De Jacobuskerk staat op een hoog kerkhof. Na een brand aan het einde van de 15de eeuw is de kerk uit de 13de eeuw omstreeks 1508 herbouwd in laatgotische vormen. Schip en koor zijn gemetseld van gemêleerd gele steen. Het lange schip met koortravee bezit grote spitsboogvensters met vorktracering. In de westelijke travee, geschoord door twee tweemaal versneden steunberen, staat de 19de-eeuwse rondbogige ingang met een klein spitsboogvenster erboven. In de tweede travee staat de oude ingang, een rondboog die in rood en wit is gekleurd. Hij wordt omkaderd door de verder over schip en koor doorlopende waterlijst. De vijfzijdige koorsluiting met tweemaal versneden steunberen heeft aan vier zijden spitsboogvensters gehad, waarvan drie met kleine gele steen tot diepe nissen zijn dichtgezet en waarbij de traceringen zichtbaar zijn gebleven. In de oostelijke sluitmuur zit een kleine diepe (beeld?) nis onder een ojiefboog. Eronder staat een later ingebroken ingang.
De noordmuur bezit drie spitsboogvensters, aan de oostkant een dichtgezette vlakke rond-bogige ingang en westelijk nog een geprofileerd exemplaar. Boven de laatste zit een gedenksteen uit 1591 met in dichtvorm een boodschap over de gelijkheid van de doden op het kerkhof. De in 1862 voor de kerk opgetrokken toren met mogelijk in de onderste geleding nog een kern van de oude toren is in drie geledingen met spaarvelden en –nissen opgetrokken en heeft een ingesnoerde spits.
Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf met trekbalken op korbeelstellen en muurstijlen. De preekstoel uit 1661 heeft gekorniste kuippanelen. Bijzonder zijn het zware, koperen balustradehek, de koperen lezenaar en het koperen haantje op een van de scharnieren van de deur. Het doophek is voorzien van balusters. Er staan drie 17de-eeuwse, drievoudige en dubbele overhuifde herenbanken met balusterhekken, waarvan een uit 1623 met een uitbundig kuifstuk waarin familiewapens, waaronder die van Jongema, zijn verwerkt. Aan de wanden hangt een groot aantal rouwkassen en –borden, vooral voor leden van de familie Sminia. Het orgel is in 1847 gebouwd door P.J. Radersma.