Nijsgjirrichheden yn Aldwâld


Allemastate

Het voorhuis van de huidige boerderij is een restant van de oude Allemastate. Het gebouw staat op een hoog gelegen terrein dat omgracht is geweest. De naam verwijst naar de vermoedelijke stichter, Redmer Allema, die voor het eerst in 1495 werd genoemd. Zijn nazaten, lokale bestuurders, bezaten de state tot in het begin van de zeventiende eeuw. In 1664 wordt de edele state Alma op de kaart van C. Schotanus vermeld. In 1698 geeft B. Schotanus echter Allema als boerderij weer. Dit lijkt tegenstrijdig maar is verklaarbaar door de volgende feiten.
De 75 centimeter dikke muren van de onderkelderde state wijzen op een oude zaalstins van omstreeks 1500. Hiervan zijn in de markante noordmuur de sporen van een oude toegang en vensters nog zichtbaar. De aanwezigheid hiervan wijst erop dat de oude zaalstins later zijn verdedigbare functie verloor en bewoonbaar werd gemaakt. Er werden nieuwe west- en oostmuren opgetrokken van de kloostermoppen van de afbraak. De aanwezige doorgang in de zuidmuur in de kelder heeft zijn functie verloren nadat de landbouwschuur in de achttiende eeuw achter de state werd aangebouwd. Later zijn er nog verbouwingen geweest waarbij de muren van de state verlaagd werden. De vrijgekomen kloostermoppen werden in de melkkelder verwerkt.
In 2007 is ten westen van de huidige, de oude westmuur opgegraven. Bodemvondsten maken een datering tussen 1570 en 1650 mogelijk. Met zijn kloeke muren is Allemastate één van de boeiendste oude exemplaren van een oude state.

Het kerkhof van de kerk van Oudwoude is door een boomzoom van de doorgaande weg afgeschermd. De laatgotische kerk is in de 15de eeuw gebouwd van afbraakmateriaal van de voorgangster. Het zes traveeën diepe kerklichaam heeft met eenmaal versneden steunberen en grote spitsboogvensters het kenmerkende metrum van de gotiek. Aan de noordzijde staat in de westelijke travee een dichtgemetselde ingang onder een segmentboog in een spitsbogige nis. In de overigens blinde noordmuur staat in de vierde travee een ingekort spitsboogvenster. De driezijdige sluiting heeft grote spitsboogvensters, waarvan de middelste ook is ingekort. De zuidelijke muur laat de gotiek in volle omvang zien. De westelijke travee bevat de nog steeds gebruikte ingang. Deze is segmentvormig gesloten en staat in een rijk geprofileerde spitsbogige nis en in een door profielsteen rechthoekig omkaderde, gepleisterde nis. Wellicht is dit een niet te repareren herinnering aan de periode (1880-1965) dat de hele kerk was gepleisterd. De toren is in de periode 1689-’94 afgebroken en het afbraakmateriaal is voor 37 gulden en 10 stuivers verkocht. Toen is de volledig gesloten en vlakke westelijke gevel totstandgekomen. Omstreeks 1880 is achter de westelijke gevel een vrij gedrukte houten dakruiter met ingesnoerd spitsje op het dak geplaatst.

Het interieur wordt gedekt door een vlak balkenplafond. Onder de vensters laat het muurwerk op onregelmatige plaatsen diepe spaarnissen zien. Tegen de noordwand geplaatste grote gebeeldhouwde rouwkassen beheersen de ruimte. Ze dateren uit de periode 1675 tot 1783 en gedenken, net als de twee ruitvormige rouwborden, leden van de families die op Fogelsanghstate in het nabijgelegen (kerkloze) Veenklooster resideerden. Op het kerkhof zijn dan ook grafkelders voor de families van Heemstra en Van Limburg Stirum. In de koorsluiting staat een eenvoudige (helaas grijs geschilderde) grote, overhuifde herenbank met Toscaanse zuilen. De eenvoudige preekstoel met klankbord en kussenpanelen op de kuip dateert uit de 18de eeuw. Het orgel is in 1856 gebouwd door L. van Dam en Zn. uit Leeuwarden.