https://www.frieslandwonderland.nl/FY/foto/britsum-35641

FrieslandBlog

Onderstaande vensters komen van FrieslandBlog. Wilt u ook schrijven over Friesland, meld u dan aan via het contactformulier.

Het dorp Raerd ligt ongeveer in het midden tussen Leeuwarden en Sneek. Je komt er als je op de A32 ter hoogte van Idaerd de afslag naar Sneek neemt. Er is iets bijzonders aan de hand met dit dorp. Ooit heeft er namelijk een prachtige state gestaan genaamd Jongemastate. Als je vanaf de N354 het dorp inrijdt zie je aan de rechterhand een prominent poortgebouw staan. Dit is het enige nog overeind staande restant van Jongemastate. Het poortgebouw geeft toegang tot het park Jongemastate.

In het poortgebouw zit een zware groene deur waarop met statige sierletters “gelieve de deur te sluiten aub”. Het is de moeite waard om het park eens te bekijken. Je vindt er stinzenflora en stenen restanten van de state die er eens gestaan heeft. Grote brokken zandsteen liggen her en der verspreid door het park alsof er een enorme explosie heeft plaatsgevonden.

Niets is minder waar. De laatste bewoner van Jongemastate was Burgemeester van Slooten. Hij was burgemeester van de gemeente  Rauwerderhem. Het voormalige gemeentehuis staat een eindje verderop.

Het is moeilijk voor te stellen maar toen hij verhuisde heeft hij de state met de grond gelijk laten maken. Misschien heeft hij tevergeefs een advertentie geplaatst in de Leeuwarder Courant met de vraag of iemand zijn ambtswoning zou willen overnemen voor een schappelijk prijsje.

Wellicht bij gebrek aan belangstelling heeft Burgemeester van Slooten er  korte metten mee gemaakt. Opgeruimd staat netjes moet hij hebben gedacht, terwijl hij de deur voor de laatste keer achter zich sloot!

Hegebeintum is een piepklein dorp in het Noordoosten van Friesland. Het ligt aan de weg van Ferwert naar Burdaard. Het staat bekend om zijn terp, met 8.80 boven NAP verreweg de hoogste van Friesland.

Bovenop de terp staat een (deels) middeleeuwse kerk met een paar huizen waaronder de voormalige pastorie. Verspreid om de terp en op de terprand een paar boerderijen, het monumentale Harsta-state en een dozijn huizen.

Gisteren was ik er op een druilerige dag in december. Voordeel van deze periode is dat de bomen rondom het kerkhof geen blad dragen. Daardoor heb je een optimaal uitzicht op de terp en haar bebouwing. Een ideale dag voor een “rondje om de kerk”.

Vanaf de parkeerplaats bij het bezoekerscentrum loop je via een voetpad van rode klinkers de terp op. De kerk is helaas dicht, want deze is aan de binnenkant ook de moeite waard. Er hangt een aantal historische houten rouwborden aan de muur. In de huizen brandt licht en de kachel. Aan de andere kant van de terp  loop je weer naar beneden, nu via voetpad van gele klinkers. Als je daarna links aanhoudt kom je gewoon weer uit waar je bent begonnen.

Het is moeilijk voor te stellen dat een dergelijk terp ooit door mensenhanden is gemaakt. Terpen hadden een belangrijke functie als bescherming tegen overstromingen vanuit zee. Na de aanleg van dijken werden ze, ontdaan van hun nut, voor het grootste deel weer afgegraven. De vruchtbare grond naar elders verscheept.

Hoe rigoureus deze vorm van “mijnbouw” tekeer ging zie je het best in Hegebeintum. Alleen de grond onder de huisjes en de kerk werd met rust gelaten. Een getrapte betonnen steunwal geeft wellicht aan waar de laatste schep de grond in ging en de hele boel begon te schuiven. Iemand moet "stop" hebben geroepen. Net op tijd!

De Waddenzee is Unesco werelderfgoed en een uitgestrekt getijdenlandschap dat zich bevindt tussen de Noordelijke provincies en de Waddeneilanden. Vele duizenden jaren hebben eb en vloed dit prachtige natuurgebied gevormd tot wat het is. Een ongerept natuurgebied, barstensvol flora en fauna en een belangrijk foerageergebied voor trekvogels.

Hoewel het een enorm gebied is blijkt het lastig om het van dichtbij te zien en ervaren. Natuurlijk kun je in Friesland en Groningen vanaf en onder aan de dijk  het gebied bewonderen. Maar je moet al gaan wadlopen om het echt van dichtbij te bekijken. Wadlopen kun je echter maar op een aantal vaste plaatsen doen en ook nog eens uitsluitend onder begeleiding van een gids. In Friesland kan dit nabij Wierum, Paesens en Moddergat.

Niet bij Holwerd? Het is maar net hoe je het bekijkt. De pier van Holwerd is maar liefst bijna twee kilometer lang en ligt voor een groot deel in de kwelders en het slik van de Waddenzee. Als je parkeert op de kleine parkeerplaats ter plaatse van de dijkovergang heb je een mooie wandeling voor de boeg naar het einde van de pier.

Het fiets- en wandelpad ligt op een verheven talud zodat je een prachtig enigszins verhoogd uitzicht hebt. De eerste paar honderd meter loop je te midden van typische kwelders. Verschillende soorten begroeiing volgen elkaar op. Naarmate je de slikvelden nadert verandert het gebied. Van afbrokkelende grove sliksculpturen tot slikvelden met vloeiende vormen, doorsneden door slenken en geulen.

Vervolgens kom je terecht in een gedeelte waar de slikvelden door mensenhand  in stukken worden gesneden door rijshouten dammen. Deze hebben het doel om het slik te vangen zodat de kwelders door de jaren heen blijven aangroeien en niet afkalven.

De geïmproviseerde wad-wandeling eindigt aan het eind van de pier naast de aanlegsteiger van de veerboot naar Ameland. Er is een prima restaurant voor een hapje en een drankje. Deze keer strek je je benen, met de schoenen nog aan, halverwege het "wadlopen", want je moet nog wel terug.

Voorheen was het IJsselmeer de Zuiderzee. Tot het moment waarop in 1932 deze heuse zee werd afgesloten van de Waddenzee door middel van de Afsluitdijk. De aanleg van de Afsluitdijk was een waterstaatkundig meesterwerk van ingenieur Lely.  Sindsdien een van de paradepaardjes van Rijkswaterstaat.

Paradepaardje of niet, de Afsluitdijk heeft grote gevolgen gehad voor de lokale bevolking en aanliggende havenplaatsen en achterland. Vissers werd grotendeels hun broodwinning ontnomen alsmede de bijbehorende industriële activiteiten. Vissersdorpen en steden kwamen economisch in een neerwaartse spiraal en moesten andere vormen van inkomsten verzinnen. Het toerisme bleek voor veel plaatsen het enige perspectief.

Toch herinnert veel aan de Zuiderzee. Zeker in voormalige visserssteden en -dorpen als Stavoren, Hindeloopen, Workum en Makkum. Er liggen nog steeds geregeld vissersschepen aangemeerd en in het seizoen vele schepen van de bruine vloot maar het is een magere afspiegeling van wat het ooit geweest is als je oude foto's bekijkt van voor 1932.

Nu las ik laatst dat de Afsluitdijk is doorgestoken en dat er een zogenaamde vismigratierivier is gerealiseerd. Rijkswaterstaat schrijft op de website van de Afsluitdijk "De Vismigratierivier is een vernieuwend plan om de Waddenzee en het IJsselmeer weer met elkaar te verbinden".

Wikipedia zegt dat een zee "een grote hoeveelheid water is die in open verbinding staat met een andere zee". Ik weet niet hoeveel moeite het kost om een geografische naam te wijzigen maar wat mij betreft krijgt de Zuiderzee een comeback.


Uit de dorpscanons

Onderstaande vensters komen uit diverse historische canons die ontwikkeld worden op www.dorpscanon.nl

Walma state bestiet al salang, dat nimmen mear wit hoelang. De state stie der al foardat de âlde Middelseedyk oanlein waard. De namme seit it al “Walma state”, in state boud op de wâl (kant) fan de (Middel)see.

De pleats leit yn it deltagebiet fan de Ald Rien, lyk as it neiste buorskip Suderburen. De noardlike ôfsplissing fan de Ald Rien nei de Middelsee wurdt letter kanalisearre. Dit is de Folsgeasteropfeart. In wetterke dat hjirop út komt, is de âlde opfeart nei de pleats. By it oanlizzen fan de âlde Middelseedyk wurdt gebrûk makke fan de terpen dy’t der al binne. Walma State is ien fan de pleatsen op dizze dyk.

Walma state is fan âlds in aadlike state. De state hat fiskrjochten en rjocht op swannejacht. Op âlde kaarten stiet neist de pleats noch in wier. Yn 1511 wurdt der noch in stinsgrêft neamd.

Ut it Register fan oanbring fan 1511 docht bliken dat Epa Ighaz “eijgen geërffd” eigner is en Albert Hoytes pachtboer op de grutste pleats ûnder Folsgara. De buorkerij omfiemet LXXX (80) pûn lân, wêrfan “36 ponden Hooijland, 31 ponden Grasland en 7 ponden Reijdland”. It lân súdlik fan de pleats wurdt it “lege meden” neamd, dêr’t it rijeedmeer (reidmar) leit. It rijeedland (reidlân) leit tsjin de “die grote Rien”. Fierders is der noch “6 ponden saedlant leggende, om ende om op ende an Epas vors. stins graft”. Dizze stinsgrêft omklammet de stinswier en leit tsjin it “saedland” oan.

In oare namme dy’t brûkt wurdt foar stinswier is ‘wijer’. Dizze namme komme wy tsjin yn it Register fan oanbring by de buorman fan Epa Ighaz op Suderburen. Lolla Taekaz is hjir pachtboer en “dije halve huijssteed mijt die halve wijer hoert Epa voer XIV st “. Dat Epa Ighaz is eigner fan de stins op Walma state en besit de helte fan de wijer (wier) op Suderburen. 

Walma state leit net oan in trochgeande rûte. De âlde Middelseedyk is ein 12e iuw foar it grutste part fuortslein troch in stoarmfloed, nei alle gedachten yn 1170.  It rinpaad fan Folsgeare nei Easthim is de iennige lânferbining. It paad is ûngeskikt foar it ferfier fan guod. It is te smel en foar in grut part fan it jier ûnbegeanber. Ferfier oer wetter is de wichtichste ferbining oant yn 1914 de Easthimmerwei oanlein wurdt. Neidat de beweechbere brêge yn Easthim yn 1953 ferfongen wurdt troch in fêste brêge, is it foargoed oer mei it ferfier fan guod oer it wetter.

De hjoeddeiske tsjerke is fan 1770 en stiet op it stee fan in eardere Romaanske tsjerke. Net dat dizze âlde tsjerke no sa boufallich wie, neffens in tekening út 1723 (J. Stellingwerf), mar miskien moast it klokhûs wol fernijd wurde. Dit stie op in stiennen ferhevenheid tsjin de tsjerke oan. Hjoeddedei stiet it klokhûs los fan ‘e tsjerke. De tsjerke en klokhûs binne no eigendom fan de Stichting Âlde Fryske Tsjerken. Ienkear yn ‘e fjouwer wike is der hjoeddedei yn dizze tsjerke in tsjinst fan de Protestantse Gemeente fan Terkaple.

Eartiids, oan’t en mei de fyfticher jierren fan de 20ste ieu, foarme Goaiïngaryp mei it doarp Broek ien tsjerke gemeente. De dumny wenne yn de pastory te Goaiïngaryp. Wol wiene der twa tsjerken, ien yn Goaiïngaryp en ien yn Broek. De dumny waerd mei in roeiskou, yn waer en wyn, hinne en wer brocht. Dumny preke de iene sneins de moans yn Goaiïngaryp en de oare sneins de middeis yn Broek. Boppe de yngong fan ‘e tsjerke, op it súden, is in stien ynmitsele mei it opskrift: `De eerste steen deser Nieuwe kerke was gelegd door Frans Julius Johan van Eisinga aet 18 Kleinzoon van de heer Grietman Vegelin van Claerbergen`. Vegelin van Claerbergen wie doedestiids grietman fan ‘e grietenij Doniawerstal, wer’t Goaiïngaryp ta hearde. It bysûndere fan dizze nije tsjerke binne de seis brânskildere finsters, makke troch Ype Staak út Snits.

Yn elts finster steane nammen fan bestjoeders en kolleesjes yn ’e provinsje Fryslân en sels dy fan stêdhâlder Willem V. Nijsgjirrich oan dit finster is de hjir yn fermelde spreuk: `Honi soit qui mal i pense`, dy’t docht tinken oan it Ingelske Keningshûs (orde van de Engelse kouseband).

Op it westen fan de tsjerke stiet it klokhûs. Yn ‘e beneficiaal boeken út 1543 wurdt dit klokhûs al neamt. Der is doedestiids jild lient troch it ferkeapjen fan in perseel lân `tot strutuijr ende timmeringhe eens nijeuws klockhuijs`. En hjiryn hinget de swiere Salvatorklok fan 1135 kg, de swierste klok yn in klokhûs yn Fryslân. Dizze klok is, neffens it opskrift op ‘e klok, yn 1527 getten troch Gerardus van Wou út Kampen, in tige ferneamde klokkejitter.

De klok is yn ‘e oarloch troch de Dútsers út it klokhûs helle en opslein yn Giethoorn. Noch kin men de Letter M (de M fan monumint) sjen op ‘e klok. Nei de oarloch is de klok lokkich werom kaem en hinget no wer yn folle glory yn it klokhûs. Yn ‘e tsjerke stiet in hiel âld oerwurk út de sechstjinde ieu, dy’t om it healûre de tiid oanjouwt troch it slaan fan in hammer tsjin de klok. Yn ‘e hele oeren gelyk oan de oeretiid en yn it hjeloere ien slach. Eartiids waerd dit oerwurk twaris deis opwûn troch de skoalmaster en krige yn 1834 hjirfoar 20 goune jiers fan de gemeente Doniawerstal. Letter is dit oernommen troch de koster fan ‘e tsjerke. Hjoeddedei wurdt dit dien troch frijwilligers. De swiere Salvator klok wurdt noch let in oere foar it begjin fan de “preek” en by in begraffenis. En op âldjiersdei. By stil waer is it moaie lûd fan dizze klok fier te hearren oer gea, mar en poel.

Op dit plak binne yn 1933 Albert en syn frou Foukje Brink in bakkerij anneks winkel begûn. Op hûsnr. 11 stiet ûnderwyls in oare wenning . “Altyd dy hearlike rook, benammen as der sûkerbôle bakt waard", kaam de buorfrou har yn ’t sin. Troch de wike waarden de bestellingen foar bûtenút thûs besoarge troch soan Hyltje. De bewenners yn it doarp moasten de bôle sels helje, mar krigen dan in stik koarstekoeke as beleanning mei. Dat wie in soarte fan krûdkoeke dêr ’t de bakker de kanten fan ôfsnijde om wei te jaan oan de klanten. It wurdt dêrom ek wol kantkoeke neamd.

De winkel en bakkerij wiene it klopjende hert fan it doarp. Albert en Foukje wiene echte doarpsminsken en stiene altyd iepen foar de minsken fan it doarp. Sa hat Albert Brink him ek moai wat jierren ynset as foarsitter fan doarpsbelang. De bakkerij wie ek in soarte fan doarpsromte: mei sinteklaastiid koe men sjoele en balgoaie yn ’e bakkerij. Dy tradysje giet noch altyd troch, al is it plak feroare. Bakker Brink krige as earste in telefoan. As men belje woe, koe men dêr telâne, of de bakker kaam by dy lâns as der in berjocht foar dy wie. Jo wisten net better, sa groeiden wy op en it koe bêst. It hûs bestie, útsein de bakkerij, út in wenkeamer, in koken-keamer, in sliepkeamer en in winkel. De bern sliepten boppe op ’e souder.

De oven fan de bakkerij waard earstoan ferwaarme troch it ferbaarnen fan hout en turf. Letter waard de oven ferwaarme troch middel fan in oaljebrâner. De oalje waard opslein yn oaljefetten achter de bakkerij. Yn de oarlochsjierren waarden de ruten fan de bakkerij fertsjustere en learden ûnderdûkers de doarpsbewenners it skaken.