Meint Wiegersma, de eerste voorzitter van It Fryske Gea, vond in 1926 de bospaardestaart in het Skiedingsboskje. Het was in de tijd dat It Fryske Gea nog niet eens bestond en de bospaardestaart elders in Fryslân niet voorkwam. Het bosje werd in 1958 door It Fryske Gea aangekocht. Het is een heel klein loofbosje, een eilandje in het cultuurland, dichtbij het steeds verder oprukkende Drachten. In het bosje zelf groeit de bospaardestaart niet meer, maar vreemd genoeg wel in de slootkant en in een smalle bufferzone tussen het Skiedingsboskje en het aangrenzende perceel. Inmiddels is de zeldzame plant ook elders in de provincie opgedoken.In 2008 zijn drie gerestaureerde pingoruïnes op een bedrijventerrein langs de A7 overgedragen aan It Fryske Gea. De pingoruïnes zijn restanten van een pingo, een ijsheuvel uit de ijstijd. Water borrelde hier door de verder grotendeels bevroren bodem naar boven. Hierdoor groeide er een steeds hoger wordende ijsheuvel. De grond bovenop gleed naar de zijkant en zo ontstond een meertje met een aarden wal. In veel gevallen groeiden de meertjes helemaal dicht en werd de aarden wal vlak geschoven. De pingoruïnes zijn door de restauratie drie mooie zoetwatergebiedjes geworden.