Leider können wir im Moment nur Teile dieser Website in deutscher Sprache zur Verfügung stellen. Für diejenigen Teile der Website, die noch nicht übersetzt wurden, empfehlen wir die Verwendung der unter dem Artikeltitel genannten Google Translate-Option.
Sint-Pancratiuskerk (protestants)
De kerk, in de middeleeuwen gewijd aan Sint-Pancratius, is in de eerste helft van de 13de eeuw in tufsteen gebouwd en in de tweede helft van die eeuw in baksteen verhoogd. In het begin van de 14de eeuw volgde de bouw van het vijfzijdig gesloten koor met steunberen. Volgens de gevelsteen is het koor in 1865 onder leiding van bouwmeester J.C. Bolmeijer ‘verbeterd en grootendeels vernieuwd’. De muren van het schip hebben een onregelmatige indeling. Hier en daar zitten nog velden tufsteen, maar baksteen overheerst. Op allerlei plaatsen zijn vensters van verschillende formaten en vormen aangebracht of juist dichtgemetseld. Aan de westzijde van de noordmuur staat een dichtgemetselde ingang. Die zal ook in de zuidmuur hebben gezeten en daar is deze vervangen door een spitsboogvenster.
Het onderste gedeelte van de vier geledingen tellende zadeldaktoren is omstreeks 1200 gebouwd met in de onderste twee geledingen rondbogige spaarnissen die in de tweede geleding fraaie driepasjes hebben. De toren bevat op de begane grond een fraai gemetseld, bakstenen, ribloos koepelgewelf. Een aanzienlijke verhoging volgde in 1554, waarvan een fraaie in gotische minuskels gestelde gevelsteen in de noordelijke muur getuigt. Daarna is de toren in 1703, 1714 en 1885 hersteld. In de vierde geleding zitten aan elke zijde twee galmgaten. De luidklok is van 1435.
Het interieur heeft koepelgewelven uit de 13de eeuw met in de eerste twee vakken acht ronde ribben, in het derde, het vieringvak, vier ribben en in de koorsluiting weer acht ribben. De gewelven kregen in de bouwtijd, de 13de eeuw, beschilderingen, maar bij een herstelbeurt in 1571 zijn de gewelven opnieuw gedecoreerd in de voor kerken zeldzame renaissancestijl. Een rolwerkcartouche met tekst getuigt daarvan: ‘Int jaer 1571 is deze kercke neis gerepareert unde ghestoffert bii tiden als den erbaren errentfeste luit. Klant, joncker unde hovelinck toe Godlinse …’. Aan de cartouche hangen blinde wapenschildjes aan ringen tussen koorden met kwasten. De zware renaissance-schilderingen domineren, slechts hier en daar schemert de 13de eeuw tevoorschijn. In het koorgewelf bijvoorbeeld, waar in de gewelfring het Lam Gods is afgebeeld en op twee gewelfschelpen de symbolen van twee evangelisten zijn te ontwaren. Het eerste gewelf is versierd met renaissance-ornament op en rond de ribben, waarbij, net als op de andere gewelven, de gesuggereerde ribklemmen opvallen. Ook is op dit gewelf een vrouwenfiguur in klokvormige rok en een man in lange mantel met een zwaard te zien, mogelijk het echtpaar dat opdracht gaf. De man kan ook Pancratius zijn die door onthoofding om het leven kwam. Het tweede gewelf is nog overdadiger versierd rond de ribben en de gordelbogen. Het derde gewelf is rustiger; op elk van de vier gewelfschelpen staat een mannenfiguurtje in Spaanse kledij die een soort schommel lijkt vast te houden.
In het in 1865 door een muur met vensters en doorgang afgescheiden koor staat een halfvrijstaand, hoog sacramentshuis uit de eerste helft van de 15de eeuw. Het is gepleisterd en beschilderd in een baksteenimitatie. Boven de nis zit gotisch traceerwerk in een zandsteenimitatie en daarboven een tweede nis met een bekroning van piramide-vormige pinakels. In de kerkvloer liggen gebeeldhouwde grafzerken, waarvan de zandstenen priesterzerk (1541) voor Werner Alberts in gotische stijl opvalt.
Het interieur bevat gaaf, deels eerste helft 17de-eeuws meubilair en kerkbanken met gedraaide knoppen. Tegenover de preekstoel staat een reeks banken met bolle en met rankwerk en parelsnoeren versierde randen op de borstweringen. Van de overhuifde en van gewrongen zuilen voorziene herenbanken tegen de scheidingsmuur dateert de zuidelijke met snijwerk in het rugschot uit de eerste helft van de 17de eeuw. De andere is een vereenvoudigde kopie uit 1921. De eenvoudige preekstoel met klankbord en hoekpenanten tussen onversierde panelen is in 1794 door C. Grashuis en A. Buining vervaardigd. Hij staat binnen een doophek met gesloten panelen. Het orgel is in 1704 gebouwd door Arp Schnitger in een kas, ontworpen door Allert Meijer met snijwerk van Jan de Rijk. Het instrument is in 1783 gewijzigd door een volgende befaamde orgelbouwer: A.A. Hinsz. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.
Locatie
Hoofdweg 36 - 9908PB, Godlinze
Colofon
Peter Karstkarel