Nijsgjirrichheden yn Harns


De romaanse kerk, oorspronkelijk gewijd aan Sint-Michaël, is in de periode 1772-’75 vervangen door de huidige kruiskerk. Zij wordt de Dom van Almenum genoemd, omdat de kerk in het dorp Almenum stond dat pas laat bestuurlijk in Harlingen werd opgenomen. Alleen de toren van de romaanse kerk is gehandhaafd. Deze is in vier onversneden geledingen van tufsteen opgemetseld en is in de 15de eeuw verhoogd en van een ingesnoerde spits voorzien. De eerste twee geledingen zijn onversierd; de volgende twee hebben spaarvelden die bekroond worden door rondboogfriezen en de hoogste geleding heeft aan elke zijde twee rondbogige galmgaten. De hoge toren was een baken voor zeevarenden. Tijdens de vervanging van de kerk is de toren aan twee zijden beklampt.

De kruiskerk is naar plannen van Willem Douwes gebouwd van kleine gele steen in Lodewijk XVI-vormen met gekorniste hoekpilasters. In de geveltoppen kwamen radvensters en elke gevel is geopend met een groot rondboogvenster. Elk van deze gevels kreeg een ingang, noord en zuid met natuurstenen pilasters, kroonlijsten en segmentvormige timpanen; oost met een geblokte omlijsting en een driehoekig fronton. De oostelijke gevel van de arm die voor bijruimten van de kerkruimte is afgesloten heeft drie reeksen kleine vensters boven elkaar. De armen en kruising van de kerkruimte zijn gedekt door gestukadoorde gewelven die rusten op lijstwerk met trigliefen en op pilasters in de kolossale dorische orde. Het strenge, stijlvolle stucwerk is ontworpen door Jacob Otten Husley. In de noorder- en zuiderarm zijn enkele, in de westelijke dubbele zitgalerijen aangebracht die rusten op gemarmerde zuilen. Om de binnenhoeken zijn overhuifde herenbanken geplooid. De sluitgevel aan de oostzijde kreeg een buitengewoon fraaie preekstoel- orgelcombinatie. De preekstoel was in 1778 het werk van Johannes George Hempel; het orgel is in 1776 gebouwd door A.A. Hinz. In de vloer liggen gebeeldhouwde grafzerken waaronder twee met een grote engel (Sint-Michaël?) als wapenhouder. Bij de preekstoel ligt een zerk van de hand van Jacob Lous met architectuur in perspectief, waarop hij zichzelf als landmeter heeft afgebeeld.

Harlingen, Rode Dorp

Het Rode Dorp in Harlingen is hoofdzakelijk tot stand gekomen in de jaren twintig op basis van een in 1915 ontworpen 'plan van uitbreiding'. De wijk met betrekkelijk dicht opeen gebouwde arbeiders- en middenstandswoningen ligt achter de langs de stadsgracht lopende Noordoostersingel. De naam van de wijk is ontleend aan de opvallende rode, ongeglazuurde dakpannen.

Het plan, waarvan alleen het noordelijke deel is uitgevoerd, werd ontworpen door de gemeentearchitect P. van der Werff Jz., die daarbij duidelijk werd beïnvloed door de tuinstadgedachte. De voor deze wijken kenmerkende plantsoentjes ontbreken echter. Het ontwerp van de woningen is mogelijk van dezelfde architect.

Omdat bij het ontwerp aansluiting werd gezocht bij de stadsgrachten en de al bestaande bebouwing, heeft het gebied geen duidelijke hoofdvorm of begrenzing. Alleen aan de oostzijde vormt de rechte Sexbierumervaart een duidelijke en mooie begrenzing. De straten staan voornamelijk haaks op elkaar; alleen de Nicolaus Baurstraat heeft een gebogen verloop. Bij een deel van de woningen liggen zeer kleine voortuinen, waarvan een aantal door heggen wordt begrensd.

Aan de straten staan vooral arbeiderswoningen van één bouwlaag met kap, gebouwd in rijen van verschillende lengte met daarnaast enkele kleinere blokken. Aan de Midlumerlaan, die de begrenzing vormt aan de noordwestzijde, ligt een blok met vijf middenstandswoningen.

De hoekoplossingen van de rijtjes woningen zijn verschillend vormgegeven. De woningen zijn voor het merendeel opgetrokken in bruine baksteen; de kappen zijn bijna zonder uitzondering gedekt met rode, ongeglazuurde dakpannen. In de vormgeving en detaillering van de woningblokken is enige variatie aangebracht.