Tussen de boomsingels in "de Wâlden" liggen kleine waterplasjes. Op het eerste oog lijken ze niet bijzonder, maar schijn bedriegt. Het gaat om restanten van pingo’s uit de laatste ijstijd die vooral in geologisch opzicht waardevol zijn.
Pingo’s zijn van oorsprong vorstheuvels, ontstaan in permanent bevroren grond tijdens langdurige perioden van extreme kou. Bij Burgum is dat in de laatste ijstijd geweest, ruim twintigduizend jaar geleden. Toen het klimaat iets milder werd, smolten de ijslenzen tot meertjes, omrand door de nog bestaande ringdijkjes.
In de loop der jaren zijn veel pingoruïnes verloren gegaan. Ze werden als nutteloze dobben beschouwd en gedempt. Soms zelfs met huisvuil of agrarisch afval. In de omgeving van Burgum is nog een twaalftal overgebleven.
De Dobben Hurdegarypsterwarren zijn vrij toegankelijk.