Op een rood veld buigen twee eikentwijgen
met hun vrucht, zijn door schoon najaar gekleurd;
daaronder een gentiaan, die zich beurt
in zomers zonnig geel: sprekend zwijgen!
Dit vredige schild mag stemmen krijgen,
waarin stil klinkend bosverrassen gebeurt:
tere bloei wint steeds blijmoedig, schoon zij treurt
bij harde regen en 's onweers dreigen.
Het landgoed ademt uit luchtige dreven
onder zware kruinen vol geheim verhaal.
Paadjes door struweel willen dwaalzin geven.
Hoogbejaarde woudreuzen, in blad of kaal,
zien eerbiedig neer, beschermen klein leven:
nietig -maar onblusbaar!- brandt hier jeugdtaal.