Dronrijp is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling op een kwelderwal is ontstaan. Het was aanvankelijk een agrarische nederzetting waarvan de bebouwing zich concentreerde rond de kerk, de Tsjerkebuorren. Het dorp kreeg aan het begin van de 16de eeuw een goede ontsluiting over water, de vaart tussen Leeuwarden en Harlingen, die in de 17de eeuw tot een trekvaart werd verbeterd.
De kruising van de vaart met de weg, de huidige Hearewei, Skilpaed en Dûbelestreek, was een plaats waar het voor handels- en ambachtslieden en verzorgende functies zoals voor logementen een aantrekkelijke plaats om zich te vestigen. Zo ontstond ten zuiden van de Tsjerkebuorren een tweede kern, de Brêgebuorren. Bij en in de omgeving van Dronrijp stond een flink aantal staten en buitens. Over de weg werd Dronrijp in 1842 met het leggen van de straatweg van Leeuwarden naar Harlingen goed ontsloten en in 1863 kwam ten zuiden van het dorp de spoorlijn tussen dezelfde steden tot stand en kreeg het een halteplaats en in 1868 een station.
De twee nederzettingen groeiden in de loop van de 19de eeuw aan elkaar. De groei van het dorp was het gevolg van de bloeiende bedrijvigheid: enige kleine fabrieken en molens en vanaf 1891 ook een zuivelfabriek. Woningbouw kwam tot stand aan de Alddyk, het Skilpaed, de Hobbemasingel en de Puoldyk. Aan de Hearewei, de toegangsweg vanaf de rijksstraatweg, kwam de representatieve bebouwing van de notabelen met aan de westzijde grote middengangwoningen in parkachtige tuinen. In 1876 werd het haventje van Tsjerkebuorren, dat zijn functie verloren had, gedempt, maar de Buwevaart ernaartoe bleef.
In 1940 is een groot gedeelte van de trekvaart gedempt. Alleen aan het brede profiel is aan de Brêgebuorren nog te merken dat hier de voor de ontwikkelingen van het dorp zo belangrijke trekvaart liep. De bebouwing straalt dat ook uit. Het deels al eerder gegraven en in 1951 geopende Van Harinxmakanaal kwam ten zuiden van het sterk gegroeide dorp te lopen. Tijdens de crisis, de oorlog, maar ook gedurende de eerste decennia na de oorlog stagneerde de groei. Vanaf het einde van de jaren zestig, toen Dronrijp als forensendorp werd ontdekt, zette de groei weer in. Er kwamen eerst nieuwbouwstraten ten oosten van de Hearewei, later ook ten westen van de Buwevaart en recentelijk opnieuw aan de oostzijde. Tussen de oude trekvaart en het nieuwe kanaal zijn bedrijventerreinen te vinden. Sinds de laatste decennia van de 20ste eeuw komen nieuwe bedrijven tot stand in een lange strook langs de oude rijksstraatweg.
Het buiten Schatzenburg, gelegen in een parkachtige tuin, is door de aanleg van de autosnelweg A31 met viaduct nogal bruut van het dorp afgesneden. Het buitenhuis is in 1698 gesticht. Een verbouwing van 1724/"25 onder leiding van Wybe Saagmans uit Leeuwarden liet de opzet intakt. Het decoratieschema werd wel gewijzigd met beeldhouwwerk van Jacob Sydses Bruinsma. Op een vrij hoog souterrain is het buiten één laag hoog en voorzien van een hoge kap. Voor de ingang met een geblokte omlijsting ligt een royale trapopgang. Daarboven is een geveltop uitgemetseld, voorzien van een barokke bekroning met de alliantiewapens Huber-de Hertoghe. Agnes Alida Huber, bewoonster van Schatzenburg, was in 1745 stichtster van het vrouwengasthuis Vredenhof. De oorspronkelijke rij eenkamerwoningen werd een eeuw na de stichting verdubbeld. Bovendien liet het gasthuis in 1872/’76 een rij woningen aan It Heech bouwen.
Van de oorspronkelijk romaanse kerk resteren nog enkele fragmenten. De kerk werd in 1504 tot de huidige vernieuwd in kenmerkend laatgotische vormen. De toren verrees in 1544. De onderbouw bestaat uit twee geledingen, waarvan de onderste een brede, hoge ingangspartij heeft en de bovenste nissen gotisch traceerwerk. Hierop staat een achtzijdige stenen lantaarn, die op de hoeken met pilasters versierd is en waarvan de galmgaten bovenaan van gotisch traceerwerk zijn voorzien. Aan de Dûbelestreek staat de rooms-katholieke kerk uit 1839, die een eeuw later bij vergroting van het schip een traditionalistisch front met toren kreeg.