentenkroeg van het land, de befaamde Bogt fen Guné. Tegen de zuidelijke rand van de binnenstad liep vanouds de voornaamste verkeersader, de Harlingertrekvaart, nu Van Harinxmakanaal. De stad heeft daar altijd profijt van gehad want bij het kanaal kwam veel bedrijvigheid. Maar de stad is er door belemmerd bij zijn stadsuitbreidingen. Die kwamen in een waaier om de noordelijke oude stadsranden.

Bolsward, start- en eindpunt van de jaarlijkse Fietselfstedentocht. Monumentale stad met lange historie en traditie. Dit is terug te zien in de monumentale gevels en gebouwen zoals de Martinikerk en de Broerekerk, hoewel de laatste slechts een ruïne betreft. Bolsward is de thuisbasis van de Us Heit Distillery, hier wordt onder andere de Frysk Hynder Whiskey gestookt. Daarnaast wordt er jaarlijks het straatfestival BOLStjurrich georganiseerd. Bolstjurrich laat zich te best vertalen als "opstandig", wat overigens niet wil zeggen dat de Bolswarders opstandige mensen zijn. Het is er vooral gezellig en gastvrij. Als Friese stad een aanrader voor een bezoek of verblijf.

Hieronder nog veel meer informatie over de Friese stad Bolsward. 

Bolsward is lange tijd de laaste nog zelfstandige stadsgemeente van Friesland geweest. In 2011 is deze laatste stadsgemeente gefuseerd met de gemeenten Nijefurd, Sneek, Wûnseradiel and Wymbritseradiel. De stad Bolsward lag in de Middeleeuwen strategisch voor waterverkeer en handel. Er was verbinding met de Middelzee en door de Marneslenk met de Zuiderzee. Hoewel die waterwegen dichtslibden, bleef Bolsward bereikbaar voor waterverkeer en kon als handelsplaats opbloeien. Het raakte gelieerd aan de Hanze.

De oorsprong is nog voelbaar aan de terpen bij de Martinikerk en bij de Hoogstraat: de laatste was de handelsterp. Bolsward was het kerkelijk centrum voor een wijde omgeving. Naast het Marktplein ligt de belangrijke gracht van Marktstraat en Appelmarkt met het fraaie stadhuis in het verschiet. Aan de Marktstraat staan voorname grachtenpanden met gevels in barok, rococo en neoclassicistische stijlen. De Bolswarders hebben in 1614/’17 hun welvaart en beschaving willen uitdrukken met de bouw van een prachtig stadhuis. Het rechthoekige bouwwerk met pronkgevels en een hoge lantaarntoren is ontworpen en uitgevoerd door plaatselijke meesters en daarmee worden de stedelijke potenties uitgedrukt. De middenpartij waar op de hoofdverdieping de vierschaar voor de rechtspraak ligt, wordt bekroond door een hoge geveltop met overdadig rolwerk met obelisken. Daarin prijken de personificaties van Geloof, Hoop, Liefde en Gerechtigheid, waarvan de laatste twee van uitzonderlijke kwaliteit zijn. De lantaarntoren is een wonder van architectonische schoonheid.

De Jongemastraat verbreedt zich aan het einde tot het Broereplein. Daar rijzen de dramatische muren van de Broerekerk op, in 1980 door brand ernstig beschadigd en nu een fascinerende ruïne. Het is een sobere vijftiende-eeuwse pseudo-basiliek met een rijke voorgevel, een rijke uitdossing die niet bij de bedelorde van de Franciscanen, maar wel bij Bolsward past. In de Heeremastraat staat een stadsstate van een van de adellijke families van Bolsward: Heeremastate, die kort na 1500 is gebouwd. De muren zijn gemetseld van afwisselend gele kloostermoppen en banden van kleinere rode baksteen.

De langste stadsgracht, de Dijl, is omzoomd door een afwisselende bebouwing van Kleine en Grote Dijlakker. Voorname lijstgevels, een reeksje eenvoudige halsgevels, een fraai versierde trapgevel en een erg fraaie halsgevel. Achter de rooilijn rijst de Sint Franciscuskerk op, in 1934 door H.C. van der Leur en Dom Paul Bellot ontworpen in een expressionistische stijl die vooral inwendig te genieten is. Het is de kerk van een meer dan zes eeuwen oud devotiebeeld van de Lieve Vrouw van Zevenwouden. Er wordt een mirakelboek uit het midden van de 16de eeuw bewaard.

Het huis Wipstraat 6, achter het stadhuis, wordt beschouwd als het geboortehuis van Gysbert Japicx, de Friese dichter uit de 17de eeuw. Aan de Nieuwmarkt even voorbij de herensociëteit ‘De Doele’ staat het brede en uitwendig wat stugge Sint Anthony Gasthuis. Het is gebouwd in 1778-’91 ter huisvesting van alleenstaande vrouwen en heeft een bijzonder rijk ingerichte voogdenkamer in Lodewijk XVIstijl. Aan de Skilwyk, een gedempt haventje, staat de doopsgezinde kerk met een neoclassicistisch front en zelfs een torentje op de voorgevel, uitzondering bij de mennisten.

Aan de noordoostzijde ligt het laatste restant van het Hoog Bolwerk. Daarachter rijst de magistrale Martinikerk op, een grote pseudobasiliek gebouwd tussen 1446 en 1466. De forse vijfledige toren is wat ouder: de grootste van de kenmerkende zadeldaktorens van Friesland. Het hoge koor wordt geschoord door hoge steunberen en dat is nodig omdat de wanden grotendeels geopend zijn met grote spitsboogvensters. Binnen zijn op enkele gewelven schilderingen aanwezig met onder meer het kersttafereel. In het licht geblankette interieur doet het magnifieke eiken meubilair van zich spreken. In het koor staan rijk gesneden koorbanken die deels uit de Broerekerk afkomstig zijn. De barokke preekstoel is door een collectief van Bolswarder vaklieden in 1662 gemaakt.

De eerste stadsuitbreidingen vonden vanaf de jaren twintig plaats in het zuidoosten, na de oorlog gevolgd door Plan Noord. De stad is in de laatste decennia van de 20ste eeuw aanzienlijk uitgebreid met wijken aan de oost- en noordzijde. Vanouds liggen de bedrijven ten zuidwesten van de binnenstad. Het nieuwe bedrijvenpark is volop in ontwikkeling in de Weeshuispolder ten westen van de stad.

Goede wijn behoeft geen krans. Dat geldt eigenlijk ook voor Gaasterland, een uniek stukje Friesland maar ook een uniek stukje Nederland. Het licht glooiende landschap laat een ongekende variatie zien: weilanden, akkers, bos, heide, rietlanden, moeras, water, laaggelegen bedijkte polders en hooggelegen ’gaasten’ en kliffen. Eeuwen geleden al was het gebied ’tussen Mar en Klif’ (de Friese meren en de kliffen langs het IJsselmeer) in trek als woongebied voor de adel. En toen in de tweede helft van de negentiende eeuw heel langzaam het toerisme begon op te komen, was Gaasterland niet voor niks één van de eerste gebieden die daarvan profiteerden. Voor zeer velen heeft de gebiedsnaam een magische klank die herinneringen oproept aan de vakanties die men er doorgebracht heeft. De lange toeristische traditie betekent ook dat het gebied helemaal ingesteld is op het toerisme. Niettemin heeft Gaasterland zijn authenticiteit volledig weten te behouden.

Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en It Fryske Gea beheren in Gaasterland een groot aantal verschillende gebieden die vanwege hun natuurlijke en/of landschappelijke waarde bescherming verdienen: bossen, heidevelden, kliffen, polders en buitendijkse gebieden. Het zijn er te veel om op te noemen; en het noemen van een paar zou de overige gebieden tekort doen. Vandaar: kijkt u zelf maar eens op de sites van die organisaties en ontdek zo de grote verscheidenheid aan natuur en landschappen. Bent u eenmaal in het gebied, dan bevelen wij een bezoek aan het "streekinformatiecentrum Mar en Klif" van harte aan. Het centrum is gevestigd in het mooie brinkdorp Oudemirdum en biedt een schat aan informatie over de natuur, de geschiedenis en de cultuur van Gaasterland.

Het gebied laat zich op veel verschillende manieren ontdekken. Per fiets, wandelend, te paard, op de motor of in de auto; op "Route Zuidwest Friesland" kunt u aangeven wat u wilt en vervolgens kiezen uit routes die voldoen aan uw wensen. Speciaal voor fietsers is ook een knooppuntennetwerk ontwikkeld, op basis waarvan u uw eigen route kunt samenstellen.

Het schilderachtige riviertje de Luts, de Van Swinderenvaart, de Spokershoekvaart en de Rijstervaart zijn geschikt voor de kleine watersport. Gezamenlijk vormen ze het traject van de Elfstedentocht dat door Gaasterland voert en het Slotermeer en de Fluessen met elkaar verbindt. De route voert via een klein meertje dat ontstaan is door het afgraven van zand voor de aanleg van de N359. Tegenwoordig is het onderdeel van natuurgebied Wyldemerk, dat in 2007 werd uitgeroepen tot het eerste libellenreservaat van Nederland.

De rust van nu staat in schril contrast met de geschiedenis van de locatie, die ook de naam (’Wilde Markt’) verklaart. Het verhaal wil dat hier lang geleden jaarlijks een (wild) heidens feest werd gevierd ter afscheid van de zomer. Zéker is dat het later, tot het eind van de negentiende eeuw, de locatie vormde voor een jaarmarkt annex kermis, waar het er nogal eens wild aan toe ging... Van 1954 tot 1969 was er in het gebied een barakkenkamp voor islamitische Molukkers gevestigd. De daar gebouwde moskee was de tweede van Nederland. Ten zuidoosten van Wyldemerk ligt een prachtige, 9-holes natuurgolfbaan. Vanwege de speciale aandacht voor de natuur bij zowel de aanleg als het beheer heeft de baan als eerste in Europa een zogenaamd ’Groenlabel’ ontvangen.

Ook het spelen van boerengolf behoort tot de mogelijkheden, bijvoorbeeld bij IJsboerderij De Bûterkamp in Oudemirdum. Daar worden ook excursies georganiseerd en, de naam zegt het al, er wordt ambachtelijk ijs gemaakt én verkocht.

Een prachtig uitzicht over het Gaasterlandse landschap had u vanaf de luchtwachttoren die in de tijd van de Koude Oorlog gebouwd werd ten westen van Oudemirdum, op het hoogste punt van Gaasterland. In verband met de slechte staat is dit nu niet meer mogelijk!

Gewoon lekker op het strand liggen kan natuurlijk ook, bijvoorbeeld bij De Hege Gerzen. Hier is sinds kort ook een speeltuin voor de kleintjes aangelegd. Hiervoor werd een deel van de speelattributen van het bekende Sybrandy's Speelpark uit Rijs verplaatst naar De Hege Gerzen. Strand is er trouwens ook bij Mirns, het zogenaamde Mirnserklif. Hier kun je zwemmen maar een afgebakend deel wordt ook gebruikt voor kitesurfing. Het restaurant met ruim terras op het Mirnserklif is onlangs geheel vernieuwd. Ik durf te stellen dat Paviljoen 't Mar een van de mooiste locaties is om te dineren. Zeker als het mooi weer is en de zon haar laatste stralen van de dag over het IJsselmeer laat schijnen.

Een beschrijving van een gebied als Gaasterland is natuurlijk nooit compleet; daarvoor is er gewoon te veel te zien, te doen, te beleven en te ondergaan. Voor dat probleem is maar één oplossing: het gebied zélf gaan ontdekken! U bent van harte welkom.

Wie Friesland ook maar een klein beetje kent, kent het Skûtsjesilen. Een reeks zeilwedstrijden met zeiltjalken die ook wel Skûtsjes worden genoemd. Er zijn eigenlijk twee Skûtsje-evenementen. Die van de SKS en die van de IFKS. De eerste heet voluit "Sintrale Kommisje Skûtsjesilen" en de tweede "Iepen Fryske Kampioenskippen Skûtsjesilen". De eerste houdt er meer regels op na als het gaat om de authentieke eigenschappen van het schip waar mee gevaren wordt. De eerste zijn de raspaarden en de tweede zijn iets minder streng in de leer als het gaat om de eigenschappen van het schip.

Als toeschouwer merk je daar niets van. Zowel bij de SKS als bij de IFKS zie je tientallen Skûtsjes jaarlijks met elkaar strijden om de roem en de eer. Dit doen ze al sinds de jaren twintig van de negentiende eeuw. Dus al bijna tweehonderd jaar. Het is een mooi schouwspel. Zeker als er een stevige bries staat. Het moet al erg hard waaien voordat de Skûtsjebemanningen er de brui aan geven. 

De Skûtsjes strijden op meerdere wateren in Friesland met elkaar. Eigenlijk doen ze alle Friese meren aan en het IJsselmeer. Bijzonder is ook de wedstrijd op de Wijde-Ee nabij De Veenhoop. Dat is een relatief smal water. Dus als je daar aan de wal staat te kijken kun je de Skûtsjes bij tijd en wijle bijna aanraken als ze voorbij laveren.

Hoe dan ook, een zomer in Friesland is niet compleet zonder een bezoek aan het Skûtsjesilen. Voor het gemak zetten we hieronder de twee agenda's. Ze sluiten perfect op elkaar aan, dus drie weken aaneengesloten kans om live het Skûtsjesilen mee te maken.

Agenda SKS

30 juli 2022, Grou, Bij De Tynje

01 augustus 2022, De Veenhoop, Bij Ie-Sicht

02 augustus 2022, Earnewâld, Sânemar

03 augustus 2022, Terherne, Vanaf de pier

04 augustus 2022, Langweer, Vanaf het strand van het dorp

05 augustus 2022, Elahuizen, Langs de oever van het dorp; Mardyk

06 augustus 2022, Stavoren, Vanaf de IJsselmeerdijk

08 augustus 2022, Woudsend, Vanaf de Indyk

10 augustus 2022, Lemmer, Vanaf de pier bij het strand

11 augustus 2022, Lemmer, Vanaf de pier bij het strand

12 augustus 2022, Sneek,Vanaf het Starteiland

Agenda IFKS

13 augustus 2022, Hindeloopen

14 augustus 2022, Stavoren

15 augustus 2022, Heeg

16 augustus 2022, Sloten

17 augustus 2022, Rustdag of inhaalwedstrijd(en) bij Echtenerbrug

18 augustus 2022, Echtenerbrug

19 augustus 2022, Lemmer

20 augustus 2022, Lemmer (finale)

Fierljeppen, het wordt tegenwoordig veel gedaan als teambuilding, maar in Friesland doen ze het al eeuwen. Vooral boeren, om zich makkelijk door de landerijen te bewegen die veelal door sloten en slootjes van elkaar worden gescheiden. Zodat de koeien niet naar het land van de concurrent overlopen.

Het schijnt dat op 24 augustus 1767 de eerste officiële fierljepwedstrijd gehouden is in het dorpje Baard. Of het toen ook al fierljeppen genoemd werd is trouwens niet bekend.

Hoe dan ook, boeren gebruiken de polsstok niet meer voor hun boerenwerk, maar de sport is sinds 1767 niet meer verdwenen en alleen maar gegroeid. Jaarlijks worden nu tientallen wedstrijden georganiseerd. Gesprongen wordt van een houten springschans. Sloten en slootjes zijn verruild voor serieuze waterpartijen van soms wel 20 meter breed. Polsstokken zijn uitgegroeid tot enorme lengtes van soms wel twaalf en een halve meter, dit is ook de maximale lengte volgens de voorschriften. Deelnemers, zowel dames als heren, springen tot wel 20 meter ver. Om blessures te voorkomen wordt gelandt in een  zorgvuldig aangeharkt zandbed.

Het fierljeprecord staat op een kleine 22 meter. 21.68 meter om precies te zijn. Het staat sinds 11 augustus 2019 op naam van Nard Brandsma. Op de foto ziet u de toen onttroonde recordhouder Bart Helmholt.

De belangrijkste wedstrijdlocaties in Friesland zijn in de dorpen Winsum, It Heidenskip, Burgum, Buitenpost en de Friese stad IJlst.

Iedere fierljepwedstrijd is een genot om bij te wonen. Niet alleen vanwege het spektakel zelf maar ook omdat je voelt dat je deel uitmaakt van een lange traditie, eentje die teruggaat tot 1767.

Voor een compleet overzicht van de wedstrijddagen en tijden gaat u naar de website van de Frysk Ljeppers Boun (bond van Friese Fierljeppers).

Volgens mij zijn plastic koeien voor het eerst in Friesland opgedoken tijdens Simmer-2000. Dit was een Fries zomerevenement tijdens het eerste jaar van het derde millennium. Je kunt het evenement zien als een Fries onderonsje en reünie op provincieschaal. Friezen kwamen van heinde en ver om het Fries zijn met elkaar te delen, te beleven en te vieren.

Onder het predikaat "Fryslân, lân fan kij" (Friesland, land van koeien) werden 500 kunststof koeien gefabriceerd en in het landschap tentoongesteld. Wellicht omdat de levende exemplaren op stal stonden en de weides wel wat zwart-bont-gevlekt kon gebruiken als landelijk decor van het Simmer-2000 evenement.

We zijn inmiddels ruim 20 jaar verder. Er is veel veranderd. Koeien zijn in Friesland gewoon weer in de weide te zien. Weidegang en kruidenrijk gras zijn gangbare begrippen geworden in melkproductie en melkconsumptie. Als je nu door Friesland rijdt zie je bij tijd en wijle meer weides mét koeien dan weides zonder koeien.

Plastic koeien leven langer dan echte. Na ruim 20 jaar zijn ze er nog volop. Vaak als ornament in particuliere tuinen of als blikvanger voor bedrijven, zoals notabene bij de Fonterra mega-kaasfabriek in Heerenveen, die hebben een heleboel. Ik maak er een gewoonte van om ze te fotograferen. Je ziet ze in allerlei kleuren. Het wordt inmiddels een bonte verzameling.

Vandaag staat in de Leeuwarder Courant dat de Friese veeboeren de komende jaren een hard gelag wacht. Velen van hen zullen gedwongen moeten stoppen. Ik vraag me af hoe de provincie Friesland over nog eens ruim 20 jaar eruit zal zien.

Moeten we straks weer plastic koeien "van stal" halen zeker. Dacht het niet!

"Fryslân, lân fan kij"

Sibrandahûs is een gehucht tussen Dokkum en Burdaard. In de regio is het vooral bekend vanwege een prachtig Middeleeuws kerkje (waar ook getrouwd wordt) en een niet erg spannende brug over de Dokkumer-Ee. De brug verbindt Noord en Zuid, kleigrond en zandgrond, én liefdesrelaties.

De meeste mensen kennen het fenomeen van de liefdesslotjes. Je ziet het vooral in de grote romantische toeristensteden. Geliefden hangen een hangslotje aan een brugleuning als teken van eeuwige trouw en liefde. 

Voor veel geliefden westelijk van Dokkum heeft de brug in Sibrandahûs in vroeger jaren een belangrijke rol gespeeld. Ik hoorde een verhaal tijdens een voorleesavond in de kloosterkapel in Jannum, niet ver van Sibrandahûs. Het verhaal ging over Gerben en Ybeltsje. Hij woonde aan de noordkant van de Dokkumer-Ee, zij aan de zuidkant. Hij was een welgestelde boerenzoon, zij dochter van een eenvoudige arbeider. Hij kwam van de kleigrond, zij van de zandgrond. 

Het verhaal combineert onmogelijke liefde, rang en stand en een geheime ontmoetingsplaats bij de brug van Sibrandahûs.

Het verhaal trof me in het hart, mijn ouders trof hetzelfde lot. Hij was zoon van het hoofd van de school, zij was dochter van een eenvoudige groenteboer. Hij kwam van de noordelijke kleigrond, zij van de zuidelijke zandgrond. Hij schreef liefdesgedichten en schetste de brug van Sibrandûs erbij als te nemen obstakel. Heit was een romanticus.

De liefde overwon, zowel bij Gerben en Ybeltsje als bij mijn ouders. Had het fenomeen bestaan dan hadden er regelmatig liefdesslotjes aan de brug van Sibrandahûs gehangen.


0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | 34 | 35 | 36 | 37 | 38 | 39 | 40 | 41 | 42 | 43 | 44 | 45 | 46 | 47 | 48 | 49 | 50 | 51 | 52 | 53 | 54 | 55 | 56 | 57 | 58 | 59 | 60 | 61 | 62 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | 73 | 74 | 75 | 76 | 77 | 78 | 79 | 80 | 81 | 82 | 83 | 84 | 85 | 86 | 87 | 88 | 89 | 90 | 91 | 92 | 93 | 94 | 95 | 96 | 97 | 98 | 99 | 100 | 101 | 102 | 103 | 104 | 105 | 106 | 107 | 108 | 109 | 110 | 111 | 112 | 113 | 114 | 115 | 116 | 117 | 118 | 119 | 120 | 121 | 122 | 123 | 124 | 125 | 126 | 127 | 128 | 129 | 130 | 131 | 132 | 133 | 134 | 135 | 136 | 137 | 138 | 139 | 140 | 141 | 142 | 143 | 144 | 145 | 146 | 147 | 148 | 149 | 150 | 151 | 152 | 153 | 154 | 155 | 156 | 157 | 158 | 159 | 160 | 161 | 162 | 163 | 164 | 165 | 166 | 167 | 168 | 169 | 170 | 171 | 172 | 173 | 174 | 175 | 176 | 177 | 178 | 179 | 180 | 181 | 182 | 183 | 184 | 185 | 186 | 187 | 188 | 189 | 190 | 191 | 192 | 193 | 194 | 195 | 196 | 197 | 198 | 199 | 200 | 201 | 202 | 203 | 204 | 205 | 206 | 207 | 208 | 209 | 210 | 211 | 212 | 213 | 214 | 215 | 216 | 217 | 218 | 219 | 220 | 221 | 222 | 223 | 224 | 225 | 226 | 227 | 228 | 229 | 230 | 231 | 232 | 233 | 234 | 235 | 236 | 237 | 238 | 239 | 240 | 241 | 242 | 243 | 244 | 245 | 246 | 247 | 248 | 249 | 250 | 251 | 252 | 253 | 254 | 255 | 256 | 257 | 258 | 259 | 260 | 261 | 262 | 263 | 264 | 265 | 266 | 267 | 268 | 269 | 270 | 271 | 272 | 273 | 274 | 275 | 276 | 277 | 278 | 279 | 280 | 281 | 282 | 283 | 284 | 285 | 286 | 287 | 288 | 289 | 290 | 291 | 292 | 293 | 294 | 295 | 296 |