Martinikerk (protestants)

|

Martinikerk (protestants)


Martinikerk (protestants)
©: Peter Karstkarel

De aan Sint-Martinus gewijde romano-gotische kruiskerk is omstreeks 1220 gebouwd nadat er (veel) eerder een houten en daarna een tufstenen kerk stonden. Van de kruiskerk zit in het huidige kerkgebouw muurwerk van de transeptarmen. De koepelgewelven van het transept en die in de oostelijke schiptraveeën met het muurwerk dateren nog van het begin van de 13de eeuw. Uitwendig is de – deels bij de restauratie van 1962-’75 gereconstrueerde – romano-gotiek te herkennen aan de transeptgevels. Aan de zuidzijde staat de rondbogige ingang met meervoudige omkraling die later in zandsteen is omlijst. In de bovenzone staan drie omkraalde spitsboogvensters en een rond venster, eveneens met kraal. De geveltop heeft een grote spaarnis met een spitsbogige klimbeweging. In de oostelijke zijgevel is hoog een fragment van een rondbogige dwerggalerij te zien. De noordelijke transeptgevel heeft dezelfde indeling in bovenzone en geveltop, maar de benedenzone is anders: er staat een spitsbogige ingang en daarboven een fries van drie grote bogen met omkraalde ronde vensters erin. Gedurende het eerste kwart van de 15de eeuw is het hoogkoor met aangekapte omgang met een zeszijdige sluiting toegevoegd. De muren kregen beneden eenmaal versneden steunberen en een waterlijst; bij de lichtbeuk is het muurwerk ongeleed en vlak. Zowel in de omgang als in de lichtbeuk zijn grote spitsboogvensters geplaatst. De tegen de noordzijde van het koor staand, onderkelderde sacristie kwam in dezelfde tijd tot stand. Het basilicale schip is in de jaren tussen 1430 en 1460 uitgebreid tot een hallenschip. De zijbeuken werden verbreed en verhoogd tot de breedte en hoogte van het transept en elke travee kreeg een dwarskap met topgevel. Het geheel is omstreeks 1470, nadat twee jaar eerder de 13de-eeuwse toren was ingestort, aan de westzijde verlengd met een travee. Aan de noordzijde is omstreeks 1500 een kapel met een librije op de verdieping aangebouwd die met de sacristie werd verweven. Deze kreeg voor beide verdiepingen opvallend brede spitsboogvensters met maaswerk. Bij de genoemde restauratie zijn de topgevels van het schip, het zuidportaal en het Boter- en Broodhuisje aan de zuidzijde gereconstrueerd.

Het symbool van de stad Groningen, de Martinitoren, is tussen 1469 en 1482 verrezen nadat de oude toren in 1468 was ingestort. De torenromp bestaat uit drie vierzijdige geledingen, gevolgd door een achtkant, alle op een plastische wijze verlevendigd met aan alle zijden drievoudige nissen met traceringen in laatgotische stijl en alles grotendeels met Bentheimer zandsteen bekleed. Elke geleding, behalve de onderste, is voorzien van een trans met fraaie balustrade. De tot 97 meter hoogte reikende tweeledige, opengewerkte bovenbouw met balustraden en een tot een kroon opengewerkte uivormige spits kwam tot stand in 1627, nadat de oorspronkelijke spits was afgebrand. In de bekroning van het westelijke ingangsportaal zijn in 1949 beelden geplaatst van Bernlef, Sint-Martinus en Agrocola van de hand van Willem Valk.

Het transept en de oostelijke traveeën van het middenschip zijn gedekt door meloenvormige koepelgewelven; de westelijke traveeën, de zijschepen en het hoogkoor met omgang hebben laatgotische kruisribgewelven. De gewelven bezitten decoratieve beschilderingen uit verschillende perioden. Het hoogkoor heeft sinds de restauratie weer een hemels gewelf met gouden sterren op een blauwe ondergrond. Boven de triomfboog naar het koor zijn restanten te zien van een tafereel van het Laatste Oordeel. In het koor is de galerij tussen de scheibogen van de omgang en de lichtbeuk in het begin van de 16de eeuw dichtgezet en de veertien nissen zijn omstreeks 1545 van excellente renaissanceschilderingen voorzien. Het zijn nieuw-testamentische taferelen, voornamelijk van het leven en het lijden van Christus.

In de kerkvloer, aan de wanden en in de gewelven zijn met grafstenen, gedenkstenen, wapens en dergelijke, vele sporen van belang-rijke Groningers in de kerk te vinden. De begin 17de-eeuwse preekstoel is in het midden van de 19de eeuw nog gewijzigd. Daarop gericht zijn de gestoelten voor de Raad uit de 17de eeuw en voor de bestuurders van de Ommelanden uit 1664. Het door F.C. Schnitger en A.A. Hinsz in 1729-’30 flink vergrote orgel is van oorsprong 15de-eeuws.

Locatie

Martinikerkhof 3 - 9712JG, Groningen

Colofon

Peter Karstkarel

© Foto voorblad: Peter Karstkarel
Lees meer