Nijsgjirrichheden yn Warns


Laaxum

Toen wij zo'n vijfentwintig jaar geleden in de Zuidwesthoek van Friesland kwamen wonen, hadden we nog niet zoveel van deze mooie water- en bosrijke omgeving gezien. Daarom gingen we regelmatig een tochtje maken.

Op een mooie zomeravond was het weer zover. We reden een eindje langs de IJsselmeerkust en belandden uiteindelijk in Laaxum. Onze hond mocht even uit de auto. Het was een grijze poedel, Kloris genaamd. Die naam deed hij eer aan, want hij was al een dagje ouder en aan beide ogen bijna blind. Maar enthousiast als altijd wipte hij de auto uit en... de haven in. We hoorden een hoop geplons en gespetter en ja hoor: daar zwom ons bejaarde hondje in de diepte van de grote zee.

De steiger was wel 2 of 3 meter hoog, dus daar kon hij onmogelijk bij opklimmen. Paniek in de tent dus, met twee baasjes met watervrees en de hond in de plomp. We zijn langs de kant gaan lopen tot aan de basaltblokken, steeds maar naar Kloris roepend. Uiteindelijk kroop hij nat, maar gezond en wel uit het water. Met de plaid uit de kofferbak, die normaal voor picknickdoeleinden werd gebruikt, hebben we hem droog gewreven. Eenmaal thuis hadden wij de schrik nog in de benen en lag Kloris te trillen in zijn mandje. Een hondenkoekje bracht hem gauw weer op krachten.

Vorige week waren we weer eens bij het haventje en kwam dit verhaal weer boven drijven. Kloris is uiteraard niet meer onder ons. Maar dit avontuur, dat plaatsvond op het mooiste plekje van Friesland, vertellen we nog steeds graag als anekdote op verjaardagsfeestjes.'

De Martinuskerk staat op een verhoogd kerkhof van het dorp dat ook al op een glaciale heuvelrug ligt. De toren is opgetrokken van tufsteen en dateert uit de tweede helft van de 12de eeuw. Hij bestaat uit een hoge, onversierde geleding waarin in het bovendeel aan noord- en zuidzijde rondboogvensters te zien zijn en aan de westzijde een groot spitsboogvenster staat. Het laatste is met rode baksteen dichtgemetseld. Na een geringe verjonging volgen nog twee geledingen met spaarnissen tussen hoekpenanten en onder rondboogfriezen. In de middelste geleding staat aan elke zijde een klein romaans venster en in de hoogste de rondbogige galmgaten. De kerk is in 1682 na een financiële impuls van de grietman geheel vernieuwd. Bovenin de monumentale zandstenen ingangspartij met dorische pilasters, een fries en een segmentvormig fronton werden naam en wapen van deze Gellius Wibrandus van Jongestal opgenomen. Daarboven staat een omlijst en van schedel en gevleugeld tijdglas voorzien ovaal venstertje ter verlichting van de orgelgalerij. Op gelijke hoogte zit in de noordmuur een gedenksteen van de eerste steenlegging en daarnaast zitten twee kleine vensters boven elkaar voor voorkerk en orgelgalerij. Verder is het schip aan elke zijde geopend met vijf grote rondboogvensters en in twee van de drie geveldelen van de sluiting staan ook dergelijke vensters. Aan de koorzijde is in de jaren 30 een consistoriegebouwtje aangebouwd.

De kerkruimte wordt gedekt door een houten tongewelf met trekbalken op korbeelstellen en muurstijlen die weer op pilasters rusten. De inventaris is van een eenvoudige voornaamheid. De preekstoel met gesneden festoenen op hoekstijlen en panelen staat met klankbord binnen het van balusters voorziene doophek, een ensemble uit de 17de eeuw. Bij de trap zit tegen de kuip een draaibare koperen doopbekkenhouder bevestigd. Binnen het doophek staan ook de eiken banken van de kerkenraad. Er zijn aan weerszijden nagenoeg gelijke herenbanken opgesteld. Ze hebben verhoogde rugschotten en kuifstukken met nog niet geïdentificeerde wapens. Het orgel op de westgalerij is in 1917 door A.S.J. Dekker gebouwd.