Bezienswaardigheden in Wirdum


Barrahuis bij Wirdum

Barrahuis is een buurtschap onder Wirdum, nog geen 4 kilometer van Leeuwarden aan de Brédyk. Plaatsnaamborden ontbreken, maar in de weinige bebouwing komen we driemaal de naam Barrahuis tegen. Dat is het pand met de achttiende eeuwse rococogevel met de naam 'Barrahuis', aan de oostkant van de weg de naam 'Nij Barrahuis' en aan de westkant van de spoorweg de naam 'Ald Barrahuis'.

Van de bebouwing zijn er drie voormalige boerderijen waarvan de schuren zijn verdwenen. Het meest opvallende is het pand Piskhoarnedyk 3. In 1909 kocht de bewoner, veehouder S. Cuperus, een stelpboerderij op afbraak in Tjaard ten zuiden van Wirdum. De Wirdumer timmerman Sijbrandy kreeg opdracht de boerderij af te breken en het materiaal te vervoeren, naar de Brédyk te brengen en langs deze weg de stelp weer op te bouwen (thans Brédyk 20). Het grootste deel van het transport werd over de nog bestaande vaarwegen afgelegd. De totale kosten hebben Fl. 9000 bedragen, waarvan Fl. 4000 meerkosten, waaronder een nieuwe voorgevel. Daarna werd de schuur van Piskhornedyk 3 afgebroken en het woongedeelte verbouwd tot twee arbeiderswoningen. De kunstschilders Piet van der Hem en Ids Wiersma hebben er ook een poos gewoond. Thans is het een woonhuis voor één gezin.

Het pand met de mooie voorgevel was een boerderij waarvan de schuur door de aanleg van de spoorweg naar Zwolle in 1867 moest verdwijnen. In opdracht van de spoorwegmaatschappij werd ter vervanging 'Ald Barrahuis' gebouwd, waarvan de eerste steen op 29 maart 1867 werd gelegd. De schuur van 'Nij Barrahuis' werd in 1979 door brand verwoest en de veehouder heeft toen zijn bedrijf verplaatst naar de westkant van de spoorwegovergang.

Bij 'Nij Barrahuis' is een scherpe bocht naar rechts om de spoorwegovergang haaks over te kunnen steken. De bomenrij aan de oostkant van de weg laat zien dat de weg eerder rechtdoor liep en over een grote lengte de spoorlijn passeerde.

Vermeldenswaard is dat 'Ald Barrahuis' aan de Kempenaarsreed ligt, maar als adres Brédyk 28 heeft. Vandaar een betonnen paal aan het begin van de Kempenaarsreed, met het nummer 28.

De Martinuskerk staat in het midden van het dorp op een niet afgegraven terpgedeelte. Aan de noordzijde is tufstenen muurwerk aangetroffen. Maar het huidige bakstenen bouwwerk stamt uit de 13de eeuw. Het muurwerk is vrijwel overal door reparaties en beklampingen verstopt geraakt. Het vijfzijdig gesloten koor laat zich als oudste deel kennen met fragmenten rondboogfries. Veel later kwamen daar grote spitsboogvensters. In de 13de eeuw kwam de noordelijke aanbouw tot stand, de zogeheten Oenema-Cammingakapel die drie grote korfbogige spaarnissen bezit. Ook aan de zuidzijde kwam een kapelachtige uitbouw. Inwendig zijn ze beide door een scheiboog met het schip verbonden. De zuidelijke aanbouw is in de 14de eeuw door een toren vervangen. Dat was merkwaardig, want de kerk had al een tufstenen toren aan de westzijde. Tot de 17de eeuw heeft de kerk twee torens gehad. Toen is de westtoren gesloopt. In 1716 kreeg het schip aan die zijde een driezijdige sluiting.

Het inwendige wordt gedekt door een houten tongewelf. Het meeste meubilair, zoals preekstoel met klankbord, is eenvoudig. Enkele van de overhuifde herenbanken hebben snijwerk in de rugschotten. In de vloeren ligt een collectie fijn behakte grafzerken, ook in de noordelijke kapel, de ‘sepulchrum familiae Kamminghanae in Wirdum’, zoals een van de zerken geeft te lezen. Daar ligt een zandstenen gotische priesterzerk voor Bucko (overleden 1509). Verder een exemplaar door Benedictus Gerbrandtsz. en een van de fraaiste renaissancezerken van Friesland, die voor Wittio van Camstra, in 1558 vervaardigd door Vincent Lucas. Verder een zerk door Dirck Lieuwes, een prachtige portretzerk door Jacob Lous (1616) voor Wytse van Camminga en Rixt van Roorda en een barok exemplaar met Julius van Eysinga in volle wapenrusting in hoogreliëf uit omstreeks 1640. Het monumentale orgel is de trots van de kerk. In 1688 bouwde Jan Harmens van Berlikum een nieuw instrument, dat in het van 1785 tot 1790 door Lambertus van Dam gebouwde instrument met een kas in Lodewijk XVI-stijl en snijwerk van Jacob Swalue werd opgenomen.