https://www.frieslandwonderland.nl/print/hemelumer-oldeferd-en-noordwolde-in-de-atlas-van-schotanus

FrieslandBlog

Onderstaande vensters komen van FrieslandBlog. Wilt u ook schrijven over Friesland, meld u dan aan via het contactformulier.

Het dorp Raerd ligt ongeveer in het midden tussen Leeuwarden en Sneek. Je komt er als je op de A32 ter hoogte van Idaerd de afslag naar Sneek neemt. Er is iets bijzonders aan de hand met dit dorp. Ooit heeft er namelijk een prachtige state gestaan genaamd Jongemastate. Als je vanaf de N354 het dorp inrijdt zie je aan de rechterhand een prominent poortgebouw staan. Dit is het enige nog overeind staande restant van Jongemastate. Het poortgebouw geeft toegang tot het park Jongemastate.

In het poortgebouw zit een zware groene deur waarop met statige sierletters “gelieve de deur te sluiten aub”. Het is de moeite waard om het park eens te bekijken. Je vindt er stinzenflora en stenen restanten van de state die er eens gestaan heeft. Grote brokken zandsteen liggen her en der verspreid door het park alsof er een enorme explosie heeft plaatsgevonden.

Niets is minder waar. De laatste bewoner van Jongemastate was Burgemeester van Slooten. Hij was burgemeester van de gemeente  Rauwerderhem. Het voormalige gemeentehuis staat een eindje verderop.

Het is moeilijk voor te stellen maar toen hij verhuisde heeft hij de state met de grond gelijk laten maken. Misschien heeft hij tevergeefs een advertentie geplaatst in de Leeuwarder Courant met de vraag of iemand zijn ambtswoning zou willen overnemen voor een schappelijk prijsje.

Wellicht bij gebrek aan belangstelling heeft Burgemeester van Slooten er  korte metten mee gemaakt. Opgeruimd staat netjes moet hij hebben gedacht, terwijl hij de deur voor de laatste keer achter zich sloot!

Hegebeintum is een piepklein dorp in het Noordoosten van Friesland. Het ligt aan de weg van Ferwert naar Burdaard. Het staat bekend om zijn terp, met 8.80 boven NAP verreweg de hoogste van Friesland.

Bovenop de terp staat een (deels) middeleeuwse kerk met een paar huizen waaronder de voormalige pastorie. Verspreid om de terp en op de terprand een paar boerderijen, het monumentale Harsta-state en een dozijn huizen.

Gisteren was ik er op een druilerige dag in december. Voordeel van deze periode is dat de bomen rondom het kerkhof geen blad dragen. Daardoor heb je een optimaal uitzicht op de terp en haar bebouwing. Een ideale dag voor een “rondje om de kerk”.

Vanaf de parkeerplaats bij het bezoekerscentrum loop je via een voetpad van rode klinkers de terp op. De kerk is helaas dicht, want deze is aan de binnenkant ook de moeite waard. Er hangt een aantal historische houten rouwborden aan de muur. In de huizen brandt licht en de kachel. Aan de andere kant van de terp  loop je weer naar beneden, nu via voetpad van gele klinkers. Als je daarna links aanhoudt kom je gewoon weer uit waar je bent begonnen.

Het is moeilijk voor te stellen dat een dergelijk terp ooit door mensenhanden is gemaakt. Terpen hadden een belangrijke functie als bescherming tegen overstromingen vanuit zee. Na de aanleg van dijken werden ze, ontdaan van hun nut, voor het grootste deel weer afgegraven. De vruchtbare grond naar elders verscheept.

Hoe rigoureus deze vorm van “mijnbouw” tekeer ging zie je het best in Hegebeintum. Alleen de grond onder de huisjes en de kerk werd met rust gelaten. Een getrapte betonnen steunwal geeft wellicht aan waar de laatste schep de grond in ging en de hele boel begon te schuiven. Iemand moet "stop" hebben geroepen. Net op tijd!

De Waddenzee is Unesco werelderfgoed en een uitgestrekt getijdenlandschap dat zich bevindt tussen de Noordelijke provincies en de Waddeneilanden. Vele duizenden jaren hebben eb en vloed dit prachtige natuurgebied gevormd tot wat het is. Een ongerept natuurgebied, barstensvol flora en fauna en een belangrijk foerageergebied voor trekvogels.

Hoewel het een enorm gebied is blijkt het lastig om het van dichtbij te zien en ervaren. Natuurlijk kun je in Friesland en Groningen vanaf en onder aan de dijk  het gebied bewonderen. Maar je moet al gaan wadlopen om het echt van dichtbij te bekijken. Wadlopen kun je echter maar op een aantal vaste plaatsen doen en ook nog eens uitsluitend onder begeleiding van een gids. In Friesland kan dit nabij Wierum, Paesens en Moddergat.

Niet bij Holwerd? Het is maar net hoe je het bekijkt. De pier van Holwerd is maar liefst bijna twee kilometer lang en ligt voor een groot deel in de kwelders en het slik van de Waddenzee. Als je parkeert op de kleine parkeerplaats ter plaatse van de dijkovergang heb je een mooie wandeling voor de boeg naar het einde van de pier.

Het fiets- en wandelpad ligt op een verheven talud zodat je een prachtig enigszins verhoogd uitzicht hebt. De eerste paar honderd meter loop je te midden van typische kwelders. Verschillende soorten begroeiing volgen elkaar op. Naarmate je de slikvelden nadert verandert het gebied. Van afbrokkelende grove sliksculpturen tot slikvelden met vloeiende vormen, doorsneden door slenken en geulen.

Vervolgens kom je terecht in een gedeelte waar de slikvelden door mensenhand  in stukken worden gesneden door rijshouten dammen. Deze hebben het doel om het slik te vangen zodat de kwelders door de jaren heen blijven aangroeien en niet afkalven.

De geïmproviseerde wad-wandeling eindigt aan het eind van de pier naast de aanlegsteiger van de veerboot naar Ameland. Er is een prima restaurant voor een hapje en een drankje. Deze keer strek je je benen, met de schoenen nog aan, halverwege het "wadlopen", want je moet nog wel terug.

Voorheen was het IJsselmeer de Zuiderzee. Tot het moment waarop in 1932 deze heuse zee werd afgesloten van de Waddenzee door middel van de Afsluitdijk. De aanleg van de Afsluitdijk was een waterstaatkundig meesterwerk van ingenieur Lely.  Sindsdien een van de paradepaardjes van Rijkswaterstaat.

Paradepaardje of niet, de Afsluitdijk heeft grote gevolgen gehad voor de lokale bevolking en aanliggende havenplaatsen en achterland. Vissers werd grotendeels hun broodwinning ontnomen alsmede de bijbehorende industriële activiteiten. Vissersdorpen en steden kwamen economisch in een neerwaartse spiraal en moesten andere vormen van inkomsten verzinnen. Het toerisme bleek voor veel plaatsen het enige perspectief.

Toch herinnert veel aan de Zuiderzee. Zeker in voormalige visserssteden en -dorpen als Stavoren, Hindeloopen, Workum en Makkum. Er liggen nog steeds geregeld vissersschepen aangemeerd en in het seizoen vele schepen van de bruine vloot maar het is een magere afspiegeling van wat het ooit geweest is als je oude foto's bekijkt van voor 1932.

Nu las ik laatst dat de Afsluitdijk is doorgestoken en dat er een zogenaamde vismigratierivier is gerealiseerd. Rijkswaterstaat schrijft op de website van de Afsluitdijk "De Vismigratierivier is een vernieuwend plan om de Waddenzee en het IJsselmeer weer met elkaar te verbinden".

Wikipedia zegt dat een zee "een grote hoeveelheid water is die in open verbinding staat met een andere zee". Ik weet niet hoeveel moeite het kost om een geografische naam te wijzigen maar wat mij betreft krijgt de Zuiderzee een comeback.


Uit de dorpscanons

Onderstaande vensters komen uit diverse historische canons die ontwikkeld worden op www.dorpscanon.nl

Walma state bestaat al zolang, dat niemand meer weet hoelang. Het stond er al voordat de oude Middelzeedijk werd aangelegd.. De naam zegt het al “Walma state” een state gebouwd op de wal (oever) van de (Middel)zee.

De boerderij ligt in het deltagebied van de Ald Rien, net als het naastgelegen buurschap Suderburen. De noordelijke aftakking van de Ald Rien naar de Middelzee wordt later gekanaliseerd. Dit is de Folsgaasteropvaart. Een kreek die hierop uit komt, is de oude opvaart naar de boerderij. Bij de aanleg van de oude Middelzeedijk wordt gebruik gemaakt van de terpen die er al zijn. Walma State is één van de boerderijen op deze dijk.

Walma state is vanouds een adellijke state. De state heeft visrechten en recht op zwanenjacht. Op oude kaarten staat naast de boerderij nog een wier. In 1511 wordt er nog een stinsgracht genoemd.

Uit het Register van aanbreng van 1511 blijkt dat Epa Ighaz “eijgen geërffd” eigenaar is en Albert Hoytes pachtboer op de grootste boerderij onder Folsgara. De boerderij omvat dan LXXX (80) ponden land, waarvan “36 ponden Hooijland, 31 ponden Grasland en 7 ponden Reijdland”. Het land ten zuiden van de boerderij wordt het “lege meden” genoemd, waaraan het rijeedmeer (rietmeer) ligt. Het rijeedland (rietland) ligt tegen de “die grote Rien”. Verder is er nog “6 ponden saedlant leggende, om ende om op ende an Epas vors. stins graft”. Deze stinsgracht omsloot de stinswier en lag tegen het “saedland” aan.

Een andere naam die wordt gebruikt voor stinswier is ‘wijer’. Deze naam komen we tegen in het Register van aanbreng bij de buurman van Epa Ighaz op Suderburen. Lolla Taekaz is hier pachtboer en “dije halve huijssteed mijt die halve wijer hoert Epa voer XIV st “. Epa Ighaz is dus eigenaar van de stins op Walma state en bezit de helft van de wijer (wier) op Suderburen. 

Walma state ligt niet aan een doorgaande route. De oude Middelzeedijk is eind 12e eeuw grotendeels weggeslagen door een stormvloed, waarschijnlijk in 1170.  Het voetpad van Folsgare naar Oosthem is de enige landverbinding. Het pad is ongeschikt voor het vervoer van goederen. Het is te smal en voor een groot deel van het jaar onbegaanbaar. Vervoer over water is de belangrijkste verbinding tot in 1914 de Easthimmerwei wordt aangelegd. Nadat de beweegbare brug in Oosthem in 1953 wordt vervangen door een vaste brug, is het voorgoed voorbij met het goederenvervoer over water.

Het kerkje dateert uit 1770 en staat op de plek van een vorige kerk uit de Middeleeuwse tijd. Het eenvoudige kerkje is relatief jong (ongeveer 250 jaar) vergeleken met veel andere hervormde kerken in Fryslân. De kerk van Goingarijp valt onder de Stichting Alde Fryske Tsjerken. Waarom in 1770 het oudere kerkgebouw werd vervangen, is niet bekend. Op een tekening, gemaakt in 1723 door Stellingwerf, ziet het kerkje er niet bouwvallig uit. De Hervormde Gemeente van Goingarijp vormde samen met het drie kilometer verderop gelegen dorp Broek een gecombineerde kerkelijke gemeente. De dorpen deelden de predikant. 

Tot in de twintigste eeuw werd de dominee van het ene dorp naar het andere dorp geroeid. Dat was een hele opgave, zowel voor de roeiers als voor de dominee zelf, vooral als het slecht weer was. Boven de ingang aan de zuidzijde van de kerk is een steen ingemetseld waarop te lezen staat: `De eerste steen deser Nieuwe kerke was gelegd door Frans Julius Johan van Eisinga aet 18 Kleinzoon van de heer Grietman Vegelin van Claerbergen`. De kerk heeft zes gebrandschilderde ramen, gemaakt door Ype Staak, een 18e eeuwse glazenier uit Sneek.

Dat deze ramen in goede staat bewaard zijn gebleven, zegt vermoedelijk iets over de moeilijke bereikbaarheid van Goingarijp in de 18e eeuw. Aan de westzijde staat de markante klokkenstoel. Daarin hangt de Salvatorklok die in 1527 is gegoten door Gerhardus van Wou uit Kampen, een van de bekendste klokkengieters uit de late middeleeuwen. Met een gewicht van 1135 kg is het de zwaarste klok in een klokkenstoel in Friesland. Het luiden van de klok was van belang voor de arbeiders als sein om op te staan en naar het land te gaan of om te gaan eten. Maar ook bij hoog water werd de klok ter waarschuwing gebruikt.

Vroeger was het luiden de taak van de schoolmeester, die er in 1834 nog 20 gulden per jaar mee verdiende. Momenteel wordt het uurwerk twee keer per dag opgewonden door vrijwilligers. Vandaag de dag wordt de klok nog geluid ter aankondiging van de kerkdiensten, bruiloften en begrafenissen. Elke oudejaarsdag komen dorpsbewoners bij elkaar rondom de klokkenstoel om beurtelings hangend aan het touw het oude jaar uit te luiden. Als je op het juiste tijdstip rond de kerk wandelt, is de klok op de hele en halve uren te horen met zijn mooie vérdragende klank.

 

 

Op deze plek zijn in 1933 Albert en zijn vrouw Foukje Brink een bakkerij annex winkel begonnen. Op huisnr. 11 staat inmiddels een andere woning. “Altijd die heerlijke geur, vooral als er suikerbrood werd gebakken", herinnert een buurvrouw zich. Doordeweeks werden de bestellingen voor `bûtenùt` aan huis gebracht door zoon Hyltje. De inwoners in het `doarp` moesten het brood zelf halen, maar kregen dan wel als beloning een stuk `koarstekoeke` mee. Dit was een soort kruidkoek, waar de bakker de kanten van afsneed om weg te geven aan de klanten. Het werd daarom ook wel `kantkoek` genoemd.

De winkel en bakkerij waren het kloppend hart van het dorp. Albert en Foukje waren echte dorpsmensen en stonden altijd klaar voor de mensen van het dorp. Zo heeft Albert Brink zich ook vele jaren ingezet als voorzitter van Plaatselijk Belang. De bakkerij was ook een soort `doarpsromte`: met sinterklaas kon men sjoelen en ballengooien in de bakkerij. Deze traditie wordt nog steeds voortgezet, alleen is de plek veranderd.

Bakker Brink kreeg als eerste een telefoon. Als je wilde bellen kon je daar terecht, of de bakker kwam bij je langs als er een bericht voor je was. Je wist toen niet beter, zo was je opgegroeid en het werkte prima. Het huis bestond uit behalve de bakkerij, een woonkamer, een woonkeuken, een slaapkamer en een winkel. De kinderen sliepen boven op zolder.

De oven van de bakkerij werd in de beginperiode verwarmd door het verbranden van takken en turf. Later werd de oven verwarmd door middel van een oliebrander. De olie daarvoor werd opgeslagen in olievaten achter de bakkerij. In de oorlogsjaren was de bakkerij verduisterd en leerden onderduikers de dorpsbewoners schaken.