De diaconie van Nijeberkoop, de kerkelijke armenzorg, vond dat de plaatselijke bevolking ’s winters geen kou moest lijden. Uit de Diakonievene werd daarom turf gegraven. De restanten van deze vervening en het graafwerk vormen een grote pingoruïne. Eromheen ligt een stuifwal met bomen die de omgeving een heuvelachtig aanzien geeft.It Fryske Gea dat in 1953 eigenaar werd van het gebied, richt het beheer vooral op een spontane ontwikkeling met begrazing door Galloway runderen. De plassen zijn helemaal afhankelijk van regenwater. ’s Winters kan het peil daardoor flink hoog zijn. Naast de bestaande Diakonievene is een stuk landbouwgrond onder handen genomen. De voedselrijke bovenlaag is afgegraven en het oorspronkelijke reliëf is hersteld. Er zijn plasjes gegraven waarin het water, net als in de slenken, blijft staan. Het geheel van plassen en heide oefent aantrekkingskracht uit op adder, ringslang, levendbarende hagedis, gewone pad, groene- en bruine kikker en heikikker. En de das en vos wonen hier naast elkaar.De Diakonievene is vrij toegankelijk.Er is een gemarkeerde route uitgezet, gecombineerd met een wandeling over de Delleboersterheide.