De kloeke toren van Wijckel is van verre zichtbaar boven het geboomte van het Coehoornbos. De bakstenen toren is in de 15de eeuw in drie door waterlijsten gescheiden geledingen opgetrokken. In de westelijke muur staat de rondbogige ingang (waarschijnlijk 1671) met daarboven een flink spits boogvenster. De tweede geleding bezit ondiepe spitsbogige nissen en in de derde geleding zien we slanke rondbogige galmgaten. De geveltoppen van het zadeldak zijn in 1671 vernieuwd.
In verhouding tot de toren is de kerk bescheiden. De muren van bruine baksteen zijn ongeleed. Aan de zuidzijde staan vier grote spitsboogvensters, aan de noordzijde één en in twee van de drie sluitingszijden ook twee van dergelijke vensters. Het interieur van de kerkzaal wordt gedekt door een gedrukt tongewelf met trekbalken. De sfeervolle inrichting met evenwich-tig meubilair wordt gedomineerd door het aandachttrekkende praalgraf van de strateeg en vestingbouwer Menno van Coehoorn. Op de van zwart en wit marmer samengestelde tombe met reliëfs met het krijgsbedrijf, ligt de geharnaste held uitgestrekt op zijn rechterzij met het door hem uitgevonden Coehoornmortier voor zich. Het is na de dood (1704) van Coehoorn door zijn kinderen in de kerk geplaatst. Daniël Marot ontwierp het en Pieter van der Plas voerde het uit.
De kerk bezit nog marmeren epitafen voor Frederik Willem graaf van Limburg Stirum en diens gade Theodora van Coehoorn en voor Hendrik Casimir van Coehoorn en er zijn ook nog grafstenen voor leden van andere belangrijke families. De gesneden preekstoel met klankbord staat binnen een doophek met balusters en ertegenover staan twee overhuifde herenbanken. Het orgel is in 1900 gebouwd door Bakker & Timmenga.
Enkele kilometers ten noordwesten van Wijckel rijst de kerktoren van Harich uit het geboomte op, een toren die mogelijk uit de 12de eeuw dateert. Hij is later verhoogd en waarschijnlijk in 1603 van een stenen spits voorzien. De kerk is na een storm in 1663 herbouwd en ook deze bevat een marmeren grafmonument, namelijk voor Ulbo Aylva Rengers en Nicasia van der Haer die aan het einde van de 18de eeuw overleden.