Nijsgjirrichheden yn Aldebiltsyl


Hiermee wordt het dorp Ouwe-Syl, Oudebildtzijl bedoeld, genoemd naar de Syl, de sluis van het dorp. Hier beschrijf ik het ontstaan van dit dorp meer in detail en ook de activiteiten van de Norbertijnse monniken van Mariëngaarde (vanaf de tweede helft 13e eeuw). Het dorp was al gauw van belang voor de ontwikkeling van het Billând met onder meer een haven en uithof als een voorpost voor de geestelijken van de abdij Mariëngaarde.

Wiel, Kolk, haven en schutsluis Oudebildtzijl

Ouwe-Syl is getekend en heeft zijn uiteindelijke vorm gekregen door overstromingen, die grote en diepe wielen (gaten, waar het water achterbleef in en achter de zomerdijk) veroorzaakten. Er hebben verscheidene van dergelijke natuurverschijnsels plaatsgevonden rondom 1200, degene die de meeste schade veroorzaakten zijn die van 1196, de St.- Marcellusvloed,1219 en de St.- Luciavloed van 1287.  In het venster `Ontstaansgeschiedenis van Ouwe-Syl` heb ik de vier zomerdijken en drie wielen die door en om Oudebildtzijl lagen nader besproken in fasen:

0. De zomerdijk ten Noorden van Oudebildtzijl tot 1196 wiel 1 in 1196

1. De zomerdijk van ten zuiden van Oudebildtzijl, wiel 2 skitelbuurt in 1219 

2. De zomerdijk door het dorp, wiel 3 , de Kolk in 1287

3. De zomerdijk door het dorp 1287- 1380

4. Kanaliseren Ouwe Rijd naar Kaaifaart, doorsteek Kaaifaart naar de Kolk.

5. Ophogen zomerdijk Monnikendijk, wordt dan Oudebildtdijk (op 4,41+ NAP)

Na 1287 zou de bedrijvigheid in Oudebildtzijl zich snel ontplooien en zal ik nu beschrijven: 

Fase 2 1287 na Chr. 

Vanaf de komst van de Norbertijnen hier in de regio ‘t Bildt hadden de boeren en monniken al drie zomerdijken tot ca. 1287 aangelegd om en door het dorp, (gedeeltelijk) weggevaagd door natuurgeweld. Eén van de grotere aanvallen vanuit zee op Ouwe-Syl was  de Sint-Luciavloed van 1287. In afb.1 zien we de wiel die achterbleef, geprojecteerd op de situatie van de huidige situatie. De monniken hebben direct na die ramp van 1287 van een nood een deugd gemaakt.

Fase 3 1287- ca 1380 na Chr. Afb. 2

De nieuwe zomerdijk werd om de wiel gelegd en dit gat werd de bouwput voor een nieuwe haven en sluis, “de Kolk” en de Oude-Rijd werd aan de Noord- en Zuidkant aangesloten en voorzien daar van een schutdeur (“zoutloos doorvaren op gelijk waterniveau”). Maar men plaatste nog een derde deur aan de westzijde van de kolk en verbonden als een soort bypass aan de vaart ten noorden van de Oudebildtdijk. Dit verbindingskanaal is nog zichtbaar op de bekende kaart van Jan Jansz Coster van 1570. (Afb. 3)

Zo werd ook het varen aan de westzijde door of langs genoemde vaart mogelijk gemaakt, het waterverkeer richting westen en ook het noorden naar het Wad is later gestopt na het afsluiten van de zeven uitgangen daar door het verhogen en afsluiten door de Nije-Dijk en het verbreden van de Nije-Dijksterfaart daar. (1600 na Chr.) Toen werd de zout-zoetwatergrens en daarmee de schutsluis naar Nije-Syl verplaatst en de 53 kavels op ‘t Nij-Bildt konden na het stadium van landaanwinning met zomerdijken langs de noordrand , steeds meer als optimale agrarische grond worden ingezet voor meerdere gewassen.

Fase 4 1380-1505 Afb. 4

1373 na Chr. was het jaar van de uitvinding en toepassing van de schutsluis met een dubbel stel zeewaarts gerichte puntdeuren. De Kolk  (wiel/haven) heeft in de periode 1287-ca 1380 ook als schutkolk gefungeerd, vanaf 1380 kan deze functie door de meer moderne schutsluis zijn vervangen. In de annalen van 1505 is er geen sprake van werkzaamheden aan een kanaal door Ouwe-Syl, de meander in de Ouwe Rijdt moet al eerder zijn gekanaliseerd door de Kaaifaart dwars door het dorp. De oude naam van Ouwe-Syl, “de Leije” herinnert hier aan, dit betekent namelijk “de verlegging”. Rond 1380 werd het schutten verplaatst naar de sluis op de kruising van de Oudebildtdijk en het kanaal. Dit als een schutsluis, een kolk met 2 stel puntdeuren. Deze meer moderne schutsluis was in 1373 na Chr. voor het eerst in gebruik in Nederland (Vreeswijk). Ook daar was een brug nodig naast de schutsluis.

De bebouwing op de keuningsstreek is uitgebreid in zuidelijke richting vanaf het verbindingskanaal daar. Mogelijk is de boerderij (nu nr. 20) daaronder gesticht in deze fase. De kolk was dus toen niet alleen een haven maar tevens schutsluis, volgens de betekenis van kolk Deze kolk was natuurlijk een prachtvondst, die als een driewegsluis functioneerde met nog een derde functie: spuikom. Want de kolk liet men tijdens vloed vollopen en bij eb werd de grote hoeveelheid water door de Kaaifaart gejaagd om daar de vaarroute op diepte te houden richting nu Nije-Syl. Pas in 1655 was de Kaaifaart zover dichtgeslibd, dat de sluis op ‘e Syl haar schip schuttende functie verloor. Daarna werden de deuren alleen nog bij hoogwater gesloten. In de jaren vijftig van de vorige eeuw werden ze verwijderd, schotbalken moesten nog bij extreme weersomstandigheden redding bieden. In 2006 zijn deze toch vervangen door een nieuw stel puntdeuren.

Fase 5 1505 – 1580 na Chr. Afb. 5

In 1505 kwam er een nieuwe sluis op dezelfde plek en de Ouwe-Dyksterfaart-zuid werd direct daarna vóór 1509 veel breder (van 3 naar ca 8 m-waterlijn)) uitgegraven. Dit was geen sinecure, want inmiddels waren er huizen neergezet: De eerste bewoners van ‘e Syl hadden zich al genesteld aan de Skitelbuurt en Keuningsstreek achter de zomerdijk en de hogere en brede Aerden Plaats Dit wordt verklaard door de aanwezigheid van het zeer steile gedeelte (40-50 graden) aan het (oost-) eind van de vaart en de vreemde kronkel daar achter de Keuningsstreek langs. De zomerdijk beschermde de bebouwing erachter. De kleigrond waar hij van gemaakt was, was allang vanaf 1287 stevig ingeklonken, anders is zo’n steile helling voor klei niet mogelijk. De hoek van inwendige wrijving (als je de grond vrij uitstort) voor de vette/zanderige klei is 16,5-22 graden. Men moest daar ruimte voor de bredere vaart aan de overkant van de Skitelbuurt maken. De vaart werd daar wel 3 m. smaller (op de waterlijn), en sneed daar toch ook nog 2 m. diep in de oude zomerdijk. (Afb. 6)

Tekst: Sytse Keizer, regiohistorikus `t Bildt, Billând

Tekst: © • Foto: © Afb. 3 Verbindingskanaal NW kaart Jan Jansz Coster 1570 nationaal archief

Omstreeks 1100 na Chr. wilde men volgens een godsdienstig Reveil de regel van Benedictus van functionalisme meer in praktijk brengen. Kloosterordes zouden ook meer de natuur moeten ontginnen. Zo werden de eerste kerken en kloosters overal in Europa in de 12e eeuw in de buurt van kustwater en rivieren neergezet. (bv. Zwin, IJzer en Middelsee) De Norbertijner monniken vestigden zich hier rondom de al verder opgebilde Middelsee in 1163 bij Hallum (klooster Mariëngaarde) en 1182 (later klooster Lidlum in 1254), in 1256 kwamen de monniken van de orde van Augustijner Koorheren in Anjum (klooster Mariënburg) De plek van de abdij Mariëngaarde daar bij Hallum is heel zorgvuldig gekozen: (zie afbeelding rechts hiernaast)

- Veilig achter twee (verhoogde) kwelderwallen (Alde Leie – Vijfhuisterdijk -12e eeuw en Finkum- Hallumerhoek- 10e eeuw) - Dichtbij de belangrijke levensader de rivier de Ouwe Rijdt (van 800 na Chr.) - De aanwezigheid van de verlaten oude motte (houten vesting – eind 10e eeuw) ten westen van nu Vrouwbuurtstermolen. Toen nog een grote, hoge bult klei maar uitermate geschikt als grondstof voor de kloostermoppen de bouwstenen voor de huizen, stinsen, kerken en abdijen. - Schelpen in grote hoeveelheden voorhanden in ’t wad als grondstof voor de kalk. - De mogelijkheid voor het bouwen van steen- en kalkovens ten noorden van de motte aan weerszijden van de Ouwe Rijdt hier, - De potentie van het bouwen van de strategische nederzetting de Leije. (later Nije-Syl, Ouwe-Syl.) op de kruising Ouwe Rijdt/zomerdijk, Monicke-dijck en het gebruikmaken van al aanwezige geulen - Tenslotte groef men de nodige extra vaarwegen, verbindingen zoals bijvoorbeeld in de verbinding tussen de abdij Mariëngaarde en het tichelwerk en kalkovens.

Toponiemen

In dit geval zetten vooral de toponiemen (veldnamen) ons op het goede spoor op deze zoektocht naar bedrijvigheid van de monniken in het verre verleden Deze zijn in de afbeeldingen 1 en 2 aangegeven. In Fryslân is al vanaf de 12e eeuw steen gebakken. Vooral na de grondige reparatie van de zomerdijk, Monicke-Dijck in 1287, is ook hier bij de Syl een uitgebreide grof keramische bedrijvigheid opgebloeid en eeuwen gebleven. Er was klei, geschikte brandstof in de vorm van turf en voldoende waterwegen voor vervoer van grondstoffen, en geproduceerde stenen, dakpannen, kalk en andere producten. De haven en (schut)kolk van de Syl heeft hierbij ook een belangrijke rol gespeeld. De afbeeldingen 3 en 4 geven nog details van het gevonden tichelwerk van ca. 1300 na Chr.

Sytse Keizer.