De kleine, torenloze Vituskerk staat op een hoog terprestant van het dun bebouwde dorp. Het koor dateert uit de eerste helft van de 12de eeuw, het schip van even later en de kerk is in de 16de eeuw verhoogd. In de benedenzone van de vijfzijdige koorsluiting is nogal wat tufsteen door baksteen vervangen, maar de bovenzone is van tuf. Er zitten enigszins beschadigde muurschalken en twee kleine rondboogvensters die beide zijn dichtgemetseld. In de zuidelijke zijde kwam een groot rondboogvenster hiervoor in de plaats. Van de tufstenen schipmuren is de noordelijke het best bewaard gebleven. De bovenzone is geleed door brede spaarvelden, gedekt door een rondboogfries en voorzien van kleine rond-boogvensters die alle zijn dichtgemetseld. Op de westhoek staat nog een half exemplaar als getuige dat de kerk daar langer is geweest.
In het oostelijke gedeelte zit een rondbogig spoor van een piscina of hagioscoop. Verder westelijk zien we een dichtgezette ingang met een boog die licht sikkelvormig is. Aan de westzijde staat de van dieprode baksteen gemaakte gotische (begin 16de eeuw) ingang, segmentvormig gesloten en in een spitsboognis met een kraalprofiel. De zuidgevel en de eerste sluitmuur kregen in de 16de eeuw en in 1836 spitsboog- en rondboogvensters. De muurdammen ertussen laten tufsteenwerk zien met fragmenten rondboogfries en verschillende sporen van romaanse vensters. Er zit bovendien een klein fragment van een rondbogige ingang. Aan de westzijde staat een geprofileerde, gedrukt korfbogige ingang. De driezijdige westelijke sluiting is van gele steen van klein formaat gemetseld nadat de toren in 1842 was ingestort. Tegen het dak is toen een klokkenstoel gehangen. De houten uitbouw aan de noordzijde is in 1874 getimmerd op de plaats waar eens een kapelaanbouw stond.
Het interieur wordt gedekt door een vlakke balkenzoldering. In de wanden zitten veel nissen. Er is een vrij jonge maar smaakvolle inventaris te vinden met een preekstoel (waarschijnlijk 1836) met klankbord, een doophek met balusters, een avondmaaltafel met balpoten, een altaarsteen van roze Bremer zandsteen in de koorvloer en een westgalerij met wigvorm waarop een orgel uit 1874.